Toespraak minister Ter Horst bij presentatie landelijke normstelling voor een veilige publieke taak

Dames en heren,

Het filmpje dat we net zagen maakt duidelijk waar het om gaat. Werknemers die ettelijke keren worden uitgescholden of erger.
Werknemers die – zoals iemand dat treffend zegt in de film – worden gezien als iets dat in de weg staat en opzij moet.

In de eerste honderd dagen van mijn ministerschap sprak ik zelf werknemers met een publieke taak onder wie een Rotterdamse tramconducteur en een parkeercontroleur. Gesprekken over wat ze dagelijks meemaken. Indrukwekkende gesprekken. Natuurlijk, je weet dat agressie bestaat. Maar als je direct uit de praktijk hoort wat agressie bij iemand aanricht die gewoon zijn werk doet voor u en mij, dan kun je je nauwelijks voorstellen dat iemand dit zijn medemens aandoet.

Maar de feiten spreken voor zich. Uit het onderzoek ‘ongewenst gedrag besproken’ van september vorig jaar, blijkt dat 2 op de 3 werknemers dat jaar te maken heeft gehad met een vorm van ongewenst gedrag. Bij het ziekenhuis- en onderwijspersoneel was dit 69 procent, gemeenteraadsleden 41 procent, ambulancediensten 89 procent en de NS 98 procent.

“De grens is bereikt”, zegt een van de mensen in de film. Ik sluit me daarbij aan. We moeten de rijen sluiten in de aanpak tegen dit soort agressie.

Vandaag zetten we in die aanpak een nieuwe stap.
Gezamenlijk stellen we ons als werkgevers en werknemersorganisaties op achter onze mensen. De centrale boodschap van de normstelling die we vandaag presenteren is helder: agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak accepteren wij nooit, onder geen enkele voorwaarde.

De landelijke normstelling bestaat uit vier regels. U ziet ze op het scherm.
1. Agressief of gewelddadig gedrag tegen werknemers met een publieke taak wordt nooit getolereerd.
2. Geef de professional de ruimte om zijn werk te doen.
3. Volg de aanwijzingen van de professional op.
4. Verstoor de (bedrijfs)orde niet.

Er zijn tenminste drie redenen om hier achter te staan.

Ten eerste: de vraag naar een norm kwam vanuit de praktijk.
Er was de roep om houvast omdat in de praktijk de grenzen van wat acceptabel is verschillend worden geïnterpreteerd.
Er was de roep om een eenduidige landelijke lijn. Dat helpt werknemers om op te treden en het verlaagt de drempel om melding te maken van een voorval of aangifte te doen.

Een van de experts die we hebben geraadpleegd zei het heel concreet:
Er is behoefte aan zoiets als een bordje in de trein met de tekst “stiltecoupe”. Aan zo’n bordje kun je refereren als je iemand tot de orde wil roepen. Het gaat makkelijker als je kunt wijzen naar iets.
In feite kunt u de normstelling zien als zo’n bordje.
Het is een steun in de rug voor al die mensen die publieke taken uitvoeren: van verpleegkundige tot tramconducteur, van medewerkers sociale dienst tot politieagent.

Ten Tweede: de reden om de normstelling te steunen is dat de normstelling van ons allemaal is: het is een gezamenlijk initiatief. Vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers van de overheid en sectoren met een publieke taak: allen staan hier achter.
En om dit te bewijzen zetten we straks onze handtekeningen.

En ten derde kan iedere sector met zijn eigen huisregels aansluiten op de vier basisprincipes. Dat moet ook omdat de omstandigheden nogal verschillen: een ambulancemedewerker heeft met heel andere situaties te maken dan iemand van de sociale dienst.

De normstelling slaat uiteraard ook op onszelf.
Wij mogen van burgers verwachten dat zij ons met respect bejegenen, maar burgers mogen dit eveneens van ons verwachten.
Doen we dat niet, dan zijn we niet geloofwaardig. De Nationale Ombudsman wees in zijn jaarverslag ook op dit principe van wederkerigheid. Uiteraard moeten we kritisch naar ons eigen handelen kijken. Maar ik zeg er dit bij.
We hebben misschien wel te lang gevonden dat de professionals zich maar moesten aanpassen. Uitspraken als: ‘je moet er maar mee leren omgaan, het hoort erbij’ spreken boekdelen.
Krijg maar snel een dikke huid, dan wordt je vanzelf ongevoelig voor agressieve uitingen.

In dat opzicht maken we een breuk met het verleden. Onze aanpak is dadergericht.
Ten eerste accepteren we in het geheel geen ongewenst gedrag, in wat voor omstandigheden dan ook. Op die manier worden alle werknemers beschermd, ongeacht of zij een dikke of een dunne huid hebben.

Ten tweede treden we adequaat op als mensen het slachtoffer zijn van incidenten, met snel ingrijpen - lik op stuk beleid – en het vervolg geven aan een aangifte. Heel belangrijk, zeggen de slachtoffers zelf.
We moeten ervoor zorgen dat werknemers niet alléén de strijd aangaan.
Uit rechterlijke uitspraken blijkt dat de dadergerichte aanpak effect heeft. Vorige maand kreeg iemand die een wijkagent had verwond niet alleen een forse taakstraf maar ook een boete van 5000 euro voor de geleden immateriele schade. Dat gaf veel genoegdoening.
Het mooiste is - tenslotte - als het niet tot incidenten komt. De normstelling is uiteindelijk bedoeld om mensen tot bezinning te laten komen. Met welke publieke organisatie mensen ook te maken hebben: zo gaan we met elkaar om!
Ik roep dan ook iedere werkgever binnen de overheid op: laat zien dat u er achter staat. Dat kan ook letterlijk. Ga naar de website www.veiligepublieketaak.nl en laat de naam van uw organisatie opnemen in de lijst van organisaties die zich met naam en toenaam achter de normstelling opstellen. Op de site vindt u bovendien veel praktische informatie die u kunt gebruiken voor een effectief veiligheidsbeleid.
Laat zien dat uw handtekening niet voor niets onder de normstelling staat. Ik wens u allen veel succes in de aanpak tegen agressie. U weet het nu zeker: u staat er niet alleen voor.