Toespraak minister Ter Horst bij opening 30e internationale conferentie Capital Policing Europe

Toespraak minister Ter Horst bij opening 30e internationale conferentie Capital Policing Europe in Amsterdam.

Goedemorgen! Hartelijk welkom in Amsterdam.
Ik realiseer me dat ik in dit gezelschap eigenlijk een vreemde eend in de bijt ben. U heeft gemeenschappelijk dat u allemaal in een Europese hoofdstad werkt. Ik niet.
De Nederlandse regering zetelt in Den Haag. Ik ga u niet vermoeien met de historische achtergrond daarvan. Wel wil ik wijzen op één bijzonder historisch feit: dit jaar is het precies 200 jaar geleden dat Amsterdam de hoofdstad van Nederland werd.

Tweehonderd jaar terugkijkend is één ding zeker: zo’n bijeenkomst als vandaag was toen onmogelijk. Europa was sterk verdeeld. We gingen elkaar te lijf. Het waren de jaren van het keizerrijk van Napoleon. Hij voerde strijd tegen Engeland, Rusland en de Pruisen. Nederland mocht van de Fransen niet handelen met Engeland. Voor de kust lag een blokkade.
Houdt u deze achtergrond in het achterhoofd: het is bijzonder dat u deze week – zonder oorlog neem ik aan - met elkaar doorbrengt!

Er is heden ten dage meer eenheid in Europa. Mijn boodschap is dat we daar nog veel beter van kunnen profiteren. Door van elkaar te leren en samen te werken. Dat is wat de burgers van ons mogen verwachten. Om twee redenen:
Ten eerste hebben we als overheid de morele plicht om voor onze inwoners alles te doen wat in ons vermogen ligt om de veiligheid te bevorderen en criminaliteit tegen te gaan. We hebben die morele plicht des te meer omdat we binnen de EU onze grenzen hebben opengesteld waardoor een vrij verkeer van mensen en middelen mogelijk is.

Ten tweede vragen de veiligheidsvraagstukken van deze tijd om een internationale aanpak. Ik noem een aantal van deze vraagstukken die rechtstreeks verband houdt met het thema van het congres: “ondermijning en ongelijkwaardigheid”.

Bijvoorbeeld het groeiend probleem van georganiseerde criminaliteit. Zoals de activiteiten van criminelen in de vastgoedsector, een van de meest ongecontroleerde branches en iets wat juist speelt in de hoofdsteden met alle grote bouwprojecten.
Criminelen gebruiken de schemering van die branche om hun vermogen te investeren of te witten. Alleen in Nederland al schatten we het bedrag dat daarin omgaat op zo’n 19 miljard euro per jaar. Hiervan lijkt 14 miljard afkomstig te zijn van internationale criminele activiteiten.
Wat is 14 miljard? Om u een idee te geven: daar kunnen we bijna vier jaar de Nederlandse politie mee financieren.

Andere typisch grootstedelijke voorbeelden zijn de mensenhandel en de handel in drugs. Illegale activiteiten die vaak plaatsvinden achter een masker van legaliteit. Achter een afgegeven vergunning voor een horeca-vestiging kan een bloeiende handel in drugs of mensen plaatsvinden.

Als we niet oppassen lopen we gevaar dat de onderwereld zich sluipenderwijs nestelt in de bovenwereld. Die vorm van ondermijning is natuurlijk voor geen enkel land acceptabel.

Als wij deze zaken daadwerkelijk willen aanpakken, dan kunnen we het niet overlaten aan alleen justitie en politie. Zonder de inzet van de Belastingsdienst en zonder de inzet van het openbaar bestuur kunnen we de criminaliteit niet effectief bestrijden.

Nederland is één van de landen die werk maakt van deze bestuurlijke aanpak. Misschien denkt u als stoer politieman: administrative measures, dat klinkt als geschuif met papier. Bureauwerk. U associeert het misschien niet direct met het vangen van boeven.
Dat is ten onrechte. Vraagt u het maar na aan Job Cohen, de burgemeester van Amsterdam. Hij kent de harde kanten van deze vorm van samenwerking tussen verschillende overheidsdiensten. Vergunningen worden opgezegd of geweigerd, wanneer er vermoedens bestaan dat de financiering van een onderneming dient voor het witten van zwart geld. Vraagt u deze week naar de ervaring van Amsterdam in het Red light district en het bouw-project de Zuid-As en laat u overtuigen.

Mijn boodschap aan u is: neem deze ervaringen mee naar uw eigen land. Kaart de aanpak aan met uw partners binnen de overheid. Gebruik uw invloed.
Want als we ons beperken tot een nationale aanpak, dan bereiken we niet meer dan verplaatsing van criminele activiteiten. Bijvoorbeeld van Amsterdam naar Londen of Berlijn. Dat wilt u niet.
Daarom is Nederland bezig om voor deze bestuurlijke aanpak internationale aandacht te krijgen – bij de Europese Unie en bij de Europese Commissie. Het gaat langzaam, maar er is beweging.

Ook op een ander punt kunnen we elkaar versterken. Ik heb het over het verschijnsel van polarisatie en radicalisering en extremisme.
U kent allemaal het probleem want alle Europese hoofdsteden karakteriseren zich door een heterogene bevolking. Het debat over de positie van nieuwkomers heeft zich verscherpt, zeker in Nederland. Het is een debat dat plaatsvindt in de politiek, maar ook op straat. Aanleiding is vaak de botsing van culturele en religieuze opvattingen, normen en gebruiken.

Wat betekent die spanning voor een grootstedelijk politiekorps?
Ten eerste bent u zelf een deel van de oplossing. Ik ben ervan overtuigd dat een divers samengesteld politiekorps een sterker politiekorps is. Een korps dat een afspiegeling is van de samenleving wekt acceptatie en vertrouwen in de hand.
Een blank politiekorps in een multiculturele hoofdstad werkt contraproductief. Daarom heeft de Nederlandse politie een nationaal expertise centrum voor diversiteit, en daarom beloon ik jaarlijkse de beste initiatieven op dit terrein met een bedrag van 1,5 miljoen euro.

Ten tweede heeft iedere grootstedelijke politiekorps te maken met het verschijnsel van polarisatie en radicalisering.

Het probleem in een multiculturele samenleving is niet het openbare debat. Het probleem is het isolement. Het isolement dat sommigen verkiezen om wat voor reden dan ook. Het probleem is dat mensen zich afkeren en afsluiten van de samenleving en de democratische spelregels niet willen onderkennen, zoals het basisprincipe van gelijkwaardigheid.

Polarisatie en radicalisering lijken in Nederland toe te nemen. Vooral onder jongeren onder 30 jaar. Het gaat daarbij vooral om de islamitische radicalisering en de rechts-extremistische radicalisering.

Vorig jaar heeft de Nederlandse regering een actieplan gepresenteerd en een van de uitgangspunten is community policing. De politie is één van de spelers. Samen met scholen, kerkgenootschappen en lokale ambtenaren pakken we signalen van radicalisering op en gaan ze tegen.

Nederland heeft de wijsheid niet in pacht en we zijn benieuwd naar uw mening over die aanpak. U werkt in de grote steden, u heeft de ervaring. Laat ons weten wat u vindt van die aanpak want dat kunnen we meenemen in een Europese aanpak die we nu aan het opzetten zijn.

Ik kom tot een afronding. Ik stel vast dat er veel gebeurt op het gebied van Europese veiligheidssamenwerking. We hebben de afgelopen 10 jaar grote vorderingen gemaakt als het gaat om wet- en regelgeving. Er is meer uitwisseling van informatie mogelijk.
Is dit genoeg? Nee.
Het is nog te veel papier en te weinig praktijk. Neem autodiefstal. Het is al jaren mogelijk om gegevens over gestolen auto’s onderling uit te wisselen om te kunnen achterhalen waar een gestolen auto zich bevindt. Maar in de praktijk gebeurt dit weinig, simpelweg omdat de technische en organisatorische mogelijkheden er nog niet zijn.
Het gevolg is dat er in Nederland zo’n 8.000 auto’s per jaar worden gestolen die vermoedelijk naar het buitenland zijn gegaan. Van de 17.000 gestolen voertuigen wordt “maar” 50% teruggevonden.

Het is dus nodig dat verantwoordelijke autoriteiten op Europees niveau wakker liggen van dit uitvoeringsprobleem. Het is nodig dat uw internationale werk beter kan worden afgestemd. Ik vind het daarom van belang dat er op Europees niveau een Permanente Comité komt dat dit uitvoeringsaspect van de interne veiligheid bewaakt. Een voorstel dat is opgenomen in het nieuwe Verdrag van Lissabon.

Maar met het optuigen van Europese organisaties alleen komen we er niet. Wil Europese samenwerking echt van de grond komen dan zijn daar mensen voor nodig zoals u die elkaar opzoeken. Daar begint het mee. U heeft daar deze week alle gelegenheid voor. Ik wens u daarbij veel inspiratie en plezier.