Brief aan de Tweede Kamer over de fiscaliteit van dienstauto's van gemeente- en provinciebestuurders

Brief aan de Tweede Kamer over de fiscaliteit van dienstauto’s. Deze brief dient ter aanvulling op een eerdere brief terzake.

Bij brief van 28 maart 2007 heb ik u geïnformeerd over het onderzoek dat de belastingdienst verricht naar het gebruik van dienstauto’s door onder meer burgemeesters.[1] Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik er vanuit moest gaan dat ook ik een naheffing zou krijgen voor het gebruik van de dienstauto in mijn vorige functie als burgemeester van Nijmegen. Om iedere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, heb ik toen de Minister van Financiën verzocht om het overleg over deze aangelegenheid met het Georganiseerd Overleg burgemeesters voor zijn rekening te nemen. Van de Minister van Financiën heb ik vernomen dat het belastingonderzoek en het overleg met de burgemeesters over de uitkomsten zo spoedig mogelijk wordt afgerond.

Inmiddels zijn ten aanzien van een aantal gemeenten naheffingen opgelegd. Dat betreft ook de gemeente Nijmegen. Ik heb een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2002 tot en met 2005 ontvangen in verband met ritten ten behoeve van nevenfuncties niet vervuld uit hoofde van het burgemeesterschap. Op 15 april jl. heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen besloten deze navorderingsaanslag over te nemen.

Het leek mij goed om u hiervan in kennis te stellen.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Mevrouw dr. G. ter Horst


[1] Kamerstukken 30 800 VII, nr.44.