Antwoorden op kamervragen over een actieplan tegen agressie van de kraakbeweging

Antwoorden op kamervragen van het lid Brinkman (PVV) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over een actieplan tegen agressie van de kraakbeweging. (Ingezonden 6 maart 2008)

1. Vraag

Heeft u kennisgenomen van het artikel “Actieplan geëist tegen agressie kraakbeweging”? 1)

1. Antwoord

Ja

2. Vraag

Deelt u de mening dat het zeer wenselijk is dat het voorgestelde integrale actieplan landelijk wordt ingevoerd? Zo ja, hoe gaat u dit initiëren? Zo neen, waarom niet?

2. Antwoord

Naar aanleiding van de gewelddadige herkraak die heeft plaatsgevonden in de nacht van 28 op 29 februari jl. is vanuit de gemeenteraad aan de burgemeester gevraagd om met een integraal actieplan te komen om het krakersgeweld te stoppen. Gelet op het lokale karakter van het kraken en de lokale verantwoordelijkheid voor de ordehandhaving, ligt het primaat op dit moment bij de lokale gezagsdriehoek en wil ik de uitkomst hiervan eerst afwachten.

3. Vraag

Deelt u de mening dat bij ontruimingen en kraakgeweld de politie altijd moet trachten alle van misdrijf verdachte personen aan te houden? Zo neen, waarom niet?

3. Antwoord

Ja, wij delen deze mening. Bij het constateren van strafbare feiten zal de politie, indien daartoe voldoende aanknopingspunten aanwezig zijn, zoveel mogelijk overgaan tot aanhouding. Zoals de Minister van Justitie al eerder heeft gemeld aan uw Kamer, heeft de aanpak van geweld tegen werknemers met een publieke taak prioriteit bij de politie en Openbaar Ministerie.

4. Vraag

Bent u bereid te initiëren dat een kraker, die wordt aangehouden voor een geweldsdelict als openlijke geweldpleging, minimaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt? Zo neen, waarom niet?

4. Antwoord

Neen, het formuleren van de op de individuele verdachte toegesneden strafeis is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Hierbij wordt rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. Het is uiteindelijk de rechter die de op te leggen straf en strafmaat bepaalt. De omstandigheid dat de verdachte het strafbare feit in zijn hoedanigheid van kraker heeft begaan, is in dit licht op zichzelf geen strafverzwarende omstandigheid. Overigens verwijs ik met betrekking tot de discussie over minimumstraffen naar het eerdere antwoord van de Minister van Justitie op vraag 4 d.d. 15 maart 2007 van het lid De Roon (TK 2006-2007, nr. 1334) en naar het aldaar geformuleerde kabinetsstandpunt inzake minimumstraffen.

1) De Telegraaf, 29 februari 2008

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Teeven (VVD), (ingezonden 4 maart 2008)