Juridische Hogeschool Avans-Fontys

Dames en heren, docenten en studenten,

Aan mij de eer om u als laatste toe te spreken vanmiddag, bij deze opening van het nieuwe gebouw van de Juridische Hogeschool Avans-Fontys.

In reactie op professor van Kalmthout zou ik willen zeggen dat ik ook ik graag de toegankelijkheid van juridische beroepen voor hbo studenten met een master snel geregeld zie. Ik roep dan ook het HBO en de universitaire opleidingen op om in deze met een gezamenlijk voorstel te komen. Er wordt op het Ministerie van Onderwijs al gewerkt aan een Algemene maatregel van bestuur. Een gezamenlijk voorstel zal dit proces zeker versnellen.

Het gebouw waar we ons bevinden is van Hugh Maaskant. Hij was een productief en succesvol architect. Ander bekende ontwerpen van zijn hand zijn de Rotterdamse Euromast, de Scheveningse pier en het provinciehuis in Den Bosch. Maaskant was als architect vooral een functionalist, dat wil zeggen, iemand die de functie van een gebouw bepalend laat zijn voor zijn constructie en uiterlijk.

Recht en veiligheid

Ik zou hier een parallel willen trekken met het thema van vandaag: recht en veiligheid. Hoewel volgens sommigen – bijvoorbeeld de Duitse jurist Von Jhering – niemand er ooit in geslaagd is een sluitende definitie te geven van recht, - wat is recht -, is er wel algemene consensus over welke functie het recht behoort te vervullen. Het recht wil de samenleving op een rechtvaardige manier ordenen. En dat in een rechtvaardig geordende samenleving veiligheid een voorname plaats inneemt, lijkt geen al te gewaagde veronderstelling.

De vraag is of recht zo vanzelfsprekend leidt tot veiligheid, of die relatie wel zo gemakkelijk te leggen is. Bij nader inzien blijkt die verhouding gecompliceerder dan je aanvankelijk zou menen.

Zo is veiligheid bijvoorbeeld moeilijk te meten. Veiligheid is ook een kwestie van ervaren. Zo kan een samenleving als geheel aantoonbaar veiliger worden – stijgende opsporingspercentages, dalende misdaadcijfers – maar tegelijkertijd kan de burger zich onveiliger voelen. Bijvoorbeeld door breed uitgemeten berichtgeving over enkele ernstige incidenten.

Vandaag de dag staat de relatie recht en veiligheid in onze samenleving volop in de schijnwerpers. Dit heeft te maken met de snel veranderende wereld waar we in leven. Waarden evolueren, normen verschuiven, sociale structuren verbrokkelen, en de technologie gaat met reuzensprongen vooruit.

Het recht – bedoeld om te voorzien in de behoefte aan orde en veiligheid – moet dat alles proberen “bij te benen” maar schiet daarin soms tekort. Zie onder meer de groeiende grensoverschrijdende criminaliteit, de steeds lagere leeftijd waarop jeugdigen ernstige misdrijven plegen, de verloedering van bepaalde bedrijfssectoren, en de cybercriminaliteit.

De overheid probeert daar veel aan te doen. Daarbij zullen wij telkens opnieuw moeten bezien of het recht in voldoende mate de gewenste orde en veiligheid kan bieden. Soms zullen rechtsregels moeten worden heroverwogen. Bijvoorbeeld bij preventief fouilleren in gebieden waar frequent geweld met wapens voorkomt: weegt de privacy van een individu op tegen de veiligheid van allen? De vraag stellen is haar beantwoorden.

Het gaat uiteraard niet alleen om de rechtsregels an sich, maar ook om de toepassing. Het recht kan een middel zijn om veiligheid te vergroten, maar dan moet het recht wel gehandhaafd worden. Daarin zijn we mijn inziens in de afgelopen decennia tekort geschoten. Dit geldt bij uitstek ten aanzien van de openbare ruimte, het publieke domein waar veiligheid “normaal” zou moeten zijn. We lezen te vaak over achterstandswijken, waar groepjes jongeren buurtgenoten de stuipen op het lijf jagen en erger, over overlast, over geweld op straat.

Dit kabinet wil Nederland veiliger maken. Ons doel is om tegen 2010 de criminaliteit met 25 % te verminderen ten opzichte van 2002. Een ambitieus streven waar we hard aan werken, maar dat de overheid nooit alleen kan realiseren. Veiligheid is geen kant-en-klaar product, afkomstig van een Haagse tekentafel. Voor veiligheid is meer nodig. De burger en maatschappelijke instellingen zijn onmisbaar om die veiligheid vorm te geven in de dagelijkse praktijk. Ze kunnen veel als het gaat om hun wijk leefbaar te houden. Maar ze dienen daarin wel te worden gesteund. Daar ligt ook een belangrijke taak voor de rechtshandhaving. Consequent optreden tegen strafbare feiten sterkt het vertrouwen in de overheid. Dat vertrouwen hebben burgers nodig om hun woonomgeving leefbaar te maken en te houden. Kortom, het is een wisselwerking: we kunnen niet van de burger verwachten dat hij actief ingrijpt, als hij weet dat zijn veiligheid niet gegarandeerd wordt. We kunnen niet verwachten dat hij zijn buurman aanspreekt op crimineel of hinderlijk gedrag, als hij vervolgens zich niet beschermd weet bij bedreiging of erger. Een actief optreden van politie en Justitie is nodig om hem dat vertrouwen te geven.

Veelal gaat het hier vooral om het organiseren van samenwerking tussen betrokken instanties. En soms aanpassing van regelgeving aan de eisen van deze tijd. Ik zal dit kort toelichten.

Er hebben zich de afgelopen periode in wijken verschillende incidenten voorgedaan, waarbij meestal jongeren betrokken zijn, zoals onder meer op Kanaleneiland en in Slotervaart. Problemen verschillen per wijk en gemeente, maar er zijn ook overeenkomsten. In veel gevallen is er sprake van een achterliggende integratieproblematiek met oorzaken die gerelateerd zijn aan cultuur en achtergrond van de betrokken jongeren en hun ouders. Opvattingen over opvoeding, over de verhouding tussen mannen en vrouwen, taalachterstand, psychische stoornissen en gebrekkige participatie in de samenleving.

Ik wil nu niet alle facetten van dit vraagstuk uitdiepen. Het kabinet heeft hierover overleg met de G4 gevoerd en zal haar bevindingen binnenkort openbaar maken (via actieplan overlast en verloedering). Ik wijs slechts op het belang dat voor wijkbewoners zichtbaar is dat raddraaiers ter verantwoording worden geroepen. Dat vraagt een extra inspanning van bestuur, politie en Justitie.

Voor veel jongeren die in de criminele gevarenzone verkeren, lijkt een bestuurlijke aanpak – met nadruk op preventie en zorg – de juiste weg. Consequent corrigeren indien zij normen overtreden, verleiden tot participatie, en waar nodig het bieden van zorg. Dat ligt anders in het geval van ernstige strafbare feiten. Het bewust organiseren van autobranden en het bedreigen van buurtbewoners, is ontoelaatbaar. Dat vraagt om forse straffen.

Wie zich systematisch - al dan niet in groepsverband - hiermee inlaat moet weten dat politie en Justitie stevig zullen reageren.

Welke benadering ook gekozen wordt, daarbinnen blijft het een kwestie van maatwerk. Dat vraagt om een goede samenwerking tussen justitiële instellingen, gemeenten, zorginstellingen, scholen, buurtprojecten. Vandaar dat ik er buitengewoon aan hecht om die samenwerking stevig te verankeren. Ik heb zelf in onder andere Tilburg en Eindhoven kunnen zien dat binnen Veiligheidshuizen die samenwerking structureel en professioneel vorm krijgt. Daarom heb ik besloten om een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen in te richten.

De meerwaarde van veiligheidshuizen schuilt in de onderlinge afstemming van op specifieke personen en terreinen gerichte interventies. Justitiële instanties, gemeentelijke diensten en zorginstellingen brengen gezamenlijk de onveiligheid en de criminaliteit in beeld en bepalen aan de hand daarvan hun prioriteiten. Bundeling van krachten vergroot zo het effect op de veiligheid in wijken en buurten. Zo heeft het veiligheidshuis Utrecht scherp zicht op de overlastgevende en criminele jeugdgroepen in de wijken Ondiep en Kanaleneiland. Ook wordt daar de aanpak van Marokkaanse jongeren gecoördineerd. Voor hen wordt een persoonsgebonden benadering afgesproken waarbij in de gaten wordt gehouden hoe dat uitwerkt voor het gebied, de wijk en het plein waar de jongeren zich ophouden. Waar nodig wordt de aanpak naar het gezin uitgebreid. Vanuit dit veiligheidshuis worden ook hennepkwekerijen ontmanteld, straatroof tegengegaan en uitgaansgeweld bestreden. Dit alles heeft er toe geleid dat de geregistreerde criminaliteit in 2006 ten opzichte van 2002 in de stad Utrecht met 30% is afgenomen.

Met een consequente opsporing en vervolging van strafbare feiten, en een intensievere samenwerking zijn we er nog niet. Juist in het preventieve vlak ervaart het bestuur dat jongeren – maar ook hun ouders - niet altijd bereid zijn om op vrijwillige basis de aanwijzingen van het bestuur op te volgen. Bijvoorbeeld om hulp en zorg te aanvaarden, of om een bepaald gebied te mijden zodat daar de rust kan terugkeren. Over deze problemen wordt thans indringend gesproken. In ieder geval heb ik ter ondersteuning van het bestuur recent met mijn collega van Binnenlandse Zaken het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast voorbereid. Deze regeling biedt de burgemeester en de officier van justitie extra bevoegdheden om notoire overlastgevers aan te pakken. Nieuw aan dit wetsvoorstel is allereerst dat burgemeesters de bevoegdheid krijgen een gebiedsverbod op te leggen van maximaal drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging als iemand herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde ernstig heeft verstoord. Ook kan de burgemeester daar een meldingsplicht aan koppelen. Deze maatregelen kunnen ook zgn. 12-minners omvatten. Voorts kan de officier van justitie een verdachte, vooruitlopend op de strafrechtelijke afdoening door de rechter, voortaan direct een gedragsaanwijzing opleggen, bijvoorbeeld bij aanhoudende vernielingen of geweld jegens personen. Het kan gaan om een gebiedsverbod en/of een meldingsplicht, maar ook om een contactverbod en afspraken rond het volgen van therapie of behandeling tegen agressie of verslaving.

Ook hier is de vraag of het huidige recht voldoende orde en veiligheid kan bieden. Waar in de afgelopen decennia veel gewicht is toegekend aan het individuele belang, dringt zich vandaag de dag steeds sterker de vraag op hoe het belang van de directe omgeving moet worden meegewogen. Wat te doen met bewoners die permanent voor burenoverlast zorgen? Moeten ouders niet verplicht deelnemen aan opvoedingscursussen? Mag men een pand laten verloederen? Juridisch interessante maar vooral ook maatschappelijk buitengewoon belangrijke vragen. Waarbij zorgvuldig de belangen van individuen afgewogen moeten worden tegen die van de gemeenschap. U zult daar in de vakliteratuur, colleges en werkgroepen het nodige over horen.

Dames en heren,

U hoort het: de relatie recht en veiligheid is minder eenduidig dan het a prima vista lijkt. Zeker, geen veiligheid zonder recht en handhaving. Daar zal de overheid alles aan moeten doen, maar daarbij gelden uiterste grenzen. Bij de bestrijding van alle soorten van criminaliteit, van overlast tot zware grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme, zijn de beginselen van de rechtsstaat leidend. Anders verwordt de samenleving tot een slagveld waarin alleen plaats is voor de sterksten. We zullen ons telkens weer moeten afvragen waar de grenzen liggen, van meningsuiting, van godsdienst, van recht, van veiligheid. Dit zal ons de komende jaren voor een grote uitdaging plaatsen: om met recht de veiligheid in de samenleving te vergroten. Dat vraagt - ook - om vakbekwame juristen. In alle discussies zal aan u gevraagd worden wat hierbij de kaders, de mogelijkheden en de onmogelijkheden zijn. Dan is ongeveer niet goed genoeg. Dan wordt van u precisie verwacht. Tegelijkertijd wordt van u verlangd dat u zich buiten de juridische kaders kunt inleven in het maatschappelijke probleem, hoe partijen in kwestie zich daartoe verhouden.

In uw opleiding is daarin voorzien. U maakt kennis met de verschillende rollen die een jurist moet kunnen vervullen. En via stages wordt u uitgedaagd om in de praktijk te ervaren hoe complex vraagstukken kunnen zijn. Zo leert u ook de verschillende juridische beroepen kennen en wellicht dat u kiest voor een beroep als bedrijfsjurist of beleidsmedewerker of gerechtsdeurwaarder. Daar is grote vraag naar HBO-juristen. Of wellicht dat u aan het eind van uw HBO-studie [en het behalen van uw Bachelor of Laws] ervoor kiest om door te studeren en een master rechten te behalen bijvoorbeeld aan de Universiteit van Tilburg of Maastricht. Dit laatste zou ik u zelf van harte aanraden: u breidt hiermee uw kennis uit en vergroot uw kansen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

En, als ik toch al bezig ben, laat ik dan deze gratis zendtijd meteen gebruiken om reclame te maken voor de betrokken ministeries. Mocht u klaar zijn met uw studie: kom vooral eens langs bij Justitie, Binnenlandse zaken, de AIVD of de NCTB: aan goede juristen hebben we grote behoefte.

Ik wens bestuur, docenten en studenten van de Juridische Hogeschool Avans-Fontys veel succes.