Voortgang aanpak Campylobacter in kip

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

5 maart 2008 VGP/VV 2835420
Op 28 november 2006 bent u geïnformeerd u over de stand van zaken met betrekking tot de realiseerbaarheid van normstelling voor Salmonella en Campylobacter in vers pluimveevlees . In deze brief is meegedeeld dat, alvorens verdere besluiten over normstelling genomen kunnen worden, een pilot onderzoek noodzakelijk was. Ook werd de intentie uitgesproken dat via bindende afspraken met de pluimveesector de problematiek rondom Campylobacter verder beheerst moet worden. In deze brief wil ik u de vorderingen die in 2007 zijn gemaakt en de plannen tot 2010 meedelen.
Deze brief stuur ik u mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Besluit
Op basis van de resultaten van de onderzoeken die in 2006 en 2007 hebben plaatsgehad heb ik besloten dat nu voldoende informatie beschikbaar is om verdere bindende afspraken met de pluimveevleessector te maken over een Campylobacter monitoringsprogramma en de te hanteren aanpak. In overleg met de pluimveeslachterijen is afgesproken dat voor de periode 2008/2009 een convenant wordt afgesloten tussen het ministerie van VWS en de NEPLUVI namens de Nederlandse vleeskuikenslachterijen.
Ook wordt in de onderzoeksprogrammering in de komende jaren aandacht besteed aan het actualiseren van de bijdrage van kip versus andere besmettingsroutes.
Hieronder licht ik toe op welke wijze ik tot dit besluit ben gekomen.

Onderzoeksresultaten in 2007
In 2007 hebben diverse onderzoeken plaatsgehad. Zowel de overheid als de sector heeft hieraan een bijdrage geleverd. Hieronder licht ik de belangrijkste conclusies toe die uit de onderzoeken getrokken kunnen worden.

In 2006 was geconcludeerd dat de gezondheidswinst vooral te halen is door het aantal Campylobacter bacteriën op kip te verminderen. Het idee was dat door het nemen van logistieke maatregelen de zogeheten “hoog besmette” koppels vroegtijdig uit het proces gehaald konden worden.
Het onderzoek van 2007 heeft nu laten zien dat het praktisch niet goed mogelijk is deze logistieke maatregelen te nemen omdat de voorspellende waarde van de mate van besmetting bij pluimvee voor de mate van besmetting van het vlees gering is en er op koppel-niveau geen duidelijk onderscheid is te maken tussen “hoog besmet” en “laag besmet”.
De onderzoeksresultaten laten zien dat veel onderzochte koppels mogelijk een relatief laag aantal Campylobacters op de eindproducten bevatten (“laag besmet”). Hierbij moet wel aangetekend worden dat deze onderzoeken gebaseerd zijn op testresultaten van slechts twee pluimveeslachterijen (wel de grootste in Nederland) en dat de monsters in een beperkte periode van circa twee maanden in het najaar van 2007 zijn genomen.
De reguliere monitoringsstudie van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) laat zien dat er producten zijn die hogere aantallen Campylobacter bacteriën bevatten. Deze monsters zijn gedurende het hele jaar genomen, betreffen het complete scala van kipproducten en zijn niet uitsluitend afkomstig van de twee bij het pilot onderzoek betrokken slachterijen.

Tot nu toe wordt, op basis van verouderde studies, aangenomen dat ongeveer 20–40% van alle Campylobacter infecties veroorzaakt worden door besmette kip. Naar aanleiding van hierboven vermelde resultaten moet nu ook afgevraagd worden hoe groot de huidige bijdrage van kip voor de Campylobacter infecties is of dat andere factoren in de loop der tijd relevanter zijn geworden.

Op grond van de beschikbare informatie kan nu geconcludeerd worden dat er voldoende basis is om nadere afspraken te maken met de pluimveevleessector om ervoor te zorgen dat “hoog besmet” pluimveevlees in het winkelschap weinig meer voorkomt.

Internationale ontwikkelingen
Internationaal heeft Campylobacter nu ook de aandacht. Studies van de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid (EFSA) laten zien dat Campylobacter op dit moment de belangrijkste bacteriële pathogeen is. Sinds januari 2008 zijn alle EU lidstaten begonnen met een geharmoniseerde nul-meting in de slachtfase. Deze studie moet een indruk geven van de prevalentie van Campylobacter bij pluimvee. Ook worden in deze studie kwantitatieve metingen verricht. Vanaf 2009 zijn de resultaten hiervan bekend en zal de Campylobacter problematiek verder bediscussieerd worden.

Plan voor aanpak Campylobacter tot 2010
In overleg met de pluimvee industrie is besloten om voor de periode 2008/2009 over te gaan tot bindende afspraken. Dit wordt vastgelegd in een convenant tussen het ministerie van VWS en de NEPLUVI namens de Nederlandse vleeskuikenslachterijen.
Belangrijke onderdelen van dit convenant zijn dat alle betrokken pluimveeslachterijen in Nederland gedurende deze gehele periode met kwantitatieve testen de hoeveelheden Campylobacter zullen bepalen op een bepaalde punt in het productieproces. Bedrijven die relatief “hoge aantallen” Campylobacter vinden zullen corrigerende maatregelen moeten nemen.
Hiervoor is het nodig een proces-norm te bepalen die de gewenste gezondheidswinst zal meebrengen. De hoogte van deze norm wordt bepaald op basis van wetenschappelijke informatie die hierover bekend is en de economische haalbaarheid van deze norm. Deze norm kan in de loop van de tijd worden aangescherpt of afgezwakt.

In deze periode continueert de VWA de monitoring van kipproducten in de retail als maat voor de blootstelling van de consument aan kip van zowel Nederlandse als buitenlandse herkomst.

Tot slot moet ook onderzocht worden welke de huidige bijdrage van kip aan de Campylobacter infecties is. In de onderzoeksprogrammering zal hiervoor ruimte worden gecreëerd.

Ik hoop dat hiermee in samenwerking met de vleeskuikenslachterijen constructief gewerkt kan worden aan de verdere beheersing van de Campylobacter problematiek. Vanaf 2010 moet duidelijker worden of de bijdrage van Campylobacter infecties door kip gereduceerd is of nog verder gereduceerd kan worden. Ook zal Nederland haar ervaring met deze aanpak inbrengen in de internationale discussies over Campylobacter.


De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink