Brief aan Tweede Kamer over dubbelfuncties HEC en ICTU

Naar aanleiding van het besluit van de Kamer een spoeddebat te houden over de
“dubbelfuncties HEC en ICTU” schets ik u in deze brief enige achtergronden.

De casus die de aanleiding vormt voor het spoeddebat, de aanbesteding van een aantal mantelovereenkomsten door de stichting ICTU, heeft geheel conform de Europese richtlijnen plaatsgevonden. Dit wordt door niemand betwist.

Een deel van de mantelovereenkomsten is mede gegund aan de stichting HEC. De suggestie is gewekt dat door de dubbelfuncties van bestuursleden van de stichting HEC en de stichting ICTU sprake is geweest van belangenverstrengeling. Deze suggestie wijs ik krachtig van de hand. Allereerst is de persoonlijke integriteit van de secretaris-generaal van BZK voor mij boven elke twijfel verheven. Bovendien heeft de concrete beoordeling van de offertes plaatsgevonden door multidisciplinaire teams van werknemers en niet door leden van het bestuur van de stichting ICTU. Het bestuur staat immers op afstand van de dagelijkse gang van zaken en stuurt op hoofdlijnen. Het is de professionaliteit van de medewerkers van HEC geweest die er toe heeft geleid dat aan HEC de genoemde mantelcontracten zijn gegund.

De stichting ICTU (opgericht in 2001) is een belangrijke partij in het veld van de e-overheid. Ze ontwikkelt een substantieel deel van de e-overheid-software. Dit maakt een goede vertegenwoordiging van het BZK-belang in het bestuur noodzakelijk. Daarom is in de oprichtingsstatuten van ICTU bepaald dat er altijd twee BZK-ambtenaren qualitate qua in het stichtingsbestuur zitting dienen te hebben. Binnen het bestuur zijn afspraken gemaakt over de wijze van handelen indien zich potentiële belangenverstrengeling zou voordoen.
Ook de stichting HEC is een belangrijke partij in het veld van de e-overheid. De stichting HEC is een onafhankelijke expert, die aan de overheid professionele adviesdiensten levert op het snijvlak van bestuur en ICT. Bij de oprichting van de stichting in 1988 is statutair vastgelegd dat de minister van BZK verantwoordelijk is voor de benoeming van drie bestuursleden, waarvan één expliciet als vertegenwoordiger van het ministerie van BZK. Door deze vertegenwoordiging wordt bewerkstelligd dat er in het bestuur voldoende voeling met de actuele beleidsontwikkeling blijft. Ter voorkoming van mogelijke belangenverstrengeling dienen de leden van het HEC bestuur een protocol te ondertekenen, waarin onder andere staat dat ze geen bemoeienis met concrete adviesopdrachten zullen hebben.

Gelet op bovenstaande ben ik in de volstrekte overtuiging dat de dubbelfuncties van bestuursleden van de stichting HEC en de stichting ICTU niet hebben geleid tot belangenverstrengeling.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten