Toespraak van minister Donner bij het afscheid van Jan van Zijl van de Raad voor Werk en Inkomen

Dames en heren,

We nemen vandaag afscheid van een lastpak. Een vruchtbaar lastpak, maar desalniettemin een lastpak. Denk niet dat ik nu het feestje kom bederven. Ik sta de voorzitter slechts het compliment te geven, waar hij zes jaren geleden bij zijn aantreden naar stond te vissen. Hij sprak toen jegens mijn voorganger de wens uit: ‘Ik wens de minister en zijn medewerkers toe, dat wij de vruchtbare lastpak worden, die we behoren te zijn.’

Nou dat hebben we geweten. Hoewel ik slechts een jaar van die zes heb meegemaakt, is de RWI geen onbekend orgaan. Met regelmaat plofte er een rapport op het bureau met waarschuwingen, oplossingen en aanbevelingen. Meestal had je dan al dagen van tevoren in de krant kunnen lezen wat de RWI rapporteerde en voorstelde, en lagen er al kamervragen: of het de minister bekend was en wat hij er aan gaat doen. Want de Raad timmert wel aan de weg.

Dat laatste is nog een van de vreemdste aspecten van de Nederlandse politiek. De kamer wil dat de minister onafhankelijk advies krijgt. Daarom moeten er adviescolleges komen. Als die dan met een advies komen en op problemen wijzen, is de eerste reactie doorgaans of het de minister bekend was, waarom hij het zo ver heeft laten komen en waarom hij het nog niet opgelost heeft. Als de minister vervolgens de adviezen uitvoert, zegt de kamer op een goed moment: moeten we die adviesorganen niet saneren want de minister doet toch al wat ze zeggen, of moeten we ze niet saneren want de minister doet toch niet wat ze zeggen.

Duidelijk zal zijn dat ik met mijn kwalificatie dus niets negatiefs zeg over de vertrekkende voorzitter van de Raad voor Werk en Inkomen. Integendeel. Het is een positieve beoordeling. Het is meer dan een zesje mijnheer Van Zijl, u bent geslaagd, u bent met de Raad voor Werk en Inkomen het vruchtbare lastpak geworden dat u zo graag wilde.
De lastigheid is meetbaar aan de krantenkoppen, Kamervragen en algemene overleggen in de Kamer. De vruchtbaarheid daarentegen valt af te lezen aan de hoeveelheid analyses en adviezen die we in de loop van de jaren werden geproduceerd en in beleid vertaald.

De RWI heeft niet voor niets een nijvere mier gekozen als beeldmerk. Daarbij heeft men duidelijk niet de mier uit de fabel van La Fontaine voor ogen gehad; dat is een wat onbarmhartig beestje, dat wel het heel jaar druk doende is, maar als je haar nodig hebt geeft ze niet thuis. Nee met vooruitziende blik heeft de RWI, in het vertrouwen dat het CDA weer in de regering zou komen, het Bijbelwoord voor ogen gehad: ‘Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs.’ (Of in de nieuwe Bijbelvertaling: ‘Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs’)

Mieren zijn hét voorbeeld van dieren die, net als u en ik, in hun eentje nogal nietig zijn, maar door hun sociale werkwijze sámen erg succesvol kunnen zijn. Samen werken, samen leven, dát is het voorbeeld dat mieren ons geven. Al heb ik ook geleerd dat we de mieren niet in alles als voorbeeld moeten nemen. Het zijn de vrouwtjes, de werksters, die het werk doen. De mannetjes dienen alleen voor de voorplanting en sterven daarna. Maar het lijkt me niet zo raadzaam om de wijze woorden van koning Salomo daarom maar aan te passen: ‘Ga tot de werkster, gij luiaard…’ Dat klinkt toch iets anders…

Dames en heren,

Werk daar draait het om. Het is wat dat betreft jammer dat Van Zijl vertrekt op een moment dat we meer dan ooit adviezen nodig hebben over hoe we arbeid, de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid zo kunnen inrichten dat de deelname aan het arbeidsproces versterkt wordt. Deze week zal de commissie arbeidsparticipatie onder voorzitterschap van de heer Bakker (drs. ir. M.P. Bakker) haar werk aanvangen. Zij zal hopelijk in juni advies uitbrengen, dan kunnen de adviezen meegenomen worden in de begrotingsvoorbereiding.

Maar dat is maar en deel van het werk en we zullen ondertussen niet kunnen rusten. Het heden oogt misschien bemoedigend met een lage werkloosheid, een grote vraag naar arbeid, dalende uitkeringen en stijgende lonen. Desondanks lukt het niet om die vacatures te vullen met de meer dan een miljoen mensen die nu buiten het arbeidsproces staan en de uitstroom van ervaring en vakkennis gaat onverminderd voort, omdat we ouderen niet vast weten te houden in het arbeidsproces.

We hebben de wind nog wel in de rug, maar het tij lijkt te keren. Er zijn onzekerheden omtrent de economie en de kredietcrisis in de VS, er is politieke instabiliteit en onzekerheid elders, de kosten van levensonderhoud stijgen door de energieprijzen en schaarste aan graan en maïs. Dat wordt gecompliceerd door een paar economische ontwikkelingen van eigen makkelij. Want lang voordat de groei mogelijk geremd wordt door ontwikkelingen elders in de wereld, zullen we oplopen tegen de grenzen van de arbeidsparticipatie in Nederland. Het vermogen van het bedrijfsleven om snel in te kunnen spelen op ontwikkelingen op de wereldmarkt wordt beperkt door remmen en fricties op de eigen markt. De stijging van de kosten van levensonderhoud als gevolg van oorzaken elders wordt versterkt door de woon- en ziektekosten die we zelf in de hand hebben. Door al die factoren dreigen we ons lang voordat er elders een recessie kan ontstaan zelf uit de markt te prijzen en in een recessie te werken.

Zoals in alle eeuwen, zullen die ontwikkelingen primair mensen treffen met een zwakke economische positie. Tegelijk dreigt de traditionele wijze van bescherming – via inkomen, arbeid en arbeidsveiligheid – averechtse werking te krijgen in internationale markten. Arbeid verdwijnt daarbij snel, met name arbeid voor on– en laaggeschoold personeel. Met andere woorden: door de wijze waarop we arbeid beschermen verdwijnt steeds meer arbeid in de marges van de arbeidsmarkt. De kloof tussen werkenden en mensen met een uitkering neemt daardoor toe. Daar komt bij dat stijgende kosten van de eerste levensbehoeften (voeding, wonen en zorg) erin kunnen resulteren dat ook bij voltijds arbeid een inkomen voor een adequaat bestaan niet verzekerd is. Een verschijnsel waardoor men elders twee banen neemt.

Het zijn ten dele symptomen van een dieperliggend probleem: het niveau van scholing van het Nederlandse arbeidspotentieel en het proces van een leven lang leren.

Goed onderwijs is essentieel voor een goed functioneren van de arbeidsmarkt. Door goed onderwijs en een juiste studiekeuze kunnen mensen met de gewenste kwalificaties op de arbeidsmarkt starten. En kunnen ze hun kennis en vaardigheden daarna onderhouden en verder ontwikkelen. Dat is in het belang van werkgevers en werknemers. De kwaliteit van het onderwijs is dan ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Van overheid, onderwijssector én sociale partners. Samen moeten we ook staan voor het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Ik verwacht dat de overstap van de heer Zijl, van RWI naar MBO Raad, wat dat betreft heel vruchtbaar kan werken. Als voormalig voorzitter van de RWI weet hij namelijk uitstekend wat de arbeidsmarkt nodig heeft en hoe het onderwijs beter in kan spelen op de arbeidsmarktbehoefte.

We hebben een kwart miljoen vacatures op de arbeidsmarkt. Eén daarvan is de vacature van voorzitter van de Raad voor Werk en Inkomen. Nu de reïntegratie van de heer Van Zijl is gelukt, hoop ik op korte termijn ook aan die vacature een eind te maken. Maar verwacht van mij geen mededelingen voordat de benoeming haar beslag heeft gevonden.

Tot besluit,

Ik rond af. Ik hoop niet dat er íémand is die denkt dat ik een beetje onaardig was toen ik zei dat we vandaag afscheid nemen van een vruchtbare lastpak. Het was een schouderklopje, geen schop na. Als ik de vertrekkende voorzitter of de Raad voor Werk en Inkomen niet als een vruchtbare, maar als een vervelende lastpak had gezien, dan had ik bij het beeld van de mier toch nooit als eerste aan de Bijbel gedacht, maar aan La Fontaine en dan had ik spontaan aan bestrijdingsmiddelen gedacht!

Jan van Zijl, bedankt voor het waardevolle werk dat je als voorzitter van de Raad voor Werk en Inkomen voor ons hebt verricht. Ik geef je geen bloemetje of boekenbon, want het is je wens dat we het geld voor afscheidscadeaus overmaken op giro 29.39.127 van Stichting Chakana. Hier krijg je van mij straks dus alleen maar een handdruk. Geen gouden, wel een warme.