Reanimatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

CZ/EKZ- 2824753

14 januari 2008

De stichting "Een kloppend hart voor Limburg" heeft u op 7 oktober 2007 een petitie aangeboden, gericht aan de leden van de vaste kamercommissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport en aan de leden van de vaste kamercommissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De stichting vraagt aandacht voor het grote aantal mensen dat jaarlijks overlijdt als gevolg van een acute hartstilstand en het feit dat Nederlanders over weinig kennis en vaardigheden beschikken om adequaat in te grijpen in een noodsituatie. Zij pleit in haar petitie voor aanpassing van het beleid aangaande reanimatieonderwijs op middelbare scholen en tevens om bekwame burgers beter te betrekken bij de hulpverleningsketen. U heeft mij en mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 23 oktober 2007 om een reactie gevraagd. Mede namens staatssecretaris van Bijsterveldt van OCW treft u hierbij de reactie aan.

Ten aanzien van reanimatieonderwijs op middelbare scholen geldt het volgende.
Het Ministerie van OCW benadrukt in haar beleid het belang van schoolgezondheidsbeleid. Bevordering van gezond gedrag is dan ook een expliciet aandachtspunt in de kerndoelen die gelden voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het gaat in het bijzonder om de volgende kerndoelen:

  • 34. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen.
  • 35. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

De scholen maken bij uitwerking van bovengenoemde kerndoelen in het onderwijsprogramma hun eigen keuzes, waarbij zij het thema reanimatie kunnen betrekken.
De stichting 'Een kloppend hart voor Limburg' kan het onderwerp bij scholen onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld door kostenvrij informatie beschikbaar te stellen.

Op basis van informatie van de Nederlandse Reanimatie Raad blijken zeker anderhalf miljoen Nederlanders opgeleid en in staat te zijn te zijn om reanimatie toe te passen. Dit betreft artsen, verpleegkundigen, functionarissen bij politie en brandweer, fysiotherapeuten en mensen opgeleid door het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening en het Oranje Kruis. Hiervoor staat een uitstekend functionerend systeem van vrijwillige private cursussen en vervolgopleidingen ten dienste, waarvan ook de jaarlijkse update en verplichte herregistratie deel uitmaken. Naast de boven genoemde mogelijkheden om in het middelbaar onderwijs de aandacht voor dit onderwerp te vergroten, lijkt mij dat er een voldoende en kwalitatief verantwoord aanbod is om een systeem van burgerhulpverlening bij reanimatie op te zetten.

De stichting pleit in haar petitie daarnaast om bekwame burgers bij de hulpverleningsketen te betrekken door middel van aansturing vanuit de meldkamer ambulancezorg ter overbrugging van de responstijd van de professionele zorgverleners. Tijdens het Algemeen Overleg Ambulancezorg dat ik op 29 november 2007 met uw kamer heb gevoerd, heb ik geantwoord dat ik sympathiek sta tegenover dit initiatief en de voorgestelde wijze van organiseren. Ik heb ook gezegd dat een aantal zaken nog moeten worden uitgezocht, die ook in de petitie worden genoemd, zoals enkele juridische kwesties met betrekking tot aansprakelijkheid van de hulpverlener en bescherming van de meldkamer. Ook de relatie tussen het publieke aspect van het meldingsplatform en al lopende particuliere initiatieven moet nader geduid worden. Zodra ik meer duidelijkheid hierover kan bieden, zal ik uw kamer mijn standpunt doen toekomen.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink