‘Kwaliteit door kennis delen’

Er moet een gemeenschappelijke taal worden ontwikkeld rond het kind en het gezin. Omdat hulpverleners niet altijd dezelfde taal spreken, kan dat leiden tot spraakverwarring. Dat zei minister Rouvoet op een bijeenkomst in het kader van het kwaliteitsprogramma ‘Beter Voorkomen’. Als goed voorbeeld noemde hij de Richtlijnen Eenheid van taal in de jeugdgezondheidszorg.

Dames en heren,

Het onderwerp van deze bijeenkomst en van mijn voordracht hier is ‘kennis delen’. Een alledaags onderwerp, want eigenlijk zijn we er altijd mee bezig. We delen kennis wanneer wij een praatje maken met de buurman over het weer of als wij vanaf ons vakantieadres een kaart sturen naar familie of vrienden. Ook delen we kennis als we aan iemand een goed boek uitlenen.

De middelen waarmee wij onze kennis met elkaar uitwisselen, hebben zich de afgelopen jaren in hoog tempo ontwikkeld. In mijn jeugd hadden we geen computers, laat staan internet, en mobiele telefoons waren er ook niet. Nu kunnen we informatie binnen enkele seconden wereldwijd verspreiden via de digitale snelweg. We zijn overal mobiel bereikbaar.

Het gaat dus goed met het delen van kennis, zou je zeggen. Maar als dat zo is, waarom hebben we dan een programma als ‘Beter voorkomen’ – waarvan het delen van kennis één van de doelen is - en waarom een bijeenkomst als deze?

Omdat wij letterlijk en figuurlijk niet altijd dezelfde taal spreken. En dat leidt tot spraakverwarring.

Letterlijk omdat wij soms verschillende zaken bedoelen met hetzelfde begrip en figuurlijk omdat wij verschillende modellen en werkmethoden gebruiken. Er moet dus een gemeenschappelijke taal ontwikkeld worden rondom het kind en het gezin.

Om een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen, moeten professionals binnen de jeugdgezondheidszorg en de rest van de jeugdsector, beter met elkaar samenwerken. Zij moeten kennis met elkaar delen en van elkaar weten wat zij doen. Zo leren zij elkaar beter begrijpen.
Binnen de jeugdgezondheidszorg hebt u over de letterlijke taal goede afspraken gemaakt in de vorm van de Richtlijnen Eenheid van taal. Deze afspraken zouden ook breder binnen de jeugdsector gemaakt moeten worden.

De Centra voor Jeugd en Gezin kunnen helpen om verschillende organisaties beter op één lijn te krijgen. Binnen de Centra worden namelijk verschillende disciplines onder één dak bij elkaar gebracht. Het gaat om de integrale jeugdgezondheidszorg, opvoedondersteuning, gezinscoaching, maatschappelijk werk en ook een voorpost van Bureau Jeugdzorg plus verbinding met onderwijs via de ZAT's . Dit maakt de samenwerking en kennisuitwisseling een stuk makkelijker.

Als managers binnen de jeugdgezondheidszorg speelt ook ú een belangrijke rol bij het leggen van verbindingen tussen organisaties. U kunt uw medewerkers ervan doordringen dat het belangrijk is om een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen en om kennis te delen met andere organisaties.

Zo kunt u bijvoorbeeld andere organisaties stimuleren om meer gebruik te maken van methodes die hun waarde hebben bewezen. Zo kunnen wij goede dingen goed doen op basis van wetenschappelijk onderzoek. In uw kringen heet dit evidence-based werken. De jeugdgezondheidszorg is hiermee relatief ver gevorderd.

Dit blijkt ondermeer uit het programma Richtlijnen Jeugdgezondheid, dat een onderdeel is van het programma Zorg voor Jeugd. Binnen dit programma worden richtlijnen ontwikkeld die hun waarde hebben bewezen. Deze richtlijnen helpen professionals binnen de jeugdgezondheidszorg doelmatiger te werken. Het Centrum Jeugdgezondheid van het RIVM coördineert de ontwikkeling en de invoering van deze richtlijnen.

Ik hecht waarde aan het gebruik van methoden die hun waarde hebben bewezen omdat hulpverleners vaak de neiging hebben om vanuit een persoonlijke betrokkenheid te werken en te meten met de menselijke maat. Zij doen dit met veel inzet en leveren goed werk.
Ik denk dat een goede jeugdgezondheidszorg zowel menselijke, maar zeker ook vastgestelde objectieve kennis vergt.
Want alleen een professional die behandelmethoden kent en weet wat werkt, kan bepalen waarmee een kind het best geholpen is. Daarnaast is kennis een belangrijke randvoorwaarde om als professional met bezieling en deskundigheid in de jeugdsector te werken.

Met behulp van kennis verbetert de kwaliteit van de zorg. Dit heeft ook gevolgen voor de kwantiteit. Ik bedoel: als er effectiever wordt gewerkt, dan worden er sneller resultaten geboekt die beklijven. Iedere professional moet dus een goed gevulde spreekwoordelijke ‘gereedschapskist’ hebben met werkmethoden die hun waarde bewezen hebben.

Er zijn verschillende programma’s die tot doel hebben om deze gereedschapskist te vullen. Deze bijeenkomst is bijvoorbeeld georganiseerd door ‘Beter voorkomen’, een programma dat zorgt voor instrumenten om het werk binnen de organisaties van de jeugdgezondheidszorg beter te organiseren.

Ook heb ik kort geleden het programma ‘Zorg voor jeugd’ goedgekeurd. Dit programma biedt professionals de mogelijkheid de hun gereedschapskist te vullen met werkzame richtlijnen, instrumenten en interventies. Door middel van onderzoek laat ZonMw het kaf van het koren scheiden.

ZonMW werkt samen met het Nederlands Jeugdinstituut en het centrum jeugdgezondheid van het RIVM. De bevindingen worden gepubliceerd in de databank jeugdinterventies – www.jeugdinterventies.nl.


Dames en heren,
Kennisuitwisseling is sterk in ontwikkeling. Niet alleen binnen de samenleving als geheel, maar ook zeker binnen jeugdsector. We zijn op de goede weg maar we hebben ons einddoel nog niet bereikt: een jeugdgezondheidszorg waarin kennis niet onnodig verloren gaat.
Dit is hard nodig om ouders te ondersteunen zodat zij kinderen een goede start in het leven kunnen geven. En een goed begin is het halve werk.