Antwoorden op kamervragen van Koser Kaya over verstandelijke beperkingen bij allochtone kinderen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ-K-U-2804822

21 december 2007

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van Justitie, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Koşer Kaya (D66) over verstandelijke beperkingen bij allochtone kinderen (2070801200).

Vraag 1
Bent u bekend met het artikel ‘Verstandelijke beperking als taboe’? 1)

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Deelt u de conclusie van het artikel dat er een buitenproportioneel hoog aantal allochtone kinderen is met een verstandelijke beperking?

Vraag 5
Is de landelijke situatie van allochtone kinderen met een verstandelijke beperking even zorgwekkend als in Amsterdam? 2)

Antwoord 2 en 5
Aangezien er geen gegevens over etniciteit van verstandelijk gehandicapten zijn, kan ik hierover geen uitspraken doen.

Vraag 3
Is het waar dat deze kinderen geen adequate hulp wordt geboden? Zo ja, waarom niet? Waarom weten de traditionele hulpinstanties geen raad met deze kinderen?

Antwoord 3
Voor zover ik kan bepalen is de zorg voor allochtone verstandelijk gehandicapte kinderen niet onder de maat. In de Kwaliteitswet zorginstellingen is de verplichting vastgelegd voor het leveren van verantwoorde zorg. De eigen verantwoordelijkheid van de zorginstelling voor kwalitatief goede zorg is het uitgangspunt. De individuele zorginstelling (of koepelorganisatie) moet de algemene eisen die de wet stelt, zelf nader uitwerken en invullen. Wel zijn er signalen dat de zorg/hulp voor allochtone kinderen/gezinnen in het algemeen, dus niet beperkt tot kinderen met een verstandelijke beperking, verbeterd kan worden. Daarnaast is het van belang juist deze groep kinderen te vinden met het reguliere zorgaanbod. In het programma Jeugd en Gezin (TK 2006-2007, 31001, nr. 5), dat het kabinet op 28 juni 2007 aan uw Kamer zond, wordt dan ook het Actieprogramma ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’ aangekondigd. Dit plan zal u nog dit jaar toegezonden worden.

Vraag 4
Hebben de hulpinstanties, die kinderen de deur hebben gewezen, gekeken naar hun verstandelijke capaciteiten, alvorens hen werd verteld geen hulp meer te bieden? Is dat geen onverantwoorde gang van zaken?

Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 5, gesteld door het lid Arib over dit onderwerp, ingezonden 3 oktober (vraagnummer 2070801190).

Vraag 6
Hoe is het mogelijk dat een verstandelijk gehandicapte man een bruid over laat komen uit Turkije, gezien de eis dat hij hiervoor minimaal 120% van het minimumloon zou moeten verdienen?

Antwoord 6
Voor de vereisten ten aanzien van toelating en verblijf in het kader van gezinsvorming verwijs ik naar het antwoord op vraag 8, gesteld door het lid Arib over dit onderwerp, ingezonden 3 oktober (vraagnummer 2070801190). In aanvulling hierop merk ik op dat niet iedere verstandelijke beperking aan het verrichten van betaald werk in de weg staat. Indien aan alle verblijfsvoorwaarden wordt voldaan, is er vanuit dat oogpunt geen beletsel voor de afgifte van een verblijfsvergunning.

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Arib (PvdA), ingezonden 3 oktober (vraagnummer 2070801190)

1) de Volkskrant, 29 september 2007
2) Zie noot 1