Toespraak bij de opening van Ecoson

Toespraak door Directeur-Generaal A.M. Burger, van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij de opening van Ecoson op 4 december in Eindhoven.

Dames en heren,
U en ik, wij hadden graag gezien dat minister Verburg hier vanmorgen stond. Zij had het zelf ook graag gewild, en zij had u daarbij hartelijk willen danken voor de gelegenheid om Ecoson te openen. Ik zal nu namens haar de opening doen. Met veel genoegen, want het is goed om te zien dat er zoveel creatieve energie zit in de fabriek, in de installaties, in de know how en in de mensen.

Van harte gefeliciteerd daarmee. Met de complimenten van LNV. Voor innovatie. De markt voor biobrandstoffen is een onzekere, en daarom vind ik het des te bemoedigender dat er mensen zijn die nieuwe wegen inslaan en deze markt willen verkennen.

Voordat ik overga op de openingshandeling - u krijgt van zwarte Piet een fles biodiesel kado om een aggregaat op te starten - wil ik ook graag op verkenning. Met u. Langs de stations duurzaamheid, groene economie en Europees beleid.

Ik begin met duurzaamheid.

Dit kabinet wil dat de CO2 uitstoot vermindert om klimaatverandering tegen te gaan. Mede om die reden ben ik voorstander van het gebruik van biobrandstoffen. Ik krijg nogal wat interessante initiatieven met biobrandstoffen onder ogen. Ik probeer dan altijd uit te vinden of ze ook voldoende toekomstvast zijn. Ook de generaties na ons moeten gebruik kunnen maken van wat de aarde te bieden heeft. Een goede en zinvolle benadering van wat wij zien als 'afval' en als 'grondstof' hoort daarbij. Nederlandse burgers lijken het daarmee eens te zijn, want uit enquêtes blijkt dat zij het klimaat een urgent thema vinden. Groen licht voor biodiesel, zou je zeggen. Maar diezelfde burger is ook een stuk alerter geworden op de intensieve veehouderij, ook al voldoet de sector op dit moment aan de strenge eisen van de overheid. Niet iedereen vindt het nu eenmaal een prettig idee om een product uit de intensieve veehouderij te tanken. Terwijl dat in de jaren 70 lag wel even anders lag. Als Esso toen had kunnen voorspellen dat je de slogan, 'stop een tijger in je tank' letterlijk zou kunnen opvatten, hadden ze daar in de board room vast nog even over na moeten denken. Belangrijker dan ooit is het, dat uw bedrijf bij de kritische eindgebruiker een positief imago heeft en houdt.

U heeft in deze tijd al uw scherpzinnigheid nodig om u blijvend te kunnen onderscheiden. Maatschappelijk, maar ook economisch gezien, want een producent van biobrandstoffen betreedt niet per definitie een booming energiemarkt. Dat heeft onder andere te maken met ander dilemma. Een dilemma van wereldomvang. Kiezen we nu als overheid, bedrijfsleven en als burgers voor de productie voor energie of voor voedselproductie? Waar ligt het accent? Bij de motor of bij de mond?

Wanneer we in een situatie raken waarbij het één gaat concurreren met het ander, dan is mijn keuze duidelijk. De productie en verwerking van landbouwproducten voor energie mag niet ten koste gaan van de voedselproductie. Achthonderd miljoen mensen lijden honger. Daarin hebben wij een gedeelde verantwoordelijkheid. Zodra deze belangen met elkaar dreigen te conflicteren kies ik voor de mond, niet de motor. Food, not fuel. Gelukkig zijn hier zowel de mond als de motor voorzien, zonder dat ze met elkaar concurreren.

Dit dilemma brengt mij bij mijn tweede onderwerp: groene economie.

Vanuit de sector krijg ik wel eens een gewetensvraag voorgelegd. Was de Chinees die eeuwen terug beenderas gebruikte om helder wit porselein te maken ook groen? Hoe groen is de Afrikaan die een darm of blaas gebruikt om zijn djembé te laten klinken? De mens benut sinds mensenheugenis dierlijk materiaal anderszins, dat wil zeggen zonder dat het materiaal tot voedsel dient. Dat is de suggestie die daarvan uit gaat.

Er wil wel eens een crisis nodig zijn voordat we daar iets genuanceerder tegenaan kijken. In de jaren 80 en 90 werden we geconfronteerd met BSE epidemie. Deze is uiteindelijk bedwongen door diermeel in 2001 in de ban te doen. Van de één op de andere dag dienden dierlijke eiwitten niet langer tot voedsel van vee. Het gevolg was dat een hele sector moest omzien naar andere toepassingen voor deze grondstof. Ze werden ook gevonden. In de energie en de techniek. Pluim voor de sector.

Ik vind het minder interessant of een bedrijf op dit moment paars, rood of groen is, belangrijker is het dat het bedrijf groen denkt en dat de mensen in dat bedrijf dat ook doen. Gelukkig krijgen boeren, bedrijven, individuen, overheden en burgers een groener hart en hoofd. En dat is positief, want alleen zo kunnen ze ethisch verantwoord omgaan met natuurlijk materiaal in de hele keten.

U heeft blijk gegeven van het vermogen om op een veranderende omgeving in te spelen en ik ben er trots op dat er ook afnemers zijn die voor groen kiezen. Maar het komt niet altijd vanzelf goed. Er is niet, zoals Adam Smith, de bekende Schotse econoom, twee eeuwen geleden nog dacht, een onzichtbare hand die automatisch zal leiden tot harmonie en evenwicht en daarmee het goede dient.

U en ik moeten dan ook de kosten en de baten zorgvuldig blijven wegen. Ieder van ons moet zich blijven afvragen of het voor alle drie de p's -people, profit en planet - even goed is.

Dat brengt mij bij mijn derde onderwerp, het Europees beleid.

De regelgeving verandert mee. Met de Verordening Dierlijke bijproducten is het stigma dat slachtafval met zich meedroeg positief omgebogen naar het dierlijk bijproduct. Er is een toetsingsorgaan bij: de European Food Safety Authority, dat al diverse nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals het omvormen van mest voor energiecentrales, heeft beoordeeld op de volks- en diergezondheid. Verder heeft de Commissie de TSEroadmap gelanceerd, op basis waarvan de discussie over de toekomst van diermeel wordt gevoerd. Net als in Nederland draait het daarbij om de ethiek van het dier. Een koe eet nu eenmaal geen vis.

De regels zijn er, omdat mensen vlees eten. Het aantal vegetariërs mag zijn gegroeid, feit is ook dat de consument onafscheidelijk is van zijn gehaktbal. In een restaurant als The Fiftheen van Jamie Oliver zijn slechts vijf tot tien van de honderd bestelde maaltijden maaltijden zonder vlees. Diezelfde consument blijft net zo veel van het dier houden, en van het milieu. Daar komen vragen van, die óók in de Tweede Kamer worden gesteld, en die óók gaan over het gebruik van diermeel. Daarom wil ik hierover eerst een maatschappelijk brede discussie voeren. Afhankelijk van het verloop daarvan en van de Europese ontwikkelingen, kom ik met een meer uitgewerkte visie.

Dames en heren,
Het product van dit mooie nieuwe bedrijf is zeer bijdetijds. Het is duurzaam, er is geen extra landbouwgrond voor nodig, het concurreert niet met voedselproductie en heeft mogelijk geen gevolgen voor de biodiversiteit. Het sluit naadloos aan bij het project Schoon en Zuinig van mijn ministerie. Maar de echte meerwaarde zit niet in wat wij hier om ons heen zien. Het zit ook niet in de prijs. Het zit in de risico's die u als onderneming durft te nemen, in de gemeenschap en het gevoel van een bedrijf. In de snelheid waarmee u inspeelt op het maatschappelijk en economisch spanningsveld om u heen.

De bekende Amerikaanse managementgoeroe Peter Drucker gaat daarin nog een stapje verder. Volgens hem is innovatie 'een nieuw perspectief op de rol van de mens in het heelal.' Al dat eens waar mocht zijn, dan krijgt iederéén een beter leven met de opening die ik nu ga verrichten.

Ik dank u wel.