Intensive Care en NOVA

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

21 november 2007

CZ/TSZ-2815280

Op zaterdag 17 november is een uitzending van NOVA gewijd aan de Intensive Care (IC). In de uitzending wordt ingegaan op de organisatie van de IC zorg in Nederland. Uit onderzoek zou blijken dat jaarlijks 250 vermijdbare doden vallen op de basis IC (level 1). Uw Kamer heeft mij gevraagd hier per brief op te reageren.

Het onderzoek waaraan gerefereerd wordt, is grotendeels een extrapolatie van onderzoek in Amerika. Ik kan niet vaststellen of naar analogie hiervan conclusies getrokken kunnen worden over de IC in Nederland.
Ik wil wel benadrukken dat kwaliteit van zorg bovenaan mijn agenda staat en dat ik de tekortkomingen op de IC, die in de reportage naar voren komen, zeer serieus neem. Kwaliteit van de IC is de afgelopen jaren voortdurend onder de aandacht van mijn ministerie geweest. In 2005 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoek gedaan naar de kwaliteit van zorg op IC afdelingen. In dat onderzoek kwamen duidelijke tekorten naar voren. In 2006 is door de betrokken veldpartijen een veldnorm vastgesteld over de IC-zorg (multidisciplinaire CBO-richtlijn). Sinds die tijd is er door beroepsgroep, instellingen en IGZ gewerkt aan verbetering met aantoonbare resultaten.

In de afgelopen jaren is gezorgd voor meer capaciteit op de IC door extra bekostiging en uitbreiding van de opleiding IC-verpleegkundigen. Door de beroepsgroepen zijn er duidelijke richtlijnen opgesteld en is er een landelijke ‘level-indeling’ van IC’s in drie zwaarte niveaus tot stand gekomen. Deze level-indeling is ook door de ziekenhuisdirecties geaccepteerd.

Met de wettelijke ‘Tijdelijke regeling MICU (Mobile Intensive Care Unit) coördinatiecentra en -transport’ verbetert bovendien de kwaliteit van IC-transport. Per 2008 zal er een landelijk dekkend netwerk zijn, waardoor patiënten zonodig naar een IC met een hoger level vervoerd kunnen worden. Ik heb u hier in juli en november 2007 (CZ/EKZ-2782660 en CZ/TSZ-2802331) over geïnformeerd.

Ziekenhuizen zijn verplicht om door middel van prestatieindicatoren informatie af te geven over de aanwezigheid van (een) intensivist(en), het niveau van de IC zorg, en of dit niveau door visitatie is bevestigd. Vrijwel alle ziekenhuizen die de eigen IC naar de mening van de IGZ ten onrechte als level 2 inschatten hebben dit inmiddels bijgesteld en geven aan een basis IC (level 1) te hebben. Hierdoor vermindert het risico dat zij ten onrechte patiënten met complexe aandoeningen opnemen. De beroepsgroepen werken bovendien met IGZ aan goede externe uitkomstindicatoren om de kwaliteit van zorgverlening door IC’s in kaart te brengen.

Ook in het ‘Programma Veilige Zorg’ is aandacht voor de IC. Ziekenhuizen, artsen en verpleegkundigen hebben zich gecommitteerd aan de halvering van potentieel vermijdbare schade alsook sterfte in de ziekenhuizen per 2012. Onderdelen die hierbij zullen worden aangepakt op de IC zijn lijnsepsis en beademingspneumonie.
Ik wil de indruk wegnemen dat het in het algemeen slecht gesteld is met de IC’s in Nederland en dat er geen belangrijke positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. De NVZ is ervan overtuigd dat de kwaliteit en veiligheid van zorg aan patiënten op de IC’s sterk is verbeterd, hetgeen IGZ Inspecteur-Generaal Van der Wal ook tijdens de NOVA uitzending bevestigt.
Dat wil niet zeggen dat er zich op de IC geen misstanden kunnen voordoen. Zo is het van belang dat er gekwalificeerde intensivisten beschikbaar zijn en dat deze conform de richtlijnen handelen en daarbij hun eigen mogelijkheden niet overschatten. Daar waar instellingen zich niet houden aan de door de eigen beroepsgroep opgestelde richtlijnen en dus nog niet op verantwoorde wijze zorg wordt verleend, heeft de IGZ op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen de mogelijkheid om te interveniëren. Dat geldt overigens niet alleen voor de IC maar voor alle vormen van zorg.

De IGZ heeft met betrekking tot de IC aangegeven op korte termijn de vijf ziekenhuizen te benaderen, die via de prestatieindicatoren hebben aangegeven geen intensivist te hebben. De IGZ zal vragen of zij als ziekenhuis een met de medische staf overeengekomen geformaliseerd opname-, ontslag-, OK-, en overplaatsingsbeleid inclusief regionale samenwerkingsafspraken hebben, aangepast aan het feit dat zij, vanwege het ontbreken van een intensivist, de facto dus niet beschikken over een IC en tevens in hoeverre dit beleid wordt nageleefd.

Tegelijkertijd zal de IGZ alle circa 50 ziekenhuizen met een level 1 IC benaderen met de vraag of zij als ziekenhuis een met de medische staf overeengekomen IC-beleid hebben (zoals hierboven beschreven), aangepast aan de beperkingen die een level 1 IC impliceert voor verantwoorde en veilige patiëntenzorg en in hoeverre dit beleid wordt nageleefd. In beide gevallen vraagt de IGZ om antwoord inclusief inzage in deze zorgbeleidsdocumenten en wel vóór 1 februari 2008. In dit kader zal de deelname van deze ziekenhuizen aan de landelijke registratie via de Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE) en deelname aan de beroepsvisitaties van de NVIC (Nederlandse Vereniging voor Intensive Care) meegenomen worden. Op deze wijze kan de IGZ zich per ziekenhuis een beeld vormen van het kwaliteitssysteem rond de IC.
Op basis hiervan zal de IGZ zelf gericht onderzoek doen en waar nodig maatregelen nemen. Ook zal de IGZ aankondigen dat zij ook onaangekondigd bezoeken zal gaan brengen aan IC’s van ziekenhuizen. In een latere fase zal de IGZ ook onderzoek doen bij de ziekenhuizen met een level 2 en level 3 IC. De IGZ zal met de NVIC het gesprek intensiveren over openbaarmaking van gegevens en van de uitkomsten van IC-zorg per ziekenhuis.

Indien de geconstateerde omissies persisteren zal de IGZ de instellingen daarop aanspreken en ingrijpen waar dat nodig geacht wordt. Het betreft hier immers een categorie patiënten die zich in een uiterst kwetsbare en afhankelijke positie bevinden en die er blindelings op moeten kunnen vertrouwen dat zij kunnen rekenen op verantwoorde intensieve zorg in ziekenhuizen.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink