Toespraak staatssecretaris Bijleveld over de staatkundige verhoudingen en het kiesrecht Europees Parlement

Toespraak staatssecretaris Bijleveld over de staatkundige verhoudingen en het kiesrecht voor het Europees Parlement ter gelegenheid van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties te Den Haag op 28 juni 2007

Ik ben verheugd om hier vandaag te kunnen spreken over de voortgang in het proces van de staatkundige veranderingen én over de ontwikkelingen rond het kiesrecht voor het Europees Parlement. Twee wezenlijke onderwerpen die de afgelopen tijd de gemoederen in het Nederlandse en het Caribische deel van het koninkrijk niet onberoerd hebben gelaten.

Ik zou meteen willen beginnen om met u te kijken naar de staatkundige veranderingen. Ik ben net terug van een bezoek aan de Antillen. Een bezoek dat vooral in het teken heeft gestaan van gesprekken over het staatkundig proces. Ik zal daar de Kamer volgende week in een AO over spreken. Vanmiddag gaat de brief weg, maar ik wil daar graag nu hier al een aantal opmerkingen over maken.

Vervolgens wil ik één punt uit de Slotverklaring van het vorig POK lichten en daar op reageren, namelijk de kwestie van het stemrecht voor het Europees Parlement.

Ten slotte wil ik – samen met u – de blik op de nabije toekomst richten. Hoe vullen we onze toekomstige verhoudingen verder in?

Proces

Dames en heren, u allen hier weet hoe veel er het afgelopen jaar gebeurd is en in welke stroomversnelling de gesprekken over staatkundige hervormingen terecht zijn gekomen. Het zijn al lang niet enkel gesprekken meer, er is tot actie overgegaan.

Het heeft ertoe geleid dat het Land Nederlandse Antillen, de eilandgebieden Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius, Saba en Nederland zich inmiddels in de transitiefase bevinden die hopelijk op 15 december 2008 overgaat in de basis van onze nieuwe gezamenlijke toekomst binnen het Koninkrijk: als Sint Maarten de status van Land krijgt en Bonaire, Statia en Saba bij Nederland komen te horen in de vorm van een openbaar lichaam.

We hebben duidelijke afspraken gemaakt en die neergelegd in de stappenplannen. Die moeten het pad aangeven waarmee we de streefdatum van 15 december 2008 kunnen halen.

De fase waarin we ons nu bevinden, ik maak er geen geheim van, is een cruciale.

Allereerst de BES:

Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldt dat zij per 15 december 2008 deel uit maken van Nederland. Dat betekent dat per die datum de Nederlandse wet- en regelgeving moet zijn ingevoerd die het mogelijk maakt dat de eilanden onderdeel kunnen zijn van het Nederlands staatsbestel. Dat is een immense klus, waar op ambtelijk niveau nu erg hard aan gewerkt wordt.

We moeten daarbij echter oppassen dat we door de bomen het bos niet meer zien. Niet elk detail hoeft al voor 2009 geregeld te zijn. Het gaat om díe wet- en regelgeving zonder welke de overgang naar het Nederlands bestel niet mogelijk zal zijn. Vooralsnog niet meer en niet minder.

Het kan zo maar zijn dat men op de eilanden of in Nederland verzandt in details, dat eerdere afspraken worden vergeten, of dat het hoofddoel uit zicht verdwijnt. Dit is zonde, want het vertraagt het proces en de tijd die er is tot eind 2008 is al zo beperkt.

Nederland en de eilanden zullen sámen de schouders eronder moeten zetten om het gezamenlijk streven waarheid te laten worden. Dat streven was om met een forse dosis politieke wil en wederzijds vertrouwen, gezamenlijk te bouwen aan nieuwe verhoudingen in ons Koninkrijk. Maar die nieuwe verhoudingen waren niet het doel op zich. Dat was – en is – om de bevolking van de eilanden een beter welzijn en een betere toekomst te bieden. Dat moeten we steeds voor ogen houden.

Omdat doel te bereiken, dames en heren, zullen we sámen moeten werken.

Het wórdt beter voor de inwoners van de BES-eilanden, dat was en blijft de inzet. Niemand hoeft zich zorgen te maken dat Nederland haar afspraken niet nakomt. Met de voorstellen voor het Sociaal Economisch Initiatief en de quik wins heeft Nederland ingestemd, het geld is beschikbaar gesteld en de mensen die het nodig hebben zullen hier al snel de eerste resultaten van merken.

Hóe het plaatje er uiteindelijk precies uit komt te zien, of wanneer het punt bereikt wordt van “en dit is een goed welzijnsniveau” kan nog niet gezegd worden. ‘Havermans’ is het uitgangspunt, dat is de afspraak. Waar het van daaraf op uitkomt zullen we samen moeten bepalen. De bevolking is er het meest gebaat bij dat er snel geïnvesteerd wordt in de eilanden en in de mensen, kortom dat het goed gaat met de eilanden.

Afgelopen week hebben we met de BES-eilanden verdere afspraken gemaakt die helder maken dat het voorzieningenniveau van Havermans niet het structurele eindperspectief is, maar het vertrekpunt. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om de BES-eilanden elk jaar opnieuw met Curaçao te vergelijken.

De afgelopen week hebben Nederland en de BES- eilanden ook overeenstemming bereikt over de Algemene Maatregel van Rijksbestuur inzake het financieel toezicht. Die kan nu snel worden ingesteld. Het is van belang dat het nu voor iedereen duidelijk is dat niemand onder curatele wordt gesteld. De afspraken die gemaakt zijn bieden juist maximale ruimte aan de democratische controle van de eilandraden. Er wordt geen afbreuk aan de staande verantwoordelijkheden gedaan, er zal gezamenlijk toezicht gehouden worden op de juiste en verantwoorde besteding van belastinggeld. In laatste instantie is dan ingrijpen door de Rijksministerraad mogelijk.

Ik hoop dat voor een ieder hier aanwezig het belang duidelijk is van een snelle aansluiting van de andere partners hierbij. Elke dag uitstel kost geld. Geld van onze burgers dat we beter kunnen gebruiken vóór die burgers.

Dan nu St. Maarten:

Dames en heren, de opbouw van het Land Sint Maarten is in volle gang. De invulling van de samenwerking is op tal van punten verder geconcretiseerd, maar ook hier lopen we het risico van vertraging.

Ik denk dat dit veelal te maken heeft met egeltjesgedrag. Je ziet dat wel meer in dit soort processen. Men blijft dan heel voorzichtig om elkaar heen draaien. Dat verschillende partijen elkaars voorstellen argwanend blijven bekijken en dat alles tot in detail besproken en aangepast moet worden. Daar moeten we af. In deze situatie bestaat daar niet de capaciteit, laat staan de tijd voor.

Daarmee hangt de gedachte samen van: meer zelfstandigheid – Land worden in dit geval – is alles zelf willen kunnen doen. Vaak is dat, bijvoorbeeld vanwege de schaal, helemaal niet mogelijk of wenselijk. Zo ook in de situatie van Sint Maarten. Zelfstandigheid houdt juist in: zelf kiezen op welke wijze je met wie samenwerkt, en daarmee tot een beter en effectiever beleid komen.

De ondervoorzitter van de Raad van State, de heer Tjeenk Willink, heeft bij het POK in 2006 al eens gezegd: “In plaats van te discussiëren over het woord autonomie doen we er beter aan te spreken over wat ieders verantwoordelijkheid is bij het aanpakken van een maatschappelijk probleem: wie doet wat, welke mensen zijn daarvoor, hoe betalen we dat en hoe regelen we het toezicht op de uitvoering?

Ik ben het daar zeer mee eens! Laten we de discussie richten op wat we samen concreet willen bereiken en niet op hetgeen we níet willen.

Vervolgens het land

Met de opbouw van een nieuw Land hangt onherroepelijk de voorbereiding samen van de ontmanteling van het Land Nederlandse Antillen. Alles waar de eilanden nu mee bezig zijn hangt er mee samen. De ontmanteling moet afgerond zijn voor we de volgende stap kunnen nemen. En laat me u verzekeren: het is deze keer vele malen complexer dan ten tijde van het uitreden van Aruba. Hier wordt een land opgeheven en twee nieuwe landen gemaakt.

Er is al een slag gemaakt. Met de inventarisatie ten behoeve van de boedelscheiding en de inventarisatie van de schulden is men een eind op weg. Nu stokt het proces, lijkt het. Voor de verdeling van de Landsdiensten en de landsambtenaren is het zaak om snel duidelijkheid te hebben.

Dames en heren, laat ik eerlijk zijn: ik heb echt grote zorgen over de voortgang die we op dit punt tot dusver geboekt hebben. Het is echt tijd om politieke discussie en persoonlijke stokpaardjes ondergeschikt te maken aan de noodzaak om verder te komen.

Ook hier lijkt de druk die geleid heeft tot de akkoorden van 2006 en 2007 van de ketel te ontsnappen. En dat is iets waar we echt voor moeten waken, willen we de door de eilanden zo vurig bepleitte datum van december 2008 gaan halen

Curaçao

Als ergens de druk op de ketel gehouden wordt dan is het wel op Curaçao!

Het nieuwe bestuurscollege overweegt, althans zo heb ik begrepen alsnog de slotverklaring in overweging te nemen. Dat is hoopgevend en ik hoop van ganser harte dat Curaçao instemt met de slotverklaring en we snel tot een overgangsakkoord kunnen komen.

Maar – zoals ik telkens heb gezegd – afspraak is afspraak, de Slotverklaring van 2 november is niet onderhandelbaar. We werken het wel uit en zijn bereid om snel een overgangsakkoord te bereiken. Ik weet zeker dat de afspraken die daarin zijn gemaakt en die natuurlijk nog moeten worden uitgewerkt datgene garanderen waar de bevolking van de eilanden het meest bij gebaat is. Namelijk rechtszekerheid, efficiënt en goed bestuur, een gezonde economie en een goed welvaartsniveau, die tezamen een goede toekomst voor de kinderen van nu in het vooruitzicht stelt.

Ik ben er van overtuigd dat we er met onderling vertrouwen, politieke moed en de wil om er samen de schouders onder te willen zetten wel uit komen.

Aruba

Dames en heren, in al dit geweld van onderhandelingen over staatkundige hervormingen op de Nederlandse Antillen moeten we niet vergeten dat Aruba ook nog een partner in dit proces is.

In 1986 hebben we er met zijn allen en in de eerste plaats Aruba zelf! aan gewerkt om iets moois van Aruba te maken. En dat is gelukt.

Ik ga er van uit dat Aruba de Antillen hetzelfde gunt nu hun tijd gekomen is om een nieuwe stap in het Koninkrijk te willen zetten en ook wil meehelpen om de nieuw gekozen toekomst voor de eilanden te realiseren.

We hebben door al deze veranderingen in gang te zetten een window of opportunity gecreëerd voor ons allemaal. Er verandert zoveel tegelijkertijd dat de ruimte geschapen wordt om misschien ook op andere vlakken vooruitgang te boeken. Wellicht kan Aruba deze kans benutten om zich binnen het Koninkrijk ook verder te ontwikkelen.

Tot zover

Dames en heren, tot zover mijn beschouwing van waar ik denk dat we in het staatkundig proces met zijn allen staan. We zijn een heel eind gekomen, maar we zijn nog lang niet klaar. De stukjes van deze enorme legpuzzel moeten ook nog op de juiste plek vallen en daar is niet veel tijd voor.

Stemrecht Europees Parlement

Het andere thema voor vanochtend betreft het kiesrecht voor het Europees Parlement. U heeft naar aanleiding van het vorig Parlementair Overleg de Koninkrijksregering gevraagd op welke wijze uitvoering gegeven zal worden aan de uitspraak van het Europese Hof in de zaak Eman/Sevinger en inmiddels heeft u allen het vervolg kunnen vernemen.

Zoals een ieder hier waarschijnlijk wel bekend is draait deze zaak om het al dan niet verlenen van stemrecht voor het Europees Parlement aan een Nederlands burger woonachtig op de Antillen en Aruba. Hiervoor geldt dat men minstens 10 jaar in Nederland moet hebben gewoond om aanspraak te maken op stemrecht voor het Europees Parlement.

Hetgeen de Raad van State en het Europese Hof van Justitie concludeerden was dat er in deze zaak sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel.

Oplossing: Óf je geeft elke Nederlander die in het buitenland of op de Antillen of Aruba woont hetzelfde stemrecht voor het Europees Parlement. Óf je stelt de voorwaarde dat men in Nederland moet wonen wil men dit stemrecht kunnen uitoefenen, met andere woorden: dan mag niemand die niet in Nederland woont voor het EP stemmen.

Naar mijn mening was er geen aanleiding om het kiesrecht van Nederlanders in het buitenland in te perken. En ik denk ook niet dat de Arubaanse appelanten deze tweede mogelijkheid voor ogen hadden toen ze deze zaak aanhangig maakten. Ik heb er voor gekozen voor te stellen het kiesrecht uit te breiden in de Nederlandse Antillen en Aruba.

Ik heb dit gedaan, niet alleen om recht te doen aan de uitspraak van het Europees Hof, maar ook omdat in mijn optiek hiermee meer invulling wordt gegeven aan het feit dat de meeste ingezeten van deze landen niet alleen Nederlands staatburger zijn, maar tevens burger van de Europese Unie!

Zoals u allen weet, de Ministerraad heeft inmiddels met dit voorstel ingestemd en ik hoop het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet direct na het zomerreces aan de Ministerraad te kunnen aanbieden.

Toekomst

Dames en heren, ik kom tot een afronding van deze inleiding.

Met de start van de hervorming van de staatkundige verhoudingen in het Koninkrijk hebben we een nieuwe weg ingeslagen naar nauwere banden en intensievere samenwerking binnen het Koninkrijk. Ondanks onze vastberadenheid is dit een weg met een toekomst waarin nog van alles kan gebeuren.

De ontwikkelingen in staatkundige verhoudingen en de uitbreiding van kiesrecht voor het Europees Parlement zijn exemplarisch voor de grote dynamiek die in de verschillende verhoudingen over de hele wereld geldt. Globalisering, Europese eenwording, en de oude banden in het Koninkrijk grijpen op verschillende manier in elkaar. Zonder dat daar nou altijd bewust beleid aan ten grondslag ligt leven we in een situatie van voortdurende verandering die op een veel hoger niveau ligt dan alleen dat van land of zelfs Koninkrijk.

In dergelijke situaties is het nodig dat je visie hebt, weet wat je wil en vervolgens niet van de wijs laat brengen door de hobbels in de weg die je onderweg tegenkomt. In feite is dat de belangrijkste boodschap die ik u vandaag mee wil geven. Ik zal blijven vasthouden aan het gezamenlijk doel dat we ons gesteld hebben, ik hoop dat u hetzelfde doet.

Ik ben er van overtuigd dat we met de hervormingen in het Koninkrijk ons rekenschap geven van nieuwe ontwikkelingen, veranderende wensen en voortschrijdend inzicht. We zijn op de goede weg. Dat neemt niet weg dat de toekomst onzeker is. Maar wat de toekomst brenge moge, mij geleidt het idee dat we in het Koninkrijk sterk staan en samen de weg zullen blijven vinden.

Dank u wel

Alleen het gesproken woord geldt