Toespraak staatssecretaris Bijleveld bij symposium Raad voor de Financiële Verhoudingen

In de eerste plaats wil ik de voorzitter van de Raad voor de financiële verhoudingen Michiel van Haersma Buma danken voor de publicatie die hij mij zojuist overhandigde.
Het overhandigen van een publicatie aan een bewindspersoon heeft vaak een soort symboliek van “het is nu klaar, we hebben het neergelegd bij de bevoegde autoriteiten en wij kunnen nu naar huis”.
Dat is vrijwel nooit de bedoeling en ook hier nadrukkelijk niet.
De Raad kan helemaal niet naar huis, want we hebben haar nodig en bovendien is de publicatie een aanzet om door te praten over de financiële verhoudingen.

De evaluatie door de Raad van de Financiële Verhoudingenwet is gedegen en belangrijk.
We verrichten natuurlijk elk jaar ons onderhoudswerk. Een varend schip moet regelmatig geteerd worden. Maar er is ook de vraag of we met het goede schip de juiste havens opzoeken.
Met andere woorden: kijken met een breder perspectief. De FVW is het geesteskind van de voorganger van de Raad en zij heeft daarom ook de taak om het gedachtegoed, waaruit die wet is voortgekomen, te hoeden. 10 Jaar is daar een vanzelfsprekende termijn voor.
Eerlijk gezegd weet niemand waarom tien beter is dan negen of elf, maar als het vanzelfsprekend voelt dan is het dat ook.

De manier waarop de Raad het heeft aangepakt spreekt mij erg aan.
Enerzijds een gedegen rapport, met wetenschappelijke studies en anderzijds het wat lichtvoetiger commentaar in de korte essays en de prijsvraag.
Daarmee heeft de evaluatie een wat groter bereik gekregen dan anders het geval zou zijn geweest.

Dames en heren, we kijken naar de Wet omdat die tien jaar oud is; nadrukkelijk niet omdat er grote onvrede bestaat over de wet, niet over de verdeling, niet over de systematiek.
De reden dat de Financiële Verhoudingenwet in de jaren 90 van de vorige eeuw herzien werd was de onvrede over het gemeentefonds. Maar daar is op dit moment geen reden voor.
Dat maakt de adviezen van de Raad overigens niet minder serieus en zo zal ik ze ook opvatten.

Toch zult u niet verrast opkijken als ik zeg dat ik op dit moment prioriteit geef aan het herstel van de bestuurlijke verhoudingen, die op hun beurt ook weer de basis zijn voor de financiële verhoudingen.
Ik wil sturen op hoofdlijnen en dat betekent bij voorbeeld minder specifieke uitkeringen.
Uit het handelen van de regering moet respect blijken voor de gemeentelijke overheden. We willen niet langer praten over lagere overheden maar over medeoverheden en over de gemeenten als eerste overheden.

Wij willen de gemeentelijk beleidsafwegingen respecteren.
Dat betekent ook minder strakke grenzen voor de OZB.
Er bestaat een brede angst dat de gemeenten met de OZB aan de haal gaan. Ik deel die vrees niet. De gemeenten zullen zich realiseren dat ze zich voor hun financiële beleid moeten verantwoorden tegenover hun burgers.
Als de verhouding tussen rijk en gemeenten wordt bepaald door respect moet dat ook gelden tussen burgers en gemeenten.

Dat neemt niet weg dat het Kabinet groot belang hecht aan een matiging van de lastendruk en dus wil voorkomen dat op sommige plaatsen de burgers onevenredig belast worden. De macronorm lijkt hiervoor een middel.

De Raad heeft zich duidelijk geen voorstander getoond van een macronorm. Een aantal van haar bezwaren begrijp ik wel. Toch gaan wij niet mee met uw afwijzing van de macronorm.

Dames en heren, het beeld van gemeenten als gewetenloze struikrovers in de tuinen van huiseigenaren is niet reëel. Maar anderzijds is het ook niet onverstandig om de vingers aan de pols te kunnen houden en de gemeenten aan te kunnen spreken op hun handelen. Daar hebben we ook een bestuurlijk overleg financiële verhoudingen voor.

Terug naar de verdeling van het Gemeentefonds. Want daar gaat het bij de evaluatie toch vooral over.
Complex, ingewikkeld, eerlijk, en prikkelend.
De oproep om de gedachten over de financiële verhoudingen op papier te zetten heeft verrassende resultaten opgeleverd opgeleverd. En ook leuk.

Zoals bij een prijsvraag hoort heeft een jury zich over de epistels gebogen en daar een complex maar wel heel eerlijk oordeel over geveld: 5 clusters, ik bedoel categorieën en dan gescoord op 1 tot 5.
Er is niet gecorrigeerd voor capaciteit of zo.
Ik zat niet in de jury, maar kan mij in hun oordeel vinden.

De hoofdprijs komt toe aan het prachtige verhaal van Johan van Gilst.” Wat een verhouding.”
Een kinderlijk eenvoudige inleiding in de financiële verhouding en de vragen waar je ook als beheerder voor staat.
En, wat ik ook aardig vond: het sluit mooi aan op een oude lustrumbundel van de RGF: “Het zakgeld der gemeenten”.
Ik vrees alleen dat de alleszins redelijke uitleg van de verschillen aan zijn kinderen wel hoge eisen stelt aan de redelijkheid van zijn kinderen en het vertrouwen dat zij moeten hebben in hun vader.
Zoals ook in de politiek spelen vaak allerlei emoties een rol waardoor, hoe je het ook uitlegt, je toch op een “nou, dat is niet eerlijk” moet rekenen. En dan is het zaak consequent te blijven zeggen ze altijd.