Motie 31015 nr. 23 VAO kindermishandeling

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJB/APJB-2810224

5 november 2007

Dinsdag 6 november stemt uw Kamer over de moties uit het VAO kindermishandeling van woensdag 31 oktober. Tijdens dit VAO heb ik aangegeven u voor de stemming nog schriftelijk te informeren over motie 31015 nr. 23 van het lid Langkamp. In deze brief ontvangt u deze informatie.

Met motie 31015 nr. 23 wordt de regering verzocht de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) te wijzigen zodat, als dat dringend noodzakelijk wordt geacht, een kind in behandeling kan worden genomen met toestemming van één ouder.

Met uw Kamer ben ik van mening dat een kind dat dringend behandeling nodig heeft die behandeling ook moet krijgen. Een wetswijziging is niet nodig om dit te bereiken.

De algemene regel is dat voor de behandeling van een kind beneden de 12 jaar de toestemming van beide ouders nodig is.

Voor kinderen tussen 12 en 16 jaar staat in artikel 7:450 lid 2 van het burgerlijk wetboek voor deze situatie het volgende:

“Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders of de voogd worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na weigering van de toestemming de verrichting weloverwogen blijft wensen.”

Wanneer (één of) beide ouders toestemming voor behandeling weigeren, terwijl behandeling dringend noodzakelijk is en het onthouden ervan het kind ernstig in de ontwikkeling bedreigt, kan dit door de behandelaar of andere betrokkenen gemeld worden bij het bureau jeugdzorg, of in crisissituaties ook wel rechtstreeks bij de Raad voor de Kinderbescherming. Bureau jeugdzorg en/of de Raad stellen vervolgens een onderzoek in naar de mogelijkheid van een (spoed)maatregel van kinderbescherming. De kinderrechter kan dan het gezag van de ouder(s) beperken of indien nodig (tijdelijk) ontnemen waardoor toestemming van die ouder(s) voor de behandeling niet langer nodig is. Ook bestaat de mogelijkheid voor de ouders het geschil voor te leggen aan de kinderrechter voor vervangende toestemming.

Het wijzigen van de WGBO is dus niet noodzakelijk om in situaties zoals beschreven in de motie, behandeling mogelijk te maken. Dat geldt temeer als de voorgestelde wijziging van de kinderbeschermingswetgeving (die thans in concept gereed is) van kracht zal worden. Een kinderbeschermingsmaatregel zal daarmee sneller kunnen worden uitgesproken dan nu het geval is. Ook andere wijzigingen zullen het voor de uitvoeringspraktijk gemakkelijker maken om in concrete gevallen het belang van het kind altijd te laten prevaleren.

Derhalve ontraad ik u deze motie.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet