Antwoorden op kamervragen van De Wit over het niet of nauwelijks screenen van artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners op hun eventuele veroodeling wegens zedendelicten

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA-K-U-2793802

5 november 2007

Antwoorden van minister Klink en mede namens de Minister van Justitie, op kamervragen van het Kamerlid De Wit over het niet of nauwelijks screenen van artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners op hun eventuele veroordeling wegens zedendelicten (206060720720).

Vraag 1
Kent u de berichtgeving over het niet of nauwelijks screenen van artsen, verpleeg-kundigen en andere zorgverleners op hun eventuele veroordeling wegens zedendelicten ?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Wat is uw commentaar op de bevindingen van het Algemeen Dagblad (AD) dat in 2006 driekwart van alle mensen die in de zorg een baan of een nieuwe werkgever kregen niet een verklaring omtrent het gedrag (VOG) hoefde over te leggen?

Antwoord 2
Ik acht het zeer ongewenst dat personen die voor een zedendelict zijn veroordeeld binnen de zorg één op één contacten hebben met kwetsbare personen. Om dit te voorkomen kan het overleggen van een VOG een adequaat middel zijn. Het is primair aan de werkgever om te bepalen of de betrokken werknemer in een zodanige omgeving werkt dat het gerecht-vaardigd is een VOG te eisen. De zorginstellingen hebben ook in dit opzicht een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de geleverde zorg. Dit is ondermeer vastgelegd in de Kwaliteitswet zorginstellingen.

Vraag 3
Wat is uw mening over de opvatting van Reclassering Nederland dat in dit soort kwetsbare beroepen een VOG standaard zou moeten worden overlegd?

Antwoord 3
Ik onderzoek de mogelijkheid en de effectiviteit van verplichtstelling van de VOG voor de beroepen die onder artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG) vallen. Dit betreft de arts, tandarts, apotheker, verpleegkundige, verloskundige, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en fysiotherapeut. Deze beroepsbeoefenaren werken allemaal in één op één situaties met mensen die in mindere of meerdere mate afhankelijk zijn van de beroepsbeoefenaar in kwestie. Ook is een aantal van deze beroepsbeoefenaren vrijgevestigd, waardoor zij niet in alle gevallen een werkgever hebben die een VOG kan eisen. Met de Minister van Justitie moeten afspraken gemaakt worden over de praktische consequenties voor het Centraal Orgaan Verklaringen Omtrent Gedrag.

Vraag 4
Zou niet veeleer met name voor mensen werkzaam in de zorg overlegging van een VOG verplicht moeten worden gesteld? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Zie antwoord bij vraag 3.

Vraag 5
Moeten de aangescherpte regels omtrent de VOG, zoals neergelegd in de brief van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer , niet ook hier uitdrukkelijk van toepassing worden verklaard?

Antwoord 5
Dit aspect maakt deel uit van mijn overwegingen en het overleg met de Minister van Justitie.

Vraag 6
Is de registratie in het BIG-register van veroordelingen wegens een zedendelict niet een verdere waarborg voor werkgevers in de zorg dat zij kunnen nagaan of een sollicitant veroordeeld is wegens een zedendelict? Moeten ook in dit opzicht de regels voor registratie niet worden aangescherpt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 3 en 5.

Vraag 7
Is het naar uw uw mening wel verantwoord dat mensen werkzaam in de zorg die wegens een zedendelict veroordeeld zijn of zich schuldig hebben gemaakt aan grensoverschrijdend seksueel gedrag opnieuw in het zelfde beroep werkzaam zijn?

Antwoord 7
Zoals ik bij de antwoorden op de vragen 3 en 5 al heb aangegeven onderzoek ik de mogelijkheid en effectiviteit van het van toepassing verklaren van de aangescherpte regels omtrent de VOG voor het onderwijs, op mensen die in de zorg werken in één op één situaties met kwetsbare personen. Dan komt het er in de praktijk op neer dat een zorgverlener die een VOG geweigerd is vanwege één of meerdere zedendelicten, afhankelijk van het strafblad tussen de 10 jaar en levenslang na het delict niet meer in de zorg kan werken.

Vraag 8
Welke maatregelen van u mag de Tweede Kamer op korte termijn tegemoet zien?

Antwoord 8
Ik hoop op korte termijn mijn onderzoek en het overleg met de Minister van Justitie af te ronden. Ik zal u daarna informeren over de te treffen maatregelen.