Antwoorden op kamervragen over misdaadcijfers in Roermond

Antwoorden op de vragen van de leden Griffith en Weekers (beiden VVD) over misdaadcijfers in Roermond.

1. Vraag
Kent u het landelijke criminaliteitsoverzicht 2006 van het Algemeen Dagblad?1

1. Antwoord
Ja

2. Vraag
Klopt de berichtgeving dat Roermond de op twee na onveiligste gemeente van ons land is? 2)

2. Antwoord
Deze conclusie trekt de MisdaadMeter van AD. Voor een goede beoordeling van deze conclusie is het navolgende van belang:

a) De MisdaadMeter is gebaseerd op door de politie geregistreerde delicten;.

b) Een groot aantal delicten wordt echter níet aangegeven bij de politie, het zogenaamde dark number’.;

c) Door slachtoffers zelf gerapporteerde criminaliteit –in slachtofferenquêtes 3)- geven dan ook een beter beeld van de werkelijke omvang van de criminaliteit;

d) Het CBS concludeert in het artikel Een papieren werkelijkheid – AD Misdaadmeter zit er te vaak naast 4) dat het cijfermateriaal uit de Misdaadmeter geen statistisch verantwoorde conclusies toelaat. Vergelijkingen van uitkomsten van tal van gemeenten voor beleids- en bestuursdoeleinden zijn zinloos en zelfs onverantwoord, volgens het CBS.

Op grond van deze overwegingen ben ik van mening dat de AD MisdaadMeter niet het juiste instrument is om een rangorde van (on)veilige gemeenten aan te geven.

3. Vraag
Hoe is het mogelijk dat de gemeente Roermond met 44.500 inwoners in 2006 in absolute misdaadcijfers wedijvert met steden als Eindhoven en Rotterdam die 5 tot 11 keer zo groot zijn?

3. Antwoord
De AD MisdaadMeter beoogt een instrument te zijn waarmee de veiligheid van gemeenten onderling kan worden vergeleken. Door het CBS is in 2004 5) een –eenvoudige statistische rekentechniek toegepast om de betrouwbaarheid van de cijfers te kunnen relateren aan de omvang van de gemeenten en de mate waarin het betreffende delict in de registratie is waargenomen. Hieruit is naar voren gekomen dat minimaal driekwart van de uitkomsten van de AD MisdaadMeter de statistische rekentoets niet kan doorstaan. Op grond hiervan concludeert het CBS, zoals ook bij het antwoord op vraag 2 gemeld, dat de AD Misdaadmeter op deze wijze een ongeschikt instrument is voor vergelijking van gemeenten.

4. Vraag
Is er een analyse gemaakt van het feit dat Roermond al voor het derde jaar op rij in de top van de onveiligste gemeenten staat? Wat wordt eraan gedaan om deze negatieve spiraal te doorbreken?

4. Antwoord
Het Ministerie maakt geen lokale veiligheidsanalyses. Dit is bij uitstek de taak van de lokale overheid c.q. de lokale driehoek. Navraag bij de gemeente Roermond leert dat het college van burgemeester en wethouders en de lokale driehoek hebben besloten een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar aanleiding van de politie jaarcijfers 2006. Dit onderzoek zal gericht zijn op de aanpak van de criminaliteit/veiligheid door de verschillende partners in de veiligheidsketen.

5. Vraag
Hoe beoordeelt u in dit licht dat de korpsleiding uitgerekend in deze gemeente iemand van buiten de politie, waartegen een strafrechtelijk vooronderzoek loopt, heeft benoemd tot chef basiseenheid Roermond centrum, welke benoeming pas na druk van de media voorlopig van de
baan is? Wie was voor deze benoeming verantwoordelijk en wat wist(en) deze functionaris(en) van het lopende onderzoek? Deelt u de mening dat dit geen gelukkige keuze is geweest en dat het lopende strafrechtelijk vooronderzoek naar de beoogd chef basiseenheid van Roermond het functioneren van de politie kan schaden? Bestaat er landelijk beleid terzake? Klopt het dat er sprake is van een gebrekkige communicatie tussen de korpsleiding en de plaatsvervangend
korpsbeheerder/burgemeester van Roermond? Heeft dit invloed op het niet kunnen doorbreken van de negatieve criminaliteitspiraal?2 Welke mogelijkheden ziet u om de gerezen problemen in Roermond op te lossen?

5. Antwoord
De werving, selectie en benoeming van politieambtenaren is primair een aangelegenheid van de korpsbeheerder en behoort tot diens verantwoordelijkheid. Alvorens over te kunnen gaan tot benoeming of aanstelling van personeel vindt er een onderzoek plaats naar met name diens betrouwbaarheid. Over dit verplichte onderzoek heeft de Raad van Hoofdcommissarissen in januari 2003 een Modelprotocol antecedentenonderzoek politie vastgesteld. Bij de korpsen wordt volgens dit protocol het onderzoek gedaan. Naast dit protocol vindt het verplichte onderzoek ook zijn grondslag in voorschriften over de rechtspositie van de politie 6). Op grond van de resultaten van dit onderzoek beslist de korpsbeheerder of de kandidaat al dan niet wordt benoemd.

Deze voorschriften zijn van invloed op het aannamebeleid van politiekorpsen en bieden in beginsel voldoende waarborgen om te voorkomen dat personen die een veiligheids- of integriteitrisico voor de organisatie kunnen vormen, worden aangenomen. Aangezien de procedure rondom selectie en aanname van nieuwe medewerkers, zoals hierboven beschreven, een regionale verantwoordelijkheid betreft, kan ik bij de specifieke beantwoording van deze vragen niet treden in de bevoegdheid van de korpsbeheerder.

Voor het antwoord op de vraag of dit invloed heeft op het niet kunnen doorbreken van de negatieve criminaliteitspiraal verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2, 3 en 4.

1 Algemeen Dagblad, Misdaadmeter, 21 april 2007.
2 Dagblad De Limburger, 26 april 2007.
3 In de Veiligheidsmonitor Rijk van het ministerie van BZK, Justitie en het Centraal Bureau van de Statistiek, wordt het ‘dark number’ wél gemeten.
4 Tijdschrift voor de Politie, nr. 7-8, juli/augustus 2004
5 zie voetnoot 3.
6 Deze voorschriften zijn: het Besluit algemene rechtspositie politie, de Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie, de Wet justitiële gegevens, het Besluit justitiële gegevens, de Wet politieregisters, het Besluit politieregisters en de Wet veiligheidsonderzoeken.