Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over problemen bij de kleinschalige ANW-dienstenstructuren van huisartsen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2774959

2 juli 2007

Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over problemen bij kleinschalige ANW-dienstenstructuren van huisartsen (2060716620).

Vraag 1
Wat is uw reactie op de problemen die kleinschalige ANW-dienstenstructuren (ANW:
avond-, nacht- en weekend) van huisartsen ondervinden bij het huidige beleid van overheid en zorgverzekeraars?

Antwoord 1
Per 1 januari 2005 is de beleidsregel van de NZa voor de bekostiging van de huisartsendiensten-structuren (hds-en), en in samenhang daarmee het beleid ten aanzien van deze structuren gewijzigd. Deze beleidsregel stimuleert de kleine hds-en (dat zijn hds-en die meer dan 450 anw-uren per jaar draaien) om aan te sluiten bij de grote, door hen bij het realiseren van die aansluiting een module platteland en een module zorgconsumptie toe te kennen. Ergo, geen aansluiting betekent dat de kleine hds-en alleen in aanmerking komen voor het zgn. basisbedrag voor de infrastructurele kosten en die modules moeten ontberen. Dit nu wordt door de kleine hds-en als problematisch ervaren.
Ik ben het daar niet mee eens. In de eerste plaats omdat dit hun eigen keuze is. In de tweede plaats is het beslist niet zo dat de kleine hds-en, vanwege het niet in aanmerking komen voor genoemde modules, financieel worden achtergesteld. Op basis van de in oktober 2001 tot stand gekomen algemeen geldende algemene maatregel van bestuur, zijn immers ook deze kleine hds-en mee gaan profiteren van de vergoeding voor de infrastructurele kosten (het zgn. basisbedrag, wat ze blijven krijgen, óók na 1/1/2005). Daarnaast profiteerden de kleine hds-en van de inkomensverbetering (ingevoerde uurtarief), met als gevolg dat door het draaien van meer dan 450 anw-uren de huisartsen in deze kleine hds-en een gemiddeld inkomen verwerven van euro 30.500,-- per jaar. Dit, terwijl het gemiddeld inkomen voor de huisartsen in grote hds-en ligt op een bedrag van ca. euro 13.000 per jaar. Voorts voorziet de beleidsregel in een overgangsregeling tussen 3 tot 5 jaar, d.w.z. kleine hds-en die de aansluiting willen maken, krijgen naast het basisbedrag voor het overgangstraject ook nog zgn. herallocatiemiddelen.

Vraag 2
Erkent u dat de huidige financieringssystematiek grootschaligheid stimuleert?
Vindt u het acceptabel dat kleinschalige dienstenstructuren in financiële zin worden
achtergesteld ten opzichte van de grootschalige dienstenstructuren?
Zo ja, waarom vindt u het huidige beleid passend?

Antwoord 2
In de huidige financieringssystematiek zijn prikkels ingebouwd ter stimulering van grootschaligheid. Dit is gebeurd naar aanleiding van de rapporten van CVZ en de IGZ over respectievelijk de doelmatigheid en de kwaliteit van de huisartsenposten. Uit die onderzoeken kwam naar voren dat door de organisatie op te schalen, op regionaal niveau doelmatigheidswinst valt te behalen, zonder dat de kwaliteit van zorg daaronder hoeft te leiden. Daarom zijn in de huidige financieringsssytematiek modulaire incentives ingebouwd om die opschaling te bevorderen. Ook is in deze systematiek een plusmodule geïntroduceerd om kwaliteitsverbeteringen te honoreren. In dit verband memoreer ik, dat de huidige beleidsregel waarin deze bekostigingssystematiek is neergelegd gedragen wordt door de koepel van HDS-en en door Zorgverzekeraars Nederland.
De kleinschalige dienstenstructuren worden in financiële zin niet achtergesteld ten opzichte van de grootschalige, nu ze ook in aanmerking blijven komen voor vergoeding van de infrastructurele kosten, ondanks het feit dat ze niet overgaan tot aansluiting bij de grotere hds-en. Verder kunnen ook zij in aanmerking komen voor de zogenaamde plusmodule.
Voor het overige verwijs ik in dit verband naar het antwoord op vraag 1.

Vraag 3
Wat vindt u ervan dat huisartsen, werkzaam in kleinschalige dienstenstructuren als zij meer dan 450 uren per jaar dienst draaien een lager financiële vergoeding krijgen voor hun diensten dan collega’s die in grootschalige dienstverbanden minder dan 450 uren dienst draaien?

Antwoord 3
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op eerdere vragen.

Vraag 4
Deelt u de mening dat kleinschalige dienstenstructuren een volwaardig alternatief zijn voor de grootschalige dienstenstructuren? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Kleinschalige dienstenstructuren kunnen net zo goed werken als grootschalige dienstenstructuren. Maar dan zullen ze, naast het bieden van kwalitatief verantwoorde zorg, ook doelmatig moeten werken. Dit nu blijkt niet altijd het geval. Uit eerder bedoelde onderzoeken van CVZ en IGZ immers blijkt, dat kleine hds-en op regionaal niveau doelmatigheidswinst kunnen behalen door een andere manier van organiseren van de anw-zorg (bv. via opschaling). Op dit moment kennen de huidige (ca. 65) dienstenstructuren alle een eigen aansturing , administratie, kwaliteitsontwikkeling, etc. Een efficiëntere aansturing van de zorg tijdens anw-uren betekent dat de kosten die hiermee gemoeid zijn, kunnen worden teruggedrongen en dat eventuele besparingen tengevolge daarvan bv. kunnen worden ingezet om het aantal posten in Nederland verder uit te breiden en de kwaliteit van zorg verder te ontwikkelen.
Ik ben van mening, dat daar waar de kleine hds-en op regionaal niveau doelmatigheidswinst kunnen behalen, door de anw-zorg bijvoorbeeld via opschaling anders te organiseren, zonder de kwaliteit van de zorg aan te tasten, men die ruimte ook moet benutten. Dit komt de zorg ten goede en daarmee het belang van de patiënt.

Vraag 5
Is het waar dat de nog bestaande kleinschalige dienstenstructuren beter scoren op het punt van bereikbaarheid, zowel telefonisch als in fysieke zin ten opzichte van de grootschalige dienstenstructuren? Welke onderzoeksgegevens zijn daarover bekend?

Antwoord 5
Mij zijn geen onderzoeksgegevens bekend die tot een dergelijke conclusie leiden.

Vraag 6
Onderschrijft u het standpunt van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) dat differentiatie van dienstenstructuren mogelijk moet zijn naar gelang de lokale situatie? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze differentiatie mogelijk te maken?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6
Differentiatie van dienstenstructuren op lokaal c.q. regionaal niveau is altijd al mogelijk geweest: er is geen enkele wet- en/of regelgeving die dit verbiedt. Ik heb in mijn nieuwe bekostigingssystematiek slechts prikkels willen inbouwen voor opschaling van de organisatie, omdat eerder bedoelde onderzoeken aantonen dat dit kan leiden tot betere doelmatigheid van de anw-zorg met behoud van kwaliteit. Het is aan de zorgverzekeraars en huisartsen zélf om afspraken te maken over differentiatie en schaalgrootte. Overigens – zo bleek in het kader van de evaluatie van de huidige beleidsregel vorig jaar - zijn zorgverzekeraars overal in den lande regionaal met de hds-en in gesprek gegaan om te bezien wat de meest gewenste effectieve voorziening in de toekomst is. Uit die gesprekken blijkt dat voor vele kleine hds-en voldoende ruimte is om te komen tot samenwerking en dat deze ruimte ook feitelijk wordt benut.

Vraag 7
Bent u bereid de hindernissen die kleinschalige dienstenstructuren ondervinden ten gevolge van de huidige regelgeving en financiering weg te nemen? Zo ja, welke maatregelen gaat u daarvoor treffen?

Antwoord 7
De huidige beleidsregel is vorig jaar geëvalueerd. Daarin zijn ook de effecten van de nieuwe bekostigingsssystematiek voor de kleine hds-en meegenomen. De koepel van de HDS-en en Zorgverzekeraars Nederland zijn nadrukkelijk bij de evaluatie betrokken geweest. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de huidige beleidsregel op dit moment geen aanpassing behoeft. In dat licht zie ik ook geen aanleiding verdere maatregelen te moeten gaan treffen.

Vraag 8
Wilt u kleinschalige diensteninitiatieven in wijken en gezondheidscentra bevorderen?
Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord 8
Het beleid is erop gericht om de feitelijke zorg zo dicht mogelijk in de buurt van mensen te verlenen. Dit is ook het uitgangspunt van het programma versterking eerstelijnszorg dat ik samen met de veldpartijen uitvoer. Het is de bedoeling om te komen tot een wijk-/buurtgerichte eerstelijnszorg die voor de patiënt bereikbaar, toegankelijk en beschikbaar is. Deze voorzieningen hebben mogelijk ook een taak in de anw-zorgverlening. Dit betekent echter niet dat de organisatie van de zorgverlening niet opgeschaald kan worden. Zoals in het antwoord op vraag 4 reeds aangegeven betekent een efficiëntere aansturing van de zorg tijdens anw-uren (via opschaling) dat de kosten die hiermee gemoeid zijn, kunnen worden teruggedrongen en dat eventuele besparingen tengevolge daarvan bv. kunnen worden ingezet om het aantal posten in Nederland verder uit te breiden en de kwaliteit van zorg verder te ontwikkelen. Op deze manier worden kleinschalige diensteninitiatieven in wijken en gezondheidscentra inderdaad bevorderd. Uiteindelijk komt dit de patiënt ten goede.