Aanbieding rapport Inspectie Jeugdzorg 'Met het oog op kwaliteit'

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJB/JZ-2754468

31 mei 2007

Hierbij zend ik u het rapport ‘Met het oog op kwaliteit: landelijk onderzoek naar de kwaliteitsbewaking van de indicatiestelling door bureaus jeugdzorg’ van de Inspectie Jeugdzorg. Aanleiding voor dit onderzoek waren de kritische signalen die de Inspectie vanuit het veld bereikten over de bruikbaarheid van indicatiestellingen van bureaus jeugdzorg voor verdere hulpverlening.

De bevindingen

De Inspectie oordeelt dat de bureaus jeugdzorg de kwaliteit van de indicatiestelling nog niet voldoende bewaken. Een minderheid van de bureaus jeugdzorg bewaakt de kwaliteit van de indicatiestelling op instellingsniveau. De overige bureaus jeugdzorg bewaken de kwaliteit alleen op het niveau van individuele indicatiestellingen en dit is meestal niet systematisch georganiseerd. Bij alle bureaus jeugdzorg laat het betrekken van zorgaanbieders bij de kwaliteitsbewaking te wensen over.
De Inspectie constateert dat in de praktijk niet duidelijk is wat onder ‘vervangende zorg’ moet worden verstaan en welke hulp onder deze vlag geboden wordt. Het gebrek aan eenduidigheid hierin zorgt ervoor dat bureaus jeugdzorg niet goed in staat zijn om op basis van registratiegegevens een signaal af te geven aan provincies en grootstedelijke regio’s over welke hulp ontbreekt en in welke mate. Dit bemoeilijkt het voorzien in een genoegzaam aanbod van geïndiceerde zorg door provincies. Dit is naar het oordeel van de Inspectie onwenselijk.
Wat positief opvalt, is dat bureaus jeugdzorg maatregelen nemen om de kwaliteit van de indicatiestelling te verbeteren. De brancheorganisatie MOgroep heeft hiertoe het project ‘Verbetering Indicatiestelling Bureaus jeugdzorg’ opgezet.

De Inspectie doet mij de volgende drie aanbevelingen:

  1. Stel concreet vast wat de functie van het indicatiebesluit moet zijn in het hulpverleningsproces en hoe globaal of gedetailleerd de inhoud ervan dan moet zijn. Communiceer hierover met alle provincies en de (vertegenwoordigers van) bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders.
  2. Stel in overleg met de provincies vast binnen welke termijn de bureaus jeugdzorg op instellingsniveau de kwaliteit van de indicatiestelling dienen te bewaken en de rol van zorgaanbieders hierin.
  3. Zorg ervoor dat het indiceren en aanbieden van vervangende zorg een uitzondering is en blijft voor de jeugdige en de zorgaanbieder. Stel daarom in overleg met de provincies/grootstedelijke regio’s vast wat onder vervangende zorg wordt verstaan (eenheid van taal), welke hulp in dit kader mag worden ingezet en onder welke voorwaarden.

Reactie op de aanbevelingen

Kinderen en gezinnen moeten zo snel mogelijk zo goed mogelijk geholpen worden. In aanloop naar de Kindertop staat dit punt hoog op de agenda. De rapportage van de Inspectie kan ik hierbij goed benutten. Ik onderschrijf dat de indicatiestelling door bureau jeugdzorg verbetering behoeft. Dit komt overeen met de bevindingen van het evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg dat uw Kamer op 29 november 2006 is aangeboden.

De verantwoordelijkheid voor een kwalitatief verantwoorde uitvoering ligt primair bij de sector zelf. Het is aan provincies en grootstedelijke regio’s om daar afspraken over te maken met de bureaus jeugdzorg. Op de volgende manier geef ik invulling aan de aan mij geadresseerde aanbevelingen van de Inspectie.

  • Ad 1: Het indicatiebesluit
    Bij mijn uitgangspunt dat kinderen en gezinnen zo snel mogelijk de juiste zorg moeten krijgen past eerder een globalere dan een gedetailleerdere indicatiestelling door bureau jeugdzorg.
    Ik zal het IPO en de MOgroep expliciet vragen dit aan de orde te laten komen in het project ‘Verbetering Indicatiestelling Bureaus jeugdzorg’ dat de MOgroep op verzoek van het IPO uitvoert.
  • Ad 2: Systematische kwaliteitsverbetering
    Ik acht het van belang dat de bureaus jeugdzorg op instellingsniveau systematisch de kwaliteit bewaken. In het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2005-2008 is dan ook opgenomen: “Ook bevorderen provincies dat de bureaus jeugdzorg een verantwoord kwaliteitssysteem gebruiken.” De MOgroep heeft bericht dat zeven bureaus jeugdzorg begin 2007 gestart zijn met het invoeren van een kwaliteitssysteem. Ik zal met provincies afspraken maken over de datum waarop alle bureaus jeugdzorg werken met een kwaliteitssysteem waarin ook aandacht is voor de rol van de zorgaanbieder. De bureaus jeugdzorg kunnen daarvoor gebruik maken van het Certificatieschema Instellingen voor Jeugdzorg, dat in 2005 is vastgesteld, waarin de relatie met zorgaanbieders verwoord staat in de norm ‘Evaluatie met de instelling voor jeugdzorg’.
  • Ad 3: Vervangende zorg
    Ik onderschrijf de aanbeveling van de Inspectie dat ervoor gezorgd moet worden dat het indiceren en aanbieden van vervangende zorg een uitzondering is en blijft. Dat is een belangrijke prioriteit. Desondanks zal soms uitgeweken moeten worden naar vervangende zorg. Ik vind het nuttig dat beschreven wordt aan welke kwaliteitscriteria deze zorg moet voldoen. Het IPO werkt dit nu nader uit.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet