Toezichtsrapport inzake onderzoek CTIVD

Op grond van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002 is een onafhankelijke Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten onder meer belast met het uitoefenen van toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten 2002 en de Wet veiligheidsonderzoeken door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD).

In het kader van deze toezichthoudende taak verricht de Commissie onderzoeken en brengt naar aanleiding van deze onderzoeken zogenoemde toezichtsrapporten uit. Deze rapporten zijn openbaar, met uitzondering van die delen die inzicht bieden in de door een dienst in een concreet geval gebruikte middelen, geheime bronnen of het actuele kennisniveau van een dienst.

Bijgevoegd treft u aan het toezichtsrapport betreffende de MIVD dat de Commissie op 24 januari 2007 heeft vastgesteld. Het toezichtsrapport betreft het onderzoek van de Commissie naar de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken door de MIVD. Het rapport is in zijn geheel openbaar.

Van de inhoud van het toezichtsrapport heb ik met genoegen kennisgenomen. De commissie concludeert dat de veiligheidsonderzoeken van de MIVD plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten 2002 en de Wet veiligheidsonderzoeken. Verder constateert de Commissie dat de beoordeling van de veiligheidsonderzoeken geschiedt binnen de kaders zoals gesteld in de beleidsregelingen.

De Commissie doet ook enkele aanbevelingen ter verbetering van de werkwijzen en procedures.

De Commissie beoordeelt de situatie waarin het bestuursrechterlijke vertrouwensbeginsel in arbeidsrechterlijke verhoudingen wordt afgewogen tegen het belang van de nationale veiligheid als strijdig met de uitgangspunten van de Wet veiligheidsonderzoeken.

Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer “Beveiliging militaire objecten” uit 2004 heeft een inhaalslag plaatsgevonden op het gebied van veiligheidsonderzoeken. Hierbij kwamen er gevallen aan het licht waarbij oude (strafbare) feiten reeds lang bekend waren bij de commandant en deze geen aanleiding had gezien de betrokken persoon te ontslaan, waardoor de betrokken persoon ervan uit ging dat de zaak daarmee was afgedaan. Dit aspect is tezamen met overige omstandigheden in het kader van de zorgvuldigheid betrokken bij de besluitvorming. Dit neemt niet weg dat er slechts dan een verklaring van geen bezwaar werd afgegeven indien er geen sprake was van een veiligheidsrisico. Overigens zijn maatregelen genomen om de geschetste situatie in de toekomst te voorkomen . De genoemde inhaalslag is afgerond en het arbeidsrechterlijke traject beter is afgestemd op het traject van de Wet veiligheidsonderzoeken.

De Commissie beveelt aan dat de MIVD en de AIVD waar mogelijk voorzien in enerzijds harmonisatie in de inrichting van de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken en anderzijds in de ontwikkeling van een gezamenlijk beoordelingskader in het licht van het afgeven van de verklaring van geen bezwaar. De Commissie heeft in dit verband erop gewezen dat er bij de AIVD meer naslagen plaatsvinden en dat de AIVD directe toegang heeft tot politiegegevens en strafvorderlijke gegevens.

Inmiddels vindt er bij de MIVD uitbreiding plaats van naslagen, onder andere op het gebied van strafvorderlijke en politiegegevens, die reeds door de AIVD worden uitgevoerd.

Wat betreft de ontwikkeling van een gezamenlijk beoordelingskader merk ik het volgende op. Er is niet één verklaring van geen bezwaar die voor alle functies geldt. De verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven voor de desbetreffende functie (artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van de Wet veiligheidsonderzoeken). De verschillen in beoordelingkaders worden gerechtvaardigd door de verschillen in aard van de organisaties waar de vertrouwensfunctie worden vervuld. Gelet op het militaire karakter van de Defensie wordt er enerzijds zeer streng geoordeeld ten aanzien van bepaalde delicten (drugs, wapens), terwijl er anderzijds meer kan worden toegelaten. Ook binnen Defensie zijn er verschillende organisaties waarbij gezien hun taakstelling verschillende beleidsregelingen gelden. De Koninklijke Marechaussee heeft een andere beleidsregeling en tevens wordt gewerkt aan een aparte beleidsregeling voor de MIVD.

De AIVD hanteert eveneens verschillende beoordelingskaders afhankelijk van de organisatie waar de vertrouwensfunctie wordt vervuld. Dit neemt niet weg dat daar waar er sprake is van gelijke functies ernaar wordt gestreefd deze op gelijke wijze te beoordelen.

Voor het overige stem ik in met de conclusies en aanbevelingen van de Commissie.

DE MINISTER VAN DEFENSIE