Antwoorden op kamervragen over het fors stijgen van de gemeentelijke heffingen

Antwoorden op kamervragen van het lid Van Dijck (PVV) aan de ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het fors stijgen van de gemeentelijke heffingen (Ingezonden 23 maart 2007)

1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 21 maart jl. getiteld “Opbrengsten gemeentelijke heffingen stijgen met bijna 7%”?

Antwoord
Ja

2
Is het u bekend dat de gemeenten in Nederland een forse verhoging van hun gemeentelijke heffingen en belastingen willen doorvoeren die de burger rechtstreeks in zijn portemonnee raakt? Wat zijn de oorzaken hiervan?

Antwoord
Gemeenten zijn in Nederland zelfstandig bevoegd voor het vaststellen van hun belastingtarieven. De afweging van de verantwoording over de hoogte van de lokale tarieven vindt in de gemeenteraden plaats. Het feit dat retributieve heffingen, zoals het rioolrecht en de afvalstoffenheffing, steeds meer kostendekkend worden ziet het Kabinet als een gewenste ontwikkeling. Op die wijze wordt duidelijk welke kosten de gemeente moet maken voor deze voorzieningen.
Het CBS meldt dat de tariefstijging vooral komt door het aansluiten van het buitengebied op het rioolstelsel, achterstallig onderhoud en het afkoppelen van regenwaterafvoer. Ook houden sommige gemeenten al rekening met kosten van grondwaterproblematiek.
Om de kostentoerekening van de retributies nog transparanter te maken heeft het Kabinet een “richtlijn kostendragers “in voorbereiding waarin wordt beschreven hoe de kostentoedeling dient plaats te vinden. Op deze wijze wordt het voor burgers en bedrijfsleven inzichtelijker waarvoor zij betalen. Wat betreft de OZB geldt dat per 1 januari 2006 gemeenten gehouden zijn aan een limitering die afhankelijk is van de tarieven van het voorafgaande jaar. Het kabinet heeft geen signalen dat gemeenten zich bij het vaststellen van de tarieven niet aan de wet houden.
In de gemeentefondsbegroting voor 2008 zal nadere informatie over de lokale heffingen worden opgenomen.


3
Deelt u de mening dat deze lastenverzwaring voor de burger volstrekt onacceptabel is? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Nee, zoals boven reeds toegelicht, is er sprake van een afweging die door de gemeenteraad mag worden gemaakt. Het kostendekkingspercentage mag maximaal 100% zijn en de OZB tarieven zijn wettelijk gemaximeerd. Enkele gemeenten hebben van Gedeputeerde Staten van de provincies ontheffing gekregen om het tarief meer dan volgens de rekenregels van de Gemeentewet te laten stijgen om zo hun begroting op orde te kunnen brengen. Deze gemeenten worden natuurlijk wel door de provincies gevolgd.


4
Hoe verhouden deze plannen zich met het regeringsvoornemen om dit jaar géén lastenverzwarende maatregelen in te voeren en met de belofte dat de burgers minimaal 1% koopkrachtverbetering zouden krijgen? Wordt dit kabinetsvoornemen zo niet doorkruist door de gemeenten?

5
Welke instrumenten heeft u om ervoor zorg te dragen dat er geen lastenverzwaring voor de burger plaatsvindt en dat de beloofde koopkrachtverbetering alsnog wordt gerealiseerd?


Antwoord op 4 en 5
Het kabinet kijkt naar de volle breedte van de lastenontwikkeling en daarbij wordt ook de ontwikkeling van lokale heffingen meegenomen. Het koopkrachtbeeld wordt duidelijk in augustus. Met Prinsjesdag krijgt u van het kabinet het integrale beeld gepresenteerd en kan daar over worden gesproken. Het effect op de koopkracht wordt door CBS en CPB meegenomen via de consumentenprijsindex (CPI) en zal zodoende ook in dit integrale beeld worden meegenomen. Overigens werd ook in de koopkrachtraming van de Miljoenennota (ca. 1% stijging voor de meeste standaardhuishoudens in 2007) al uitgegaan van een stijging van de gemeentelijk tarieven. De nu gepresenteerde stijging is slechts iets groter dan verwacht en heeft volgens het CPB hooguit een effect van enkele honderdsten van een procentpunt op de koopkracht.