Bescherm afwijkende meningen

Dit artikel is een bewerking van een toespraak die Atzo Nicolaï, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, 19 januari hield op een debat over Onze Democratie in Groningen.

Volgens de Amerikaanse schrijfster Barbara Tuchman, zijn er drie redenen waarom we optimistisch moeten zijn over de mensheid. De oprichting van Amerika, de middeleeuwse kathedralen en de manier waarop de Nederlanders land uit water hebben gewonnen. Eervol natuurlijk, op dat gebied hebben we een reputatie hoog te houden. Datzelfde geldt voor een ander gebied waarover we vaak worden geroemd: onze vrijheid van meningsuiting. Deze verworvenheid dreigen we echter de laatste jaren sluipenderwijs weer te verliezen. Uit angst voor heftige reacties dreigt er een sfeer te ontstaan waarin minder gangbare beweringen niet worden geuit.

Een zorgelijke ontwikkeling omdat we daarmee een positieve beweging die sinds de jaren vijftig was ingezet, weer omkeren: terug onder de deken van voorzichtigheid en verhulling. Zeker in een samenleving waarin tegenstellingen groter worden, is het van belang dat we ons vrij kunnen uiten. Niet alleen om die tegenstellingen duidelijk te maken maar ook om de ruimte te scheppen om ze te kunnen overbruggen.

Iedere opiniemaker zal zich de laatste jaren – als reactie op bedreigingen of incidenten - wel eens de vraag hebben gesteld: zelfcensuur of beveiliging? Sommigen trekken zich terug: Hasna El Maroudi, Paul Cliteur, Bart Jan Spruyt, anderen geven aan dat ze voorzichtiger zijn. Rob de Wijk zei na de moord op Van Gogh: ‘We moeten accepteren dat we niet meer alles kunnen zeggen. Of we dit nu leuk vinden of niet.’ Onlangs werd in De Leugen Regeert de vraag aan cabaretiers gesteld of ze alles durfden te zeggen. Alleen al het feit dat de vraag werd gesteld lijkt me een veeg teken. Sommige opiniemakers gaan ondanks bedreigingen of zelfs geweld gewoon door. De verworven vrijheid van meningsuiting dreigt een exclusief domein te worden voor mensen die de hete kolen uit het vuur halen en niet een verworven recht voor iedereen.

Zeker in culturele uitingen moet je vrij kunnen zijn. Dat een kruisiging van Madonna of het afhakken van het hoofd van de profeet Mohammed in een opera, leidt tot gekwetste gevoelens bij bepaalde groepen, moeten we voor lief nemen. Daar komt bij dat iemand er zelf voor kiest om ermee te worden geconfronteerd. Het mag in ieder geval niet leiden tot verkramping of terugtrekking van de artiest.

De Grondwet is er niet alleen voor meningen die gunstig worden ontvangen of van goede smaak getuigen, maar juist ook voor ideeën die kunnen schokken, beroering brengen, onthutsen. Als we onszelf van tevoren al beperkingen opleggen, raken we aan iets wezenlijkers. Het is de bijl aan de wortel van een vrije democratie.

De Koningin zei het in haar kersttoespraak treffend: ‘Aan de basis van elke democratie ligt de vrijheid van meningsuiting als een ieders goed recht.’ Haal het vrije woord weg, en je leert de waarde kennen.

Wie dit interpreteert als het recht op beledigen, hanteert een verkeerde benadering. Het vrije woord kent zijn grenzen, wettelijk en voor iedereen persoonlijk. Cruciaal is echter dat we vrij moeten zijn onze mening in zelf gekozen woorden te kunnen uitdragen, zonder angst voor bedreiging of geweld.

In Nederland was er al recht op vrije meningsuiting voordat we een democratie waren. Ons land bood Spinoza al in de 17e eeuw onderdak, met - toen nog - smalle marges om intellectuele en godsdienstige vrijheid te bepleiten. En de Bataafse republiek verklaarde zelfs de vrijheid der drukpers “heilig”.

De geschiedenis laat ook zien dat we ruimte gaven aan extreme en radicale opinies, die ook hebben bijgedragen aan onze democratie. Zolang men de wet niet schond, kon men in ons land zeggen wat men vond. Echter, ook toen was die vrijheid niet vanzelfsprekend. Ook Spinoza voelde zich bedreigd en ook andere vrijdenkers hadden reden tot klagen. Toch was de vrijheid, hoe relatief dan ook, in hun ogen een van de aantrekkelijkste kostbaarheden van de toenmalige republiek. Ook later, tijdens onze monarchie, is deze vrijheid verder bevochten, denk aan de periode na de Tweede Wereldoorlog en de jaren zestig. We hebben met andere woorden een vooruitgaande beweging gemaakt.

Politici moeten zich dit realiseren en de verworvenheden niet alleen koesteren, maar ook in woord en gedrag actief verdedigen en uitdragen. Opiniemakers, kunstenaars en andere burgers moeten zich gesteund weten door de gemeenschap en vooral haar gezagsdragers. Nederland heeft een rijkdom aan mensen én opinies. Een land waar in vrijheid kennis wordt gedeeld, de wetenschap vrij is, en innovatie mogelijk. Daarom is het zo belangrijk er voor te waken dat vrijheid het slachtoffer wordt van dreigementen of geweld. Zwicht je eenmaal voor geweld, dan zullen nieuwe eisen volgen.

Vrije meningsuiting is de waarborg voor andere vrijheden. In die zin beschouw ik onze uitingsvrijheid dan ook de eerste aller Grondrechten die in een democratie voorafgaat aan bijvoorbeeld de vrijheid van religie. Want als over religie geen discussie kon zijn, zouden verschillende godsdiensten niet naast elkaar kunnen bestaan en zou de godsdienstvrijheid zoals wij die hier kennen, ondenkbaar zijn.

Juist over ons geloof moeten we ons vrij kunnen uiten. Zowel om de verschillen als de overeenkomsten vast te stellen. Dat is lastig want ieder beschouwt haar geloof als het ware. Religie bindt binnen een groep, maar niet of nauwelijks tussen groepen. Overeenkomsten worden pas geconstateerd als orthodoxie plaats maakt voor abstracties. In die zin is de toename van de orthodoxe islam een riskante ontwikkeling. Iedere religie kent elementen van vrede en elementen die mensen uit elkaar kunnen drijven, maar niet elke religie is in dezelfde ontwikkelingsfase. Het is goed om daarover binnen een groep, maar ook tussen groepen van gedachten te kunnen wisselen, met respect voor elkaars geloof.

We moeten dus opkomen voor de uitingsvrijheid van kunstenaars die zich op het podium zingend willen kruisigen. Opkomen voor de uitingsvrijheid van demagogen die spreken over een tsunami van islamisering. Eerst aan de kant scharen van de – bedreigde – uiting, daarna eventueel deze bekritiseren.

Ik zal er bij die tsunami-uitspraak dan ook op wijzen dat je zo intolerantie predikt. De overheid mag nooit partij kiezen voor of tegen een bepaalde godsdienst. Ageren tegen ‘de gehele islam’ als zodanig is gevaarlijke demagogie, met het risico dat je mensen uitsluit. Het gaat om een strijd tussen verdraagzamen en onverdraagzamen. En onverdraagzamen moeten worden bekeerd of moeten wijken. Vrije meningsuiting creëert geen tegenstellingen maar is een manier om die te overbruggen. In een tijd waarin tegenstellingen toenemen, is dat nog harder nodig. Als we die vrijheid niet beperken maar versterken, ontstaat er een vierde reden voor optimisme over de mensheid.