Pasen


Pasen 27-3-2016



"Laat juichen heel het hemelkoor van engelen"

"Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest" (Lc. 23,46). Met die woorden op de lippen sterft Jezus aan het kruis. Bekenden leggen Hem in het graf; zij wachten met het balsemen van het lichaam tot de volgende dag, het was immers sabbat (Lc. 23,56).

Met Pasen viert de Kerk de verrijzenis van de Heer. God heeft het leven en werk van Jezus, die stierf `omwille van ons heil', bevestigd als een weg ten leven. Jezus is niet dood, Hij leeft; zo het getuigenis van de Schrift (Mt. 28,1-10, Mc. 16,1-13, Lc. 24,1-53 en Joh. 20,1-23). "De Heer is
werkelijk verrezen" (Lc. 24,34). Pasen is het brandpunt van het geloof en de bron van al het sacramenteel en kerkelijk leven.

De H. Paulus schrijft. "Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij een zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? (...) Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven; want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen,
niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem" (Rom. 6,3-11).

Ook liturgisch is Pasen de belangrijkste viering van het kerkelijk jaar, die in twee momenten wordt gevierd: de Paaswake in de nacht (`na het vallen van de duisternis') van zaterdag op zondag en de dagmis van Paaszondag. De liturgische kleur is wit, de kleur van de vreugde.

"Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest", bidt de stervende Jezus. Dat vertrouwen wordt ook ons met Pasen geschonken, opdat wij gesterkt door zijn aanwezigheid handelen tot gedachtenis aan Hem (Lc. 22,19;1 Kor. 11,24).