Uitspraak 201503995/1/R6

Tegen: de raad van de gemeente Beemster

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Noord-Holland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:3452

201503995/1/R6.

Datum uitspraak: 11 november 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting Stichting Beemstergroen, gevestigd te Beemster,

appellante,

en

de raad van de gemeente Beemster,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Benonistraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2015, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de stichting, bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door ir. J.D. Haagsma en D.J. Butter, beiden werkzaam voor de gemeente, bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, zijn verschenen.

Overwegingen

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

2. Het plan voorziet in 42 woningen in Zuidoostbeemster. Dit plan maakt deel uit van de woningbouwontwikkeling "De Nieuwe Tuinderij".

Het geschil

3. De stichting zet zich in voor het behoud van de natuur- en cultuurhistorische waarden van De Beemster. De stichting stelt zich op het standpunt dat verdere verstedelijking in Zuidoostbeemster onaanvaardbaar is, dat het plan een echt open gebied aantast en juist op deze plek de zichtlijnen en het historische geometrische inrichtingsplan aantast. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voldoende waarborgen bevat om de instandhouding van het karakter van De Beemster te behouden.

Aantasting waarden

4. De stichting voert aan dat het plan in strijd is met de aanwijzing van De Beemster als werelderfgoed. De stichting wijst op het nominatiedossier dat ten grondslag lag aan de aanwijzing als werelderfgoed. De stichting betoogt dat hieruit volgt dat verdere verstedelijking in Zuidoostbeemster onaanvaardbaar is, nu daarin staat: "An essential point for the spatial quality of De Beemster is that the regional plan does not permit any further urban development in the small area of Zuidoostbeemster". De stichting betoogt dat de Afdeling in de uitspraak van 15 oktober 2014, in zaak nrs. 201401232/1/R6 en 201401235/1/R6, ten onrechte heeft geoordeeld dat woningbouw verenigbaar is met het nominatiedossier. Zij voert hiertoe aan dat de Afdeling ten onrechte waarde heeft gehecht aan het feit dat het World Heritage Committee in het State of Conservation Report geen aanleiding heeft gezien om De Beemster van de lijst met werelderfgoederen te schrappen.

De stichting voert voorts aan dat het plan in strijd is met de kernkwaliteiten zoals die zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld door provinciale staten van de provincie Noord-Holland bij besluit van 3 februari 2014 (hierna: PRV). De stichting erkent dat dit plan en de plannen die voorlagen in de zaak die tot de uitspraak van 15 oktober 2014 heeft geleid vergelijkbaar zijn, maar ziet verschillen. De stichting voert aan dat dit plan anders is omdat in meer woningen is voorzien. Voorts is dit gebied niet eerder bebouwd geweest en is ter plaatse sprake van een groene omgeving. Ook de zichtlijnen en het historisch geometrische inrichtingsplan worden door de voorziene woningbouw aangetast. In dit verband wijst de stichting op de rapporten die in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 15 oktober 2014 zijn overgelegd.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de openheid en het zicht langs de wegen en het water de belangrijkste kernkwaliteiten zijn in het plangebied en dat deze kenmerken behouden blijven. De raad betoogt dat het plan daarom niet in strijd is met artikel 22, eerste lid, van de PRV. Daartoe verwijst de raad naar verschillende rapporten.

4.2. De "Droogmakerij De Beemster" is op 1 december 1999 door het World Heritage Committee van UNESCO toegevoegd aan de lijst van werelderfgoederen.

4.3. Ingevolge artikel 2.13.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Barro wordt als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde aangewezen Werelderfgoed De Beemster, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand bij dit besluit en is verbeeld op kaart 7.

In bijlage 8 behorend bij het Barro staat dat voor De Beemster de volgende kernkwaliteiten gelden:

1) Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, vroeg zeventiende-eeuwse (landschaps)architectonische geheel van de droogmakerij De Beemster, bestaande uit:

a) het vierkante gridpatroon van wegen en waterlopen en rechthoekige percelen;

b) de ringdijk en ringvaart (continuiteit en eenheid in vormgeving);

c) het centraal gelegen dorp (Middenbeemster) op een assenkruis van wegen;

d) bebouwing langs de wegen;

e) de relatief hooggelegen wegen met laanbeplanting;

f) de monumentale en typerende (stolp)boerderijen en restanten van buitens;

g) de oude negentiende-eeuwse gemalen en molengangen;

h) de structuur en het karakter van het (beschermde) dorpsgezicht van Middenbeemster;

2) Grote openheid;

3) Voor zover het werelderfgoed De Beemster samenvalt met het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam tevens van toepassing op het werelderfgoed De Beemster.

Ingevolge artikel 2.13.4, eerste lid, worden bij provinciale verordening de kernkwaliteiten uitgewerkt en gemotiveerd.

Ingevolge artikel 2.13.4, tweede lid, worden bij provinciale verordening in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten regels gesteld omtrent de inhoud van of de toelichting bij bestemmingsplannen.

Ingevolge artikel 2.13.4, derde lid, worden bij de verordening in ieder geval regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk maakt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan die de kernkwaliteiten, bedoeld in het eerste lid, aantasten.

4.4. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de PRV voldoet een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking als bedoeld in de artikelen 12, 13, 13a en 14 in het landelijk gebied aan de uitgangspunten zoals vermeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld door provinciale staten van de provincie Noord-Holland bij besluit van 21 juni 2010 (hierna: de Leidraad) ten aanzien van:

a. de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8;

b. de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd;

c. de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis;

d. de historische structuurlijnen;

e. cultuurhistorische objecten.

Ingevolge artikel 20, aanhef en onder b, is als erfgoed van uitzonderlijke universele waarden aangewezen De Beemster.

Ingevolge artikel 22, eerste lid, mag een bestemmingsplan uitsluitend voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies binnen de gebieden als bedoeld in artikel 20 voorzover deze de kernkwaliteiten en/of Uitzonderlijke Universele waarden behouden of versterken, als bedoeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie als bedoeld in artikel 15 en in bijlage 1 van deze verordening.

4.5. In de Leidraad staat dat specifiek voor De Beemster geldt dat de ruimtelijke hoofdstructuur van dit gebied gerespecteerd moet worden.

4.6. Het plangebied ligt naast de woningbouwlocatie Notarisappelstraat en in de directe nabijheid van de woningbouwlocatie Burgemeester Postmastraat. Over deze woningbouwlocaties is door de Afdeling geoordeeld in de uitspraak van 15 oktober 2014 waarbij de beroepen ongegrond zijn verklaard. Op de woningbouwlocatie Notarisappelstraat zijn 31 woningen voorzien en op de woningbouwlocatie Burgemeester Postmastraat 34 woningen. Deze plannen en het huidige plan behoren tot het woningbouwontwikkelingsgebied "De Nieuwe Tuinderij". Onder meer de woningbouwlocaties Benonistraat, Notarisappelstraat en Burgemeester Postmastraat zijn in dat kader in samenhang door deskundigen beoordeeld.

4.7. In de notitie van SVP Architectuur en Stedenbouw (hierna: SVP) van 25 november 2013 (hierna: de notitie) staat dat De Beemster een uniek voorbeeld is van een droogmakerij waarbij de mens de strijd tegen het water heeft ingezet om vruchtbare landbouwgrond te creeren. Daar waar De Beemster wordt gekenmerkt door grote vierkanten van 1800x1800 m, weidse vergezichten en lange doorgaande lijnen van water en wegen, kent de voormalige "tuindershoek" een veel kleinschaliger structuur. Het gebied van en rond Zuidoostbeemster neemt een uitzonderlijke positie in en dat komt onder andere tot uitdrukking in een veel minder open landschap. Van oudsher is dit door de veel kleinschaligere verkavelingsstructuur, de aanwezigheid van boomgaarden en de relatief hoge bebouwingsdichtheid al het geval. Eerst waren er de buitenplaatsen en later de renteniers- en tuinderswoningen.

Volgens de notitie is het geometrisch inrichtingspatroon voor De Beemster een zeer belangrijke kernwaarde. Volgens de notitie is met het plan voor De Nieuwe Tuinderij op een zorgvuldige wijze aangesloten op de historisch gegroeide karakteristiek van het tuindersdorp Zuidoostbeemster. De kleinschaligheid van het landschap met haar orthogonale structuur, bebouwingslinten met doorzichten naar buiten en vergezichten over en langs de sloten zijn in het plan behouden en versterkt. Hiermee is de voor De Beemster kenmerkende openheid van het landschap, op een bij Zuidoostbeemster passende wijze in het plan opgenomen. Door met de bebouwing het verschil tussen de "linten" en "buurten" te versterken wordt aangesloten bij de kenmerkende ordeningsprincipes van het landschap, aldus de notitie.

4.8. In het rapport "Cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van Zuidoostbeemster" van 11 maart 2014 opgesteld door Hylkema Consultants (hierna: rapport Hylkema Consultants) wordt gesteld dat de kleinere verkaveling in Zuidoostbeemster er niet voor zorgt dat er sprake zou zijn van minder openheid, maar dat alleen het karakter verschilt met de rest van de polder. Er zijn van oudsher meer kleinere vaarten en sloten en de percelen zijn in gebruik geweest door tuinders. Dit kleinere grid volgt evenwel het oude geometrische inrichtingspatroon. De twee plannen volgen met het ingewikkelde stratenpatroon dat geometrische inrichtingspatroon niet. Het bebouwen van open en groene kamers kan niet gezien worden als versterking van voornoemde kernkwaliteiten, aldus het rapport.

4.9. In de reactie van 27 maart 2014 heeft SVP nader toegelicht dat in de zuidoosthoek van De Beemster in 1612 de zogenaamde Tuinhoek is aangelegd, waar, dicht bij de afzetmarkt van Purmerend en Amsterdam, groente en fruit werd verbouwd. De relatief kleine kavels werden door sloten en vaarten begrensd en kenden nagenoeg geen bebouwing. Deze specifieke, kleinschalige verkavelingsstructuur van paden, sloten en vaarten is momenteel nog steeds zichtbaar en heeft ertoe bijgedragen dat dit gebied in ruimtelijk opzicht duidelijk anders is dan de rest van De Beemster.

In de tijd dat Zuidoostbeemster nog echt een tuindersgebied was, was er door het ontbreken van bebouwing wellicht nog sprake van "openheid".

Langs de Purmerenderweg, het Noorderpad en het Zuiderpad zijn echter vanaf circa 1850 de nu voor Zuidoostbeemster zo kenmerkende, dicht op elkaar staande tuinders- en rentenierswoningen gebouwd. Door de aanwezigheid van deze woningen langs de wegen wordt het gebied nu zowel in noord-zuid als oost-west richting doorsneden door grotendeels dichtbebouwde linten. Van landschappelijke openheid is door deze bebouwing dan ook nog maar zeer beperkt sprake. De zichtlijnen over de linten zijn juist door de bouw van de woningen van meer waarde geworden in het gebied. Ook werd in de jaren '70 van de 20ste eeuw de snelweg A7 door De Beemster aangelegd. Deze weg vormt samen met de aan de andere zijde van het dorp gelegen Ringdijk een fysieke maar vooral ook visuele barriere voor echte weidse vergezichten over dit gebied. Volgens SVP is, in tegenstelling tot wat in het rapport van 11 maart 2014 is geconcludeerd, de kernkwaliteit "grote openheid" in Zuidoostbeemster niet aanwezig.

Volgens SVP is in het stedenbouwkundig plan voor De Nieuwe Tuinderij West op een zorgvuldige wijze omgegaan met het historische gridpatroon van de Tuinhoek. Het behouden van de ondiepe kavels langs de paden en het realiseren van een buurt op de grotere, hiertussen gelegen, tuinderkavels is een passende vertaling. Door binnen dit patroon de historische sloten als openbare routes op te nemen tussen de paden, wordt aangehaakt op de functie van aan- en afvoerroute die deze vaarten in het verleden vervulden, aldus SVP.

4.10. In de nadere reactie van 1 augustus 2014 van Hylkema Consultants wordt gesteld dat SVP eraan voorbij is gegaan dat de relatief kleinschalige openheid van de tuindershoek nu juist extra kwetsbaar is voor extra bebouwing. Voorts heeft Hylkema Consultants met een projectie op een kadastrale minuut van omstreeks 1825 aangegeven hoe de orientatie van De Nieuwe Tuinderij zich verhoudt tot de voor de hand liggende bebouwingszones langs de historische ontsluitingswegen van het gebied.

Uit de afbeelding blijkt de fundamentele keuze om niet het historisch grid als uitgangspunt te nemen, maar een nieuw grid toe te voegen om de nieuwe buurten of wijken mogelijk te maken, aldus Hylkema Consultants.

4.11. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het nominatiedossier zich verzet tegen de vaststelling van het plan. In de uitspraak van 15 oktober 2014 heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plannen die in die zaak voorlagen niet zullen leiden tot een aantasting van het werelderfgoed, waarbij in aanmerking is genomen dat het nominatiedossier ten grondslag heeft gelegen aan de aanwijzing als werelderfgoed. Het nominatiedossier bevat, zoals ter zitting door de raad is toegelicht, de onderbouwing van de aanvraag om De Beemster als werelderfgoed aan te wijzen. Het nominatiedossier heeft naar het oordeel van de Afdeling daarmee geen bindende kracht. De bescherming van De Beemster is vertaald in regels die onder meer in het Barro en het PRV zijn neergelegd. Aan deze regels wordt in het hiernavolgende getoetst.

Het betoog faalt in zoverre.

4.12. Wat betreft de kernkwaliteit "grote openheid" is niet in geschil dat dit in de Zuidoostbeemster niet in dezelfde mate aanwezig is als in de rest van De Beemster. De verschillende overgelegde rapporten stemmen in zoverre met elkaar overeen dat ter plaatse van het plangebied hooguit sprake is van een relatief kleinschalige openheid. Voorts staat vast dat het plangebied aan alle kanten is omsloten door bestaande bebouwing. Dat het plangebied niet eerder bebouwd is geweest en dat ter plaatse sprake is van een groene omgeving brengt niet met zich dat in de omgeving sprake is van "grote openheid". De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de kernkwaliteit "grote openheid" door het plan niet wordt aangetast.

Het betoog faalt in zoverre.

4.13. Wat betreft de kernkwaliteit "vierkant gridpatroon" heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de voorziene bebouwing aansluit op het historisch gegroeide patroon. De stichting stelt onder verwijzing naar de rapporten van Hylkema Consultants dat de plannen niet het historische gridpatroon volgen, maar dat een nieuw gridpatroon wordt toegevoegd. De rapporten van Hylkema Consultants zien in dit kader echter op de twee bestemmingsplannen die door de Afdeling zijn beoordeeld in de uitspraak van 15 oktober 2014. Door de Afdeling is in die uitspraak reeds geoordeeld dat de raad zich, met verwijzing naar de notitie en de reactie van SVP, op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kernkwaliteit "oude geometrische inrichtingsplannen in de droogmakerijen" wordt behouden of versterkt. De Afdeling ziet in deze zaak geen aanleiding om over deze kwestie anders te oordelen. Hiervoor wordt van belang geacht dat uit de door de raad overgelegde rapporten volgt dat het historisch grid bij het opstellen van het plan als uitgangspunt is genomen en is gerespecteerd. Dat volgens de rapporten van Hylkema Consultants ten dele van het historisch patroon zou worden afgeweken leidt niet tot een ander oordeel, nu aan de enkele omstandigheid dat het historische patroon niet exact wordt gevolgd in dit opzicht geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Voorts is in dit opzicht niet van belang dat in het midden van het plangebied in meer woningen, te weten vijftien, wordt voorzien dan in het beeldkwaliteitsplan "De Nieuwe Tuinderij Zuidoostbeemster" van oktober 2007 (hierna: het beeldkwaliteitsplan) is aangegeven, namelijk negen. Het aantal woningen is immers op zichzelf niet relevant voor het antwoord op de vraag of het gridpatroon wordt gerespecteerd, maar de wijze waarop die woningen in het plan worden ingepast. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de kernwaarde "vierkant gridpatroon" door het plan blijft behouden.

Het betoog faalt.

5. De stichting betoogt dat te weinig concrete waarborgen uit het beeldkwaliteitsplan in het plan zijn opgenomen om aantasting van de kernkwaliteiten te voorkomen.

5.1. De raad voert aan dat als waarborg voor het behoud van de orthogonale structuur die kenmerkend is voor De Beemster aan een strook plandeel in het westen van het plangebied de bestemming "Water" is toegekend en aan de strook ernaast de bestemming "Groen" is toegekend. Daarnaast is in artikel 8, lid 8.2.2, onder h, van de planregels een bepaling opgenomen met betrekking tot de verkavelingsrichting. Voorts voert de raad aan dat in het plan de locaties van de woningen en het bouwvolume vastliggen. De raad voert voorts aan dat in het plan is voorzien in een variatie van korte en lange bouwblokken met afwisselend voor- of zijtuinen. Ook is een andere bestemming opgenomen voor de vrijstaande woningen naast het Noorderpad en de woningen in de buurt waardoor gevarieerd wordt in verschijningsvorm. Deze waarborgen zijn vastgelegd om de instandhouding van het karakter van De Beemster te garanderen, aldus de raad.

5.2. In het westen van het plangebied is aan een plandeel de bestemming "Water" toegekend. Daaraan grenzend is aan een plandeel de bestemming "Groen" toegekend. Aan het plandeel naast het Noorderpad is de bestemming "Tuin" toegekend. Aan het plandeel dat daaraan grenst is de bestemming "Wonen - 1" toegekend. Aan het plandeel dat aan dit plandeel grenst is de bestemming "Wonen - 2" toegekend.

Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor:

a. waterberging;

c. waterlopen en waterwegen.

Ingevolge artikel 7, lid 7.1, onder a, zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden bestemd voor wonen, in de vorm van vrijstaande woningen.

Ingevolge lid 7.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:

a. woningen worden binnen een bouwvlak gebouwd.

Ingevolge lid 8.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:

f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m;

h. de voorgevel van de woningen dient haaks danwel parallel aan de bestemmingsgrenzen van de aangrenzende bestemmingen "Groen" en "Verkeer", grenzend aan de bestemming "Wonen - 2", te worden gebouwd.

5.3. In het beeldkwaliteitsplan, dat tevens het stedenbouwkundig plan vormt, staat dat de bebouwing in de buurten is opgenomen in de orthogonale structuur van De Beemster waarbij een substructuur van kleinere clusters wordt gevormd door de groen- en waterstructuur. Een variatie aan korte en langere bouwblokken met afwisselend voor- of zijtuinen naar de openbare groene ruimte draagt bij aan deze structuur. Door de rooilijn tussen blokken onderling te laten verspringen worden lange rechte straatwanden voorkomen. De wisselende breedtes van het openbaar groen langs de sloten dragen tevens bij aan dit verspringende, orthogonale beeld. Voorts staat in het beeldkwaliteitsplan dat de bouwhoogte van woningen maximaal 10,5 m is.

5.4. De raad heeft zich, naar het oordeel van de Afdeling, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de planregels die door de raad zijn vastgesteld als waarborg voor het behoud van de kernkwaliteiten voldoende zijn. In het plan zijn regels opgenomen over de locatie, de verkavelingsrichting en het type woning. Ook is aan enkele plandelen die grenzen aan een woonbestemming de bestemming "Tuin" toegekend, hetgeen verdichting door bebouwing tegen gaat. Voorts staat het plan er niet aan in de weg dat huizen met steile daken worden gerealiseerd, hetgeen typerend is voor de regio. De stichting betoogt terecht dat de maximaal toegestane bouwhoogte in het plan 0,5 m groter is dan in het beeldkwaliteitsplan. De raad heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijke kleine afwijking niet onaanvaardbaar is. Voor zover architectonische eisen en welstand in het beeldkwaliteitsplan zijn genoemd, kunnen die vereisten niet in het plan worden geregeld. De raad heeft toegelicht dat in het kader van de welstandstoets acht zal worden geslagen op het beeldkwaliteitsplan.

Het betoog faalt.

Strijd met de PRV

6. Voorts betoogt de stichting dat het plan in strijd is met artikel 13, tweede lid, van de PRV omdat nieuwe woningbouw elders kan worden gerealiseerd door herstructureren in bestaand stedelijk gebied. In dit kader wijst de stichting op de Solarcampus in Purmerend, gedeelten van het Purmerbos en Baanstee Noord.

6.1. Ingevolge artikel 2, onder u, van de PRV is landelijk gebied het gebied, niet zijnde bestaand bebouwd gebied;

Ingevolge artikel 9 wordt als bestaand bebouwd gebied aangewezen de bestaande of de bij een - op het moment van inwerkingtreding van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen.

Ingevolge artikel 13, eerste lid, voorziet een bestemmingsplan niet in nieuwe woningbouw in het landelijke gebied.

Ingevolge het tweede lid kan een bestemmingsplan in afwijking van het eerste lid voorzien in de ontwikkeling van nieuwe woningbouw indien:

c. nieuwe woningbouw niet kan worden gerealiseerd door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied.

6.2. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Zuid-Oost 1971" was aan het plangebied de bestemming "Agrarische doeleinden II" toegekend.

Ingevolge artikel 15 van de planvoorschriften waren de op de plankaart voor "Agrarische doeleinden II" aangewezen gronden bestemd voor agrarisch gebruik, de voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf ter plaatse nodige agrarisch bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken.

6.3. Het voorheen geldende bestemmingsplan voorzag in bebouwing op agrarische bouwpercelen. Het plangebied is derhalve geen bestaand bebouwd gebied. In dit plan wordt daarom voorzien in nieuwe woningbouw in het landelijke gebied.

De raad heeft onbestreden gesteld dat binnen bestaand bebouwd gebied binnen de gemeente Beemster geen mogelijkheden zijn voor het realiseren van dit woningbouwproject. De door de stichting genoemde locaties liggen binnen het bestaand bebouwd gebied van de gemeente Purmerend. De raad heeft voorts onbestreden gesteld dat de Solarcampus en Baanstee Noord door de gemeente Purmerend zijn gereserveerd voor bedrijven en dat een gedeelte van het Purmerbos is aangewezen als EHS en andere gedeelten van het Purmerbos zijn gereserveerd voor woningbouw door de gemeente Purmerend. De raad heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat aan artikel 13, eerste lid, onder c, van de PRV is voldaan.

Het betoog faalt.

Strijd met de Flora- en faunawet

7. De stichting betoogt dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) niet kan worden verkregen. De stichting voert hiertoe aan dat in het onderzoek "Beschermde flora en fauna in 2010" uitgevoerd door F.M. van Groen en M. van Straaten (hierna: onderzoek uit 2010) niet is ingegaan op de gevolgen voor de kolonie dwergvleermuizen ten noorden van het plangebied.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen ontheffing op grond van de Ffw hoeft te worden verkregen. In dit kader heeft hij de notitie "Vleermuizen plangebied Benonistraat Zuidoostbeemster" van 12 juni 2015 (hierna: notitie) opgesteld door Grontmij overgelegd.

7.2. In de notitie staat dat uit het verkennend natuuronderzoek uit 2014 is gebleken dat het plangebied geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen bevat, er geen vaste rust- en verblijfplaatsen en essentiele vliegroutes aanwezig zijn en er geen sterke lichtuitstraling naar de eventuele locatie van de kraamkolonie aan de overzijde van de weg zal plaatsvinden. In de notitie wordt derhalve geconcludeerd dat aanvullend veldonderzoek naar vleermuizen niet noodzakelijk is om te kunnen vaststellen dat mogelijk buiten het plangebied aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen niet in hun functionaliteit worden aangetast. Van een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Ffw ten aanzien van vleermuizen is derhalve geen sprake.

7.3. Wat er ook zij van hetgeen in het onderzoek uit 2010 is onderzocht, in de notitie is ingegaan op de gevolgen voor de kolonie dwergvleermuizen ten noorden van het plangebied. De notitie bevestigt het standpunt van de raad dat geen ontheffing van de Ffw hoeft worden verkregen. De conclusie van dit onderzoek heeft de stichting niet gemotiveerd betwist. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in zoverre terecht op het standpunt gesteld dat het plan uitvoerbaar is.

Het betoog faalt.

Conclusie

8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

Proceskosten

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.

w.g. Helder w.g. Schaaf

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2015

523-812.

Vorige pagina Print pagina E-mail pagina