Speech burgemeester Indieherdenking


Laura Kort

Op zaterdag 15 augustus sprak burgemeester Pieter Broertjes onderstaande tekst uit tijdens de Indieherdenking in Hilversum.

Toespraak burgemeester Pieter Broertjes tijdens Herdenkingsbijeenkomst tbv het Nederlands-Indie Monument op 15 augustus 2015 om 15.00 uur op de Noorderbegraafplaats te Hilversum

Dames en Heren,

Welkom op de Noorderbegraafplaats in Hilversum. Met name de mensen die van buiten Hilversum komen; uit de regio en daarbuiten. Van harte welkom.

Precies 70 jaar geleden - op 15 augustus 1945 - kwam er een einde aan de Japanse bezetting van Nederlands Oost-Indie. Op die dag werden er honderdduizenden Nederlanders bevrijd van de Japanse terreur. De keizer van Japan kondigde de nederlaag aan van alle keizerlijke strijdkrachten en dat
betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog in ZO-Azie.

Vandaag zijn onze gedachten bij alle mensen die - direct of indirect - met of zonder Indische achtergrond, de verschrikkingen in NL-Indie hebben meegemaakt en doorstaan.

Velen van hen - meer dan 25 duizend Nederlanders en Nederlands-Indiers - overleefden de bezetting van de Japanners niet. En dat is nog maar een ruwe schatting; vermoedelijk zijn het er veel meer.

Twee dagen later - op 17 augustus 1945 - kondigden de nationalisten, onder leiding van Soekarno en Hatta, de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesia aan: "de bakens werden definitief verzet". Daarmee brak een periode van grote onzekerheid aan: de Bersiap (paraatheid) tijd.

Die heeft vijf jaar geduurd. Voor velen betekende dat een voortzetting van het leven in de kampen; soms tot ver in 1946. Dat gold voor ruim honderdduizend burgers.

Van bevrijding, zoals in Nederland na mei 1945, was geen sprake. Integendeel. Moord en doodslag bleef het parool. Er was bovendien sprake van een enorme paradox: de Japanse bezetters beschermden de kampbewoners fanatiek tegenover revolutionaire groepen: de pemoeda's (nationale jeugdbeweging).

Van echte bevrijding was pas sprake na de terugkeer in Nederland.

Zo ook voor mijn tante Lies en haar enige dochter Margreet Bohlke-Van de Velde. Hun verhaal wil ik graag vertellen - in kort bestek. Een verhaal uit duizenden; een huiveringwekkend verhaal. Hoe zij samen het Jappenkamp overleefden, maar niet ongeschonden bleven.

Haar man en Margreet's vader, Kees Deij, moesten zij achterlaten. Hij werd in maart 1942 geinterneerd en overleed op 18 september 1944. Verdronken in de Java zee. Tijdens het transport van Java naar Sumatra aan boord van de Yunio Maru. Getorpedeerd door de Engelsen die dachten een vette buit
binnen te halen. Vier Japanse schepen voeren in konvooi met ruim zes duizend dwangarbeiders en militairen aan boord. Bijna allemaal zijn ze verdronken. Een ramp zonder weerga.

Het verhaal van Lies Elders is nooit verteld, laat staan opgeschreven. Zij overleed pas in 2008 in Bussum in de Gooische Waranda. Op 96-jarige leeftijd. Ik dank haar dochter Margreet, die mij toegang verschafte tot al het oorspronkelijke materiaal.

Haar verhaal - over de verschrikkingen in het Jappenkamp- hoe zij samen - met de baby van een paar maanden oud - acht verschillende kampen overleefden. Van 9 november 1942 tot 21 februari 1946. Over het laatste Kamp Adek/Batavia schreef zij honderden brieven aan het thuisfront in Amsterdam.

In een lange, getikte brief van 14 november 1945 (Nederland was al een half jaar bevrijd) beschrijft zij haar belevenissen uit kamp Banjoe Biroe.

"Het is al drie maanden vrede. En nog zitten we hier op Java in de soesah.

We zitten nog altijd in het kamp en sloven den gehelen dag door. Hoe lang nog? Ik zit nota bene 15 km van onze laatste woonplaats. Wij woonden op Salatiga. Wij woonden er heerlijk."

Bijna vier jaar had ze haar man niet gezien. Pas na een jaar hoorde ze dat hij was verdronken: in sept. 1944 op volle zee. Hij had de geboorte van zijn dochter Margreet niet met eigen ogen aanschouwd. Van haar bestaan was hij op de hoogte, maar hij heeft haar nooit gezien.

Uit de vele brieven blijkt dat - in eerste instantie - iedereen dacht dat het kampleven maar van korte duur zou zijn. In haar geval duurde het ruim 3 jaar en drie maanden.

(citaat uit brief van januari 1946:)

" Gedurende de eerste 2,5 jaar hoorde ik tot de sterken en heb ik hard gewerkt, had alleen 7 maanden buikloop, geelzucht en 9 keer malaria. Pas in juni '45 kreeg ik oedeem en ik zie eruit alsof ik 7 maanden in positie ben... Achteraf snap je niet hoe we 't hebben volgehouden."

Margreet zegt 70 jaar later: "Mijn aanwezigheid heeft haar erdoor gesleept. Anders had ze het opgegeven. En we zongen de hele dag; ook om het rumoer dat in zo'n kamp bestaat, dat constante lawaai, te overstemmen. En toen dat werd verboden door de Jappen neurieden wij. Zo veel als we konden."

Margreet vond alle verhalen en herinneringen in een koffer. Zorgvuldig bewaard, maar nooit geopend. Haar moeder sprak er niet over tijdens haar leven. Niet over haar verdriet en niet over haar displaced life.

Haar tweede echtgenoot - Oom Evert van de Velde uit Tholen en familie van mijn moeder - wilde het niet: "dat is verleden tijd; wij kijken vooruit."

Erover praten met haar dochter kwam er niet van. Te moeilijk, te pijnlijk om hun gezamenlijke verleden op te rakelen. Spijtig achteraf.

In de koffer vond Margreet - na de dood van haar moeder - haar schoentjes (`geruild voor 12 maaltijden'), een kussentje, haar popje, mandjes, 'n tampatje (slaapkleed). Alles keurig geordend en bewaard; inclusief knipsels uit kranten tot ver in de jaren negentig.

Hetzelfde overkwam ook Diederik van Vleuten. Die vond de koffer van zijn grootvader en maakte er een voorstelling over: `Daar werd wat groots verricht.' Een prachtige voorstelling die ik iedereen kan aanraden.

Gelukkig kan Margreet het verhaal nog zelf vertellen (oral history) en kan ik het nu aan u doorvertellen. Want we weten er zo weinig van.

Toen tante Lies en Margreetje op 26 februari 1946 op Schiphol aankwamen, stond Nederland aan de vooravond van twee politionele acties (want het woord `oorlog' was besmet).

En we waren druk met de wederopbouw van Nederland en met de Marshall hulp. Indie bezette een marginale plaats in de politieke cultuur in Nederland. Niemand had interesse in de verhalen uit Indie, over de verschrikkingen die waren doorstaan en over de gebroken levens van Lies, Kees en Margreet.

Ooit zo mooi en liefdevol begonnen - in 1938. Lies en Kees waren net getrouwd en wilden in Indie hun leven opbouwen. Hij was werkzaam bij de Algemene Nederlandse Electriciteits Maatschappij (ANEM). Samen gelukkig worden in Indie was hun doel.

Vier jaar later was de droom volledig uit elkaar gespat.



Dames en Heren,

Vandaag staan we stil bij de bevrijding van Nederlands Indie 70 jaar geleden.

Ieder van u heeft zijn eigen ervaringen, dichtbij of ver weg. Ieder van ons heeft zijn eigen verdriet en pijnlijke herinneringen.

Van belang is dat we die verhalen, zoals van tante Lies en Margreet, blijven vertellen en doorvertellen.



Dat doet recht aan de mensen die al hun idealen verloren zagen gaan;

dat doet recht aan al diegenen die zijn omgekomen in de strijd;

dat doet recht aan hen die terugkwamen in Nederland en zwaar teleurgesteld raakten over de gebrekkig opvang, de slechte bejegening, de desinteresse en het gebrek aan hulp.



De roep om een adequatere beschrijving van onze koloniale geschiedenis in Nederlands Indie is terecht. Lou de Jong heeft een poging gedaan, maar dat kan/moet beter; veel beter.

Zo ook de kleine materiele vergoeding die al jaren in het vooruitzicht wordt gesteld; laat het kabinet nu eindelijk spijkers met koppen slaan en een bedrag vaststellen en uitkeren.

Na 70 jaar is dat toch niet te veel gevraagd.

Het verhaal van tante Lies en haar dochter Margreet staat symbool voor het onverwerkte verleden tussen beide landen. Het is doodzonde dat tante Lies er nooit meer over heeft gesproken; nooit meer.

Ons koloniale verleden dient geen buitenbeentje te zijn, maar is een onderdeel van onze identiteit en een onderdeel van ons collectieve geheugen.

Alleen dan kan de open wond, die Indie na 70 jaar nog altijd is, helen.