Rijksoverheid


2513AA22XA

Onze referentie AV/SDA/2011/11826

Datum 1 augustus 2011

Vragen over het gevoerde beleid inzake arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa Hierbij zend ik u, namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen van de Tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie over het gevoerde beleid inzake arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Uw referentie 11-LURA-B-070 Bijlagen Antwoorden

P. de Krom

Pagina 1 van 1



11-LURA-B-070 Antwoorden van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen van de tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het gevoerde beleid inzake arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa (ingezonden 23 juni 2011).

Vraag 1 Welke ontwikkelingen heeft u waargenomen op het terrein van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid als gevolg van de komst van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa per 1 januari 2004? Vraag 2 Welke van deze ontwikkelingen zijn hierbij als probleem gemarkeerd? Kan dit met onderzoeksgegevens worden onderbouwd? Vraag 3 Welk beleid is hierbij ingezet om deze problemen aan te pakken? Vraag 4 Zijn hierbij (concrete) doelstellingen geformuleerd? Antwoorden 1 t/m 4 De belangrijkste ontwikkeling is dat de arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen) de laatste jaren sterk is gestegen. De stijging is veel groter dan verwacht. Bij de invoering van vrij werknemersverkeer met de MOE-landen1 per 1 mei 2007 heeft het kabinet een aantal flankerende beleidsmaatregelen genomen met als doelstelling het tegengaan van oneerlijke concurrentie (`gelijk loon voor gelijk werk') en het waarborgen van voldoende goede huisvesting. Onderdelen van dit flankerend beleid zijn de invoering van een bestuurlijke boete in de WML, afspraken tussen het ministerie van SZW en sociale partners over handhaving van arbeidsvoorwaarden en maatregelen op het terrein van huisvesting. Voor een uiteenzetting van de inhoud van dit flankerend beleid verwijs ik u kortheidshalve naar de brieven die mijn voorgangers over dit onderwerp naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.2 Naderhand zijn aanvullende maatregelen genomen, zoals een intensivering van de handhaving door de Arbeidsinspectie in sectoren waar veel arbeidsmigranten uit MOE-landen werken, voorlichting aan arbeidsmigranten in hun eigen taal en maatregelen om fraude en illegaliteit in de uitzendbranche tegen te gaan. In dit verband verwijs ik ook naar de betreffende Kamerstukken.3 In 2007 en 2008 is in opdracht van de toenmalige minister van SZW een aantal externe onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van de invoering van vrij werknemersverkeer met de MOE-landen.4 Uit het onderzoek `De Europese grenzen verlegd'5 naar de effecten van een aantal flankerende beleidsmaatregelen is onder meer het volgende naar voren gekomen. Begin 2008 waren er naar schatting minimaal 100.000 arbeidsmigranten uit de MOE-landen in Nederland. Zij werken vooral in sectoren waarvoor werkgevers moeilijk personeel kunnen vinden op de Nederlandse arbeidsmarkt: land- en tuinbouw, bouw, schoonmaak. De verdringing van 1 2

Polen, Hongarije, Tsjechië, Slovenië, Slowakije, Estland, Letland en Litouwen. Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2006-2007, 29407, nrs. 32, 53 en 55. 3 Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2007-2008, 29407, nrs. 76 en 81. 4 `De Europese grenzen verlegd, Evaluatie flankerend beleid vrij verkeer van werknemers MOE-landen', Regioplan (2008); `De economische impact van arbeidsmigratie uit de MOE-landen, Bulgarije en Roemenië, Een studie naar de omvang, aard en economische effecten van arbeidsmigratie', SEO Economisch Onderzoek (2008). 5 `De Europese grenzen verlegd, Evaluatie flankerend beleid vrij verkeer van werknemers MOE-landen', Regioplan (2008).


1



werknemers op de Nederlandse arbeidsmarkt lijkt daarmee beperkt, aldus Regioplan. Overigens vind ik het ongewenst dat steeds meer arbeidsmigranten worden aangetrokken voor laag- en ongeschoold werk, terwijl honderdduizenden mensen die kunnen werken met een uitkering aan de kant staan. De insteek van werkgevers, werkzoekenden en uitvoeringsinstanties moet zijn om arbeidsaanbod uit Nederland in te zetten voor dit werk. UWV en gemeenten krijgen daarom meer middelen om het weigeren van werk of het niet meewerken aan re-integratiemaatregelen strenger te sanctioneren. Ook is de afgifte van het aantal tewerkstellingsvergunningen sinds 1 juli jl. zoveel mogelijk beperkt. Een andere constatering van Regioplan was dat er onvoldoende zicht is op de naleving van arbeidsvoorwaarden, omdat niet alle misstanden worden gemeld. Vraag 5 Hoe succesvol is dit beleid geweest? Kunt u dit succes met analyses en onderzoeksgegevens onderbouwen? Antwoord 5 Het aantal arbeidsmigranten uit de MOE-landen is de laatste jaren sterk gestegen, en zal mogelijk verder stijgen. Arbeidsmigranten hebben de afgelopen jaren hun nut voor de economie bewezen en vervullen ook in de toekomst een rol. Als gevolg van het grotere Europese arbeidsaanbod is de illegale tewerkstelling gedaald.6 Ook werken de meeste arbeidsmigranten tegen normale arbeidsvoorwaarden. Dat neemt echter niet weg dat er ook nog steeds knelpunten zijn. Zo is een groot deel van de arbeidsmigranten niet geregistreerd in de verschillende systemen (GBA, IND). Dit maakt onder meer gerichte controle op huisvesting en de inning van belastingen problematisch. Ook doen migranten uit de MOE-landen een toenemend beroep op sociale voorzieningen. Het beroep op de sociale zekerheid van migranten uit de MOE-landen is in absolute zin beperkt, maar neemt toe.7 Werkgevers, waaronder malafide uitzendbureaus, houden zich onvoldoende aan de voor hen geldende regelgeving, met onderbetaling van arbeidsmigranten, schijnconstructies en andere misstanden als gevolg.8 Ook zijn er knelpunten op het terrein van huisvesting en inburgering. Om de arbeidsmigratie uit andere EU-landen in goede banen te leiden hebben kabinet en gemeenten gezamenlijk een pakket maatregelen vastgesteld. De maatregelen hebben betrekking op de terreinen voorlichting, registratie, werk en handhaving van arbeidsregels, sociale voorzieningen, huisvesting, inburgering en terugkeer. Voor een beschrijving hiervan verwijs ik u naar de brief van 14 april jl. die ik uw Kamer, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie en Asiel heb gestuurd.9 Vraag 6 Wordt het aantal arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa gemonitord? Op basis van welke gegevens, om welke aantallen gaat het en hoe verhouden deze zich tot de ramingen uit 2004? Antwoord 6 6

Het overtredingspercentage van de Wet arbeid vreemdelingen is gedaald van 25% in 2005 naar 16% in 2008. In 2009 en 2010 is het percentage weer licht gestegen naar 17% (2009) en 18% (2010). 7 Eind 2010 ontvingen 1070 personen met een nationaliteit van een van de MOE-landen een bijstandsuitkering. Eind 2008 waren dit er 460. (www.cbs.nl) Het aantal WW-uitkeringen aan personen met een nationaliteit van een van de MOE-landen is gestegen van 107 in 2007 naar 1527 eind 2010. (bron: UWV) 8 Een voorbeeld van een schijnconstructie is schijnzelfstandigheid: arbeidsmigranten doen zich soms voor als zelfstandige, maar zijn feitelijk werknemer. Met betrekking tot Bulgaren en Roemenen wordt de tewerkstellingsvergunningplicht hiermee ontdoken. De Arbeidsinspectie heeft in de jaren 2008, 2009 en 2010 respectievelijk 991, 1.695 en 748 zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) aangetroffen. Hiervan bleken 248 personen (2008), 426 personen (2009) en 255 personen (2010) als pseudozelfstandige werkzaam te zijn. Van deze pseudozelfstandigen betrof het aandeel Bulgaren in 2008 80%, in 2009 85% en in 2010 84%. 9 Kamerstukken II, 2010-2011, 29407, nr. 118.


2



Het aantal arbeidsmigranten uit de MOE-landen is niet exact bekend: een aanzienlijk deel van hen is niet geregistreerd. De ondergrens van de schattingen wordt steeds gevormd door de aantallen die wél staan geregistreerd. Het aantal geregistreerde migranten kan op verschillende manieren worden gemeten. Volgens het CBS waren er begin 2011 bijna 200.000 migranten uit de MOElanden in Nederland geregistreerd.10 Omdat de exacte omvang van de arbeidsmigratie uit de MOE-landen niet bekend is, zijn sinds 2004 in opdracht van het kabinet op een aantal momenten schattingen11 gemaakt van het (verwachte) aantal arbeidsmigranten uit de MOE-landen. De eerste schattingen van het CPB12 in 2004 zijn in de loop der jaren telkens naar boven bijgesteld. Vast staat dat de arbeidsmigratie uit de MOE-landen veel groter is gebleken dan aanvankelijk verwacht. Naar verwachting in de tweede helft van augustus zal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer een nieuwe schatting doen toekomen van het aantal migranten uit de MOE-landen. Deze schatting betreft zowel geregistreerde als niet-geregistreerde migranten over de jaren 2008 en 2009.

10

`Aantal Midden- en Oost-Europeanen in vijf jaar tijd verdubbeld', www.cbs.nl (2011). Dit betreft migranten die als inwoner in de GBA en/of als werknemer bij UWV zijn geregistreerd. 11 Zie voetnoot 4. Verder: `Evaluatie werknemersverkeer MOE-landen', Ecorys (2006), `Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa', Risbo (2009). 12 In 2004 schatte het CPB dat de instroom van het aantal migranten uit de MOE-landen, uitgaande van vrij werknemersverkeer, in de periode 1 mei 2004-1 mei 2006 7.500 tot 15.000 zou bedragen, bovenop 10.000 seizoensarbeiders. (`Arbeidsmigranten uit de Midden- en Oost-Europese toetredingslanden', CPB (2004)).


3






---- --