Rijksoverheid
Kleine basisscholen krijgen meer tijd om te groeien
Nieuwsbericht | 01-03-2011
De regel dat de bekostiging van een basisschool wordt stopgezet als de
school drie achtereenvolgende jaren onder de opheffingsnorm zit, wordt
aangepast. Minister Van Bijsterveldt is voornemens om deze termijn op
te rekken naar vijf jaar zodat scholen langer de tijd krijgen om zich
aan te passen, zodat opheffing van de school voorkomen kan worden. Zij
werkt aan een wetsvoorstel met deze strekking.
De opheffingsnormen, oftewel het wettelijk bepaalde minimum aantal
leerlingen, variëren in het basisonderwijs op basis van het aantal
leerlingen per vierkante kilometer. Als een gebied dunbevolkt is, is de
opheffingsnorm laag om de toegankelijkheid van het onderwijs ook in
dunbevolkte gebieden te waarborgen. Als een gebied dichtbevolkt is,
zijn de opheffingsnormen hoger. Zo variëren de opheffingsnormen tussen
minimaal 23 leerlingen per school in zeer dunbevolkte gebieden, tot
maximaal 200 leerlingen per school in steden.
De opheffingsnormen worden eens in de vijf jaar aangepast aan de
demografische ontwikkelingen. De algemene regel is op dit moment dat
een school wordt opgeheven als de school drie achtereenvolgende jaren
onder de opheffingsnorm zit. Aangezien de daling van het aantal
leerlingen in een gebied eens in de vijf jaar leidt tot aanpassing van
de opheffingsnormen, kan dat er toe leiden dat een school wordt
opgeheven op basis van achterhaalde normen. "Dat zou onwenselijk zijn.
Immers, het is belangrijk dat leerlingen in hun eigen buurt of dorp op
school kunnen blijven. Dat is tevens goed voor de leefbaarheid van het
platteland en de krimpregio's", aldus de bewindsvrouw. Om die reden wil
zij bij wet mogelijk maken scholen geen drie maar vijf jaar de tijd te
geven om zich qua leerlingaantallen te herstellen. Op die manier wordt
de termijn gelijk aan de termijn die geldt voor de herziening van de
normen op basis van de demografische ontwikkelingen.
Scholen die onder de opheffingsnorm komen, kunnen gecompenseerd worden
door leerlingen van andere scholen die onder hetzelfde bestuur vallen.
De absolute ondergrens is 23 leerlingen. Voor schooltjes met minder dan
23 leerlingen geldt vanaf 1 januari 2011 een nieuwe wet waardoor het
voor basisscholen mogelijk wordt om toch open te blijven als ze onder
de opheffingsnorm van 23 leerlingen komen. Scholen kunnen hiertoe een
verzoek indienen bij de minister van Onderwijs. De minister beoordeelt
vervolgens of de school in staat is binnen afzienbare termijn boven de
23 leerlingen uit te komen. Ook moet de kwaliteit van de school op orde
zijn. Tot slot kan de ligging van de school en de scholen in de
omgeving worden betrokken bij de besluitvorming.
Inmiddels heeft de minister bekend gemaakt dat de basisscholen Mids de
Marren (Friesland), De Viking (Zuid Holland) en De Butte (Groningen),
alle drie schooltjes met minder dan 23 leerlingen toch open mogen
blijven. "De kwaliteit is er op orde en er is zicht op groei", aldus
Van Bijsterveldt.
Naast deze aangekondigde wetswijziging voor kleine scholen neemt het
kabinet meer maatregelen om kleine scholen op het platteland en in
krimpregio's open te houden en zo een bijdrage te leveren aan de
leefbaarheid op het platteland. Zo is de Tweede Kamer onlangs akkoord
gegaan met het wetsvoorstel dat Samenwerkingsscholen mogelijk maakt.
Hierbij mogen openbare en bijzondere scholen onder strikte eisen
samenwerken.