Groen!
Vanackere moet schorsing Libië uit Mensenrechtenraad eisen
door Eva Brems (federaal parlementslid) op 23 februari 2011 in
"Internationaal"
Terwijl Kadhafi zich in Libië vastklampt aan de macht en de roep om
democratie met repressie beantwoordt, kijkt Belgisch minister van
Buitenlandse Zaken Steven Vanackere machteloos toe.
In mei 2010 nog steunde hij de kandidatuur van Libië voor de
Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, hoewel de
mensenrechtenspecialisten van zijn administratie er tegen waren. Ook
toen was immers al duidelijk dat het om een autoritair regime gaat dat
de mensenrechten systematisch schendt. Vandaag weigert de CD&V-minister
de schorsing van Libië in die Mensenrechtenraad te vragen. Hoewel hij
het overheidsgeweld in het land veroordeelt, pleit hij niet voor
sancties tegen de Libische leiders. De houding van de minister doet
verlangen naar een ander - meer voluntaristisch - buitenlands beleid.
Ik toon aan wat ik daarmee bedoel aan de hand van de woorden van de
minister zelf.
"Natuurlijk speelt het bilan inzake respect voor mensenrechten een rol,
maar ook andere diplomatieke elementen komen aan bod." (Steven
Vanackere, commissie buitenlandse zaken in de Kamer, 25 januari 2011).
Onder het Belgische EU-voorzitterschap stond een EU-Afrika-top op het
programma in Libië. Een vlot verloop van die top werd verzekerd met
Belgische steun voor de Libische kandidatuur. Dat dit geen evidente
diplomatieke logica is, bleek al uit het klokkenluidersverzet vanuit
buitenlandse zaken. Het is bovendien een ongepast staaltje
mensenrechtenrelativisme. De internationale toezichtsmechanismen op de
naleving van mensenrechten zijn sowieso te zwak. De Mensenrechtenraad -
waar staten elkaars mensenrechtenprestaties beoordelen - kan niet naar
behoren functioneren wanneer hij geïnfiltreerd is door
vertegenwoordigers van staten waarvan het engagement voor de
mensenrechten zo goed als onbestaande is. Men moet de 'bad guys' niet
isoleren, maar men moet ze evenmin in een positie catapulteren van
waaruit ze het systeem van binnenuit om zeep kunnen helpen.
Mensenrechten het onderspit laten delven tegen andere belangen is
altijd problematisch. In de context van de Mensenrechtenraad is dit
ronduit cynisch.
"Er is nog alle tijd om de gepaste conclusies te trekken indien de
ontwikkelingen nog meer de slechte richting uitgaan" (Steven Vanackere
na afloop van de Europese ministerraad, Belga, 21 februari 2011)
Kop in kas. Zeker niet luider spreken dan een ander - anders zouden ze
ons wel eens kunnen horen. Stel je voor! Voorhoedevrees noem ik dat.
België zou er nochtans ook bewust voor kunnen kiezen om een
voortrekkersrol te spelen bij het tot stand brengen van een
internationale rechtsstaat. Een klein land kan niet in zijn eentje de
wereld veranderen zoals we hem graag zouden willen, maar een land dat
een voortrekkersrol opneemt, kan andere landen aansteken. Al is het
maar omdat hun leiders zich anders voor hun publieke opinie moeten
verantwoorden waarom zij de lat lager leggen. Met een zo stevige
rugdekking als het internationale recht van de mensenrechten, is er
eigenlijk niet veel moed nodig om je nek uit te steken en consequent de
mensen en hun rechten centraal te stellen. Ik zou graag in een land
wonen dat in het buitenlands beleid systematisch de lat wat hoger legt.
Een land dat er net trots op is dat het niet bij die 80 procent staten
hoort die voor Libië gestemd hebben. Een land waarvan de minister op
een Europese Ministerraad als die van maandag hard op tafel klopt om
sancties te eisen tegen Libië omdat het leger er vreedzame betogers
doodschiet, op dat moment al zeker 173. Op zo'n moment met een
uitgestreken gezicht verkondigen dat sancties later ook nog kunnen -
wanneer precies? Als het dodencijfer uit vier cijfers bestaat? - is
bedroevend.
"Ik heb een hekel aan gesticuleren. Als de politiek erop neerkomt dat
men verklaringen moet afleggen die nergens toe leiden, die geen
verschil maken en die hooguit het eigen geweten kunnen sussen, daar doe
ik niet aan mee." (Steven Vanackere in Terzake, 21 februari 2011)
De minister houdt niet van ronkende verklaringen. Geen woorden maar
daden. Goed motto, maar behoorlijk onbruikbaar als het om diplomatie
gaat, want daar geldt: woorden zijn daden. Uitspraken in de pers,
verklaringen op internationale fora, kritische vragen in een
tête-à-tête, daar draait het vaak om. Een minister van Buitenlandse
Zaken die een hekel heeft aan diplomatieke verklaringen, moet zich de
vraag stellen of hij wel aan de functieomschrijving beantwoordt.
Natuurlijk is Vanackere niet echt tegen verklaringen. Hij is tegen
krachtige uitspraken. Hij vindt niet dat je tegen - of zelfs over -
dictators die hun volk onderdrukken en martelen rechtstreeks moet
zeggen wat je van hen denkt. Daar worden ze boos van. Dat is te hopen
denk ik dan: wat geen reactie oplevert, werkt niet. Hartelijke relaties
met buitenlandse leiders kunnen een middel zijn om doelstellingen van
buitenlands beleid te realiseren, maar zijn geen doelstelling op zich.
Het is maar de vraag of je met de zijdezachte handschoenen van de CD&V
minister ooit een positieve impact kan hebben op mensenrechten en
democratisering. In het geval van Libië alvast niet.