Hoge Raad verwerpt cassatieberoep tegen uitlevering Somaliër aan VS
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de opgeëiste persoon tegen
diens uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika.
Achtergrond
In deze zaak gaat het om een verzoek van de Verenigde Staten van
Amerika tot uitlevering van een Somaliër op grond van vijf feiten, door
de rechtbank in haar beslissing omschreven als:
1.samenspanning materiële steun geven aan terroristen
2.materiële steun te geven aan terroristen
3.samenspanning om materiële steun te geven aan een buitenlandse
terroristische organisatie
4.materiële steun geven aan een buitenlandse terroristische organisatie
5.samenspanning om te doden, te kidnappen, te verminken en te verwonden
Procedure bij rechtbank en Hoge Raad
De rechtbank Rotterdam heeft op 31 mei 2010 de uitlevering op grond van
deze vijf feiten toelaatbaar verklaard en geoordeeld dat is voldaan aan
het vereiste van dubbele strafbaarheid in de zin van het toepasselijke
uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Verenigde Staten van Amerika. Tegen deze uitspraak heeft de opgeëiste
persoon cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. Namens de opgeëiste
persoon is door zijn raadsman mr. B. Stapert, advocaat in Amsterdam,
geklaagd dat de rechtbank onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke
Nederlandse strafbare feiten de beschuldigingen die aan het Amerikaanse
uitleveringsverzoek ten grondslag waren gelegd, opleveren. Ook zou niet
zijn voldaan aan het vereiste dat de feiten ook naar Nederlands recht
strafbaar zijn. Tevens is geklaagd dat de rechtbank de behandeling van
het uitleveringsverzoek niet heeft aangehouden in afwachting van een
beslissing van het Supreme Court over de grondwettigheid van een van de
strafbepalingen op grond waarvan naar Amerikaans recht een aantal
feiten strafbaar zou zijn (art. 18 U.S. Code §2339(A) en §2339(B)). Ook
is geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheid dat
een Amerikaanse wettekst voorwerp is van (constitutionele) toetsing
voor de beoordeling van het uitleveringsverzoek niet van belang is.
Advocaat-generaal mr. Machielse heeft op 14 december 2010 in zijn
conclusie de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de klachten van de opgeëiste persoon in het
cassatieberoep tegen de toelaatbaarverklaring van de uitlevering aan de
Verenigde Staten van Amerika met een verkorte motivering verworpen
(onder toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke
organisatie).
Gevolgen van deze uitspraak
Hiermee is de toelaatbaarverklaring van de uitlevering van de opgeëiste
persoon door de rechtbank Rotterdam definitief geworden. Er bestaan
geen juridische bezwaren tegen deze uitlevering.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 15
februari 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige
uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Op dinsdag 15 februari is persraadsheer Jhr. mr. B.C. de Savornin
Lohman van 12.30 tot 13.30 uur (via onderstaand telefoonnummer)
beschikbaar voor het geven van toelichting.
Den Haag,
drs. M. Beentjes, communicatieadviseur
tel. 070 - 3611262
LJ Nummer
BO9998
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 15 februari 2011 Naar boven
Hoge Raad der Nederlanden