Centrale Raad van Beroep
Bij de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete
moet de bestuursrechter zonder terughoudendheid toetsen of de door het
bestuursorgaan opgelegde boete niet onevenredig is, en zo neen zelf de
wel evenredige boete vaststellen
Indien is voldaan aan de in artikel 14a van de TW gestelde voorwaarden
voor het opleggen van een boete, dan moet het Uwv - zoals thans ook is
vastgelegd in artikel 5:46, tweede lid, van de Awb - bij de aanwending
van deze bevoegdheid het bepalen van de hoogte van de boete afstemmen
op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder
kan worden verweten. Daarbij moet zo nodig rekening worden gehouden met
de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het Uwv kan
omwille van de rechtseenheid en rechtszekerheid beleid vaststellen en
toepassen inzake het al dan niet opleggen van een boete en het bepalen
van de hoogte daarvan. Ook indien het beleid als zodanig door de
rechter niet onredelijk is bevonden, dient het Uwv bij de toepassing
daarvan in elk voorkomend geval te beoordelen of die toepassing strookt
met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid
tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Indien dat niet
het geval is, dient het Uwv de boete in aanvulling of in afwijking van
het beleid vast te stellen op een bedrag dat passend en geboden is. De
rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van het Uwv met
betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen, en dus leidt tot een
evenredige sanctie.
Het bestreden besluit voldoet niet aan de hiervoor geformuleerde eisen,
reeds omdat, in strijd met artikel 14a, tweede lid, van de TW (oud),
geen rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van
appellant. Voorts is geen rekening gehouden met de omstandigheden
waaronder de overtreding is begaan.
Volgt vernietiging besluit op bezwaar. De Raad voorziet zelf in de zaak
en legt, gelet op de in de uitspraak weergegeven omstandigheden van dit
geval, een boete op van EUR 52,--.
LJ Nummer
BM5914
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 31 mei 2010 Naar boven