Datum 25 januari 2010
Kamervragen over koppelverkoop bij zorgverzekeringen.
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Smilde (CDA) en
van der Veen (PvdA) over het bericht van de Consumentenbond dat er nog steeds
sprake is van koppelverkoop bij zorgverzekeringen (Ingezonden 4 december 2009).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Smilde over het bericht van de
Consumentenbond dat er nog steeds sprake is van koppelverkoop bij
zorgverzekeringen.
(Ingezonden 4 december 2009)
1
Kent u het persbericht van de Consumentenbond d.d. 2 december 2009, waarin
staat dat er nog steeds sprake is van koppelverkoop bij zorgverzekeringen?
1.
Ja.
2
Wat is uw reactie op het feit dat slechts bij 15 van de 39 onderzochte
zorgverzekeraars geen sprake is van koppelverkoop of van opslag bij het afsluiten
van een losse aanvullende verzekering?
2
Verzekeraars mogen, gezien de Europese schaderichtlijnen, zelf bepalen of zij hun
aanvullende verzekering willen "koppelen" aan de basisverzekering of ook "los"
willen aanbieden, al dan niet met een toeslag.
In de Zorgverzekeringswet (art. 120) is opgenomen dat een verzekeraar de
aanvullende verzekering niet mag beëindigen indien de basisverzekering door de
verzekerde wordt opgezegd. Ook hierbij geldt dat de verzekeraar dan zelf mag
bepalen of er in dat geval een toeslag op de aanvullende verzekering wordt
gehanteerd.
Vanuit de overweging dat de concurrentie tussen verzekeraars optimaal moet zijn
en hier geen afbreuk aan gedaan mag worden, heb ik u toegezegd, mede naar
aanleiding van het VAO Zvw op 16 december 2008, de NZa te laten analyseren
hoe zorgverzekeraars voor verzekerden de keuzevrijheid bedreigen via de
koppeling basis en aanvullende verzekering.
De conclusies van deze analyse worden toegelicht bij vraag 5.
3
Hoe kan de keuzevrijheid van verzekerden voor het basispakket gegarandeerd
worden als er de facto sprake is van een koppelverkoop tussen basispakket en
aanvullende verzekeringen? Hoe kan bijv. iemand die zijn aanvullende verzekering
wil houden, toch overstappen naar een andere verzekeraar voor zijn
basisverzekering zonder opslag of koppelverkoop?
3
Zie mijn reactie op vraag 2 en 5.
4
Wat is de reden dat zo weinig mensen (2%) van de consumenten op dit moment
basisverzekering en aanvullende verzekering bij verschillende verzekeraars
afsluiten? Hoe kan dit percentage vergroot worden?
4
De NZa gaat in haar analyse, die verder wordt toegelicht bij vraag 5, nader in op
een aantal voordelen van de gekoppelde verkoop van de basisverzekering en de
aanvullende verzekering (zoals één loket, dezelfde zorgaanbieders, soepeler
declaratieverkeer). Ik kan me voorstellen dat door deze te behalen voordelen
verzekerden geen reden zien om de basisverzekering en aanvullende verzekering
bij verschillende verzekeraars af te sluiten. Ook zijn veel verzekerden er niet van
op de hoogte dat zij hun basisverzekering elders kunnen afsluiten en hun
aanvullende verzekering kunnen behouden.
Het is overigens niet mijn streven om het percentage verzekerden dat de
basisverzekering en aanvullende verzekering bij verschillende verzekeraars afsluit
te vergroten. Wel vind ik het van belang dat zorgverzekeraars transparante
informatie verstrekken over de (financiële) consequenties voor de verzekerde
wanneer de basisverzekering wordt opgezegd en de verzekerde de aanvullende
verzekering wil behouden. De NZa controleert of de zorgverzekeraars het
Richtsnoer Informatieverstrekking naleven. Hierin zijn richtlijnen aangegeven over
bijvoorbeeld het informeren van de verzekerde over de eventuele toeslag op de
premie aanvullende verzekering als er geen basisverzekering bij dezelfde
zorgverzekeraar is afgesloten.
5
Herinnert u zich dat naar aanleiding van soortgelijke berichten vorig jaar op grond
van de motie Smilde/Van der Veen een onderzoek is gestart naar deze praktijk
door de Nederlandse Zorgautoriteit? Kan de Kamer de onderzoeksresultaten,
tezamen met het antwoord op deze vragen, vóór 15 december a.s. ontvangen?
5
Ja, vanuit de overweging dat de concurrentie tussen verzekeraars optimaal moet
zijn en hier geen afbreuk aan gedaan mag worden, heb ik de Tweede Kamer
toegezegd, de NZa te laten analyseren hoe zorgverzekeraars voor verzekerden de
keuzevrijheid bedreigen via de koppeling basis en aanvullende verzekering. De
NZa heeft de analyse inmiddels aan mij doen toekomen en ik zal hieronder ingaan
op de conclusies.
In het rapport van de NZa is niet alleen uitwerking gegeven aan mijn toezegging
rondom de koppelverkoop, maar ook aan twee andere toezeggingen die ik gedaan
heb tijdens het VAO Zvw op 16 december 2008, over nieuwe toetreders en
verticale integratie in relatie tot keuzevrijheid. Mijn reactie op de uitwerking van
deze twee toezeggingen door de NZa stuur ik u in een separate brief toe. Bij die
brief is het rapport van de NZa gevoegd.
Voor wat betreft de koppelverkoop in relatie tot de keuzevrijheid komt de NZa tot
de conclusie dat een daadwerkelijk negatief effect van een gekoppelde verkoop op
de keuzevrijheid van verzekerden als klein in te schatten is.
De NZa heeft de voor- en nadelen van de gekoppelde verkoop van de aanvullende
verzekering en de basisverzekering in de bredere context van het functioneren
van de markt van aanvullende verzekeringen geplaatst. Deze markt heeft
samengevat de volgende kenmerken volgens de NZa.
Concurrentie tussen zorgverzekeraars vindt plaats via de aanvullende
verzekeringen, naast die via de collectieve zorgverzekeringen en de premie van de
basisverzekering. Hieruit vloeit de ontwikkeling voort dat verzekeraars
gecombineerde verzekeringen (basisverzekering en aanvullende verzekering)
aanbieden. Daarbij vindt het weigeren van verzekerden door zorgverzekeraars
voor een aanvullende verzekering nauwelijks plaats. Een strenge selectie voor de
aanvullende verzekering ligt zeer gevoelig bij consumenten en zorgverzekeraars
kunnen hierdoor snel imagoschade oplopen.
Een ander belangrijk kenmerk van de markt is dat verzekerden zich bij voorkeur
bij één en dezelfde verzekeraar verzekeren, vanwege de voordelen die dit met
zich meebrengt. Een voordeel is bijvoorbeeld dat de verzekerde naar één loket
kan. Een ander voordeel is dat de verzekerde niet hoeft om te kijken naar
verschillen in contractering. In geval van gescheiden verzekeringen is het namelijk
in principe mogelijk dat de verzekerde met verschillende zorgaanbieders te maken
krijgt. Ook kan een voordeel zijn dat het declaratieverkeer soepeler verloopt als
een verzekeraar zowel de basisverzekering en aanvullende verzekering voor de
verzekerde uitvoert.
Hiernaast hebben verzekerden een onvolledig beeld van de markt van aanvullende
verzekeringen. Zo vreest een substantieel deel nog steeds niet geaccepteerd te
worden. Of is men niet op de hoogte van het feit dat men de basisverzekering kan
opzeggen waarbij men de aanvullende verzekering kan behouden.
Tot slot geeft de NZa aan dat er een grote kans is op antiselectie bij de
aanvullende verzekeringen. De meest populaire onderdelen van de aanvullende
verzekeringen zijn brillen, tandzorg en fysiotherapie. De uitgaven voor deze
soorten zorg zijn in belangrijke mate voorspelbaar. Het is voor verzekerden goed
mogelijk om voorafgaand aan een `duur' jaar een geschikte verzekering te kiezen.
Voor verzekeraars bestaat het risico dat hierdoor de kosten hoog kunnen oplopen.
Verzekerden kunnen daardoor vervolgens geconfronteerd worden met hoge
premies. De situatie is echter dat het overgrote deel van de verzekerden weinig
selectief zijn aanvullende verzekering kiest en dat er een relatief kleine groep is
die bewust een afzonderlijke aanvullende verzekering kiest. Verzekeraars met een
hoge opslag op de premie voor een afzonderlijke aanvullende verzekering geven
dan ook aan dat de hoge premie de hoge kosten van antiselectie van een kleine
groep verzekerden tegen moet gaan. Andere zorgverzekeraars maken het
onmogelijk dat een verzekerde alleen een aanvullende verzekering afsluit.
Naast de beschrijving van deze kenmerken geeft de NZa in haar rapport aan dat
ze tot nu toe geen aanleiding heeft gezien de NMa (die uitspraken doet over
misbruik van een economische machtspositie) te wijzen op de nadelige effecten
van koppelverkoop door een zorgverzekeraar met een economische machtpositie.
Evenmin heeft de NZa aanleiding gezien zelf onderzoek te doen naar een
toekomstige situatie van koppelverkoop door een zorgverzekeraar met
aanmerkelijke marktmacht.
De NZa concludeert op basis van bovenstaande bevindingen dat het risico van een
daadwerkelijk negatief effect van een gekoppelde verkoop op de keuzevrijheid van
verzekerden als klein in te schatten is. Wel geeft de NZa aan dat de transparantie
van de aanvullende verzekeringen voor verbetering vatbaar is. De NZa past
daarom de "Richtsnoer Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars" toe op
de aanvullende verzekeringen (zie ook het antwoord op vraag 4). Daarbij let de
NZa er op dat zorgverzekeraars maximaal duidelijk zijn over de consequenties
voor de verzekerde als hij geen basisverzekering maar wel een aanvullende
verzekering wil afsluiten.
Gezien de analyse en conclusie van de NZa zie ik op dit moment geen aanleiding
om vervolgstappen te nemen. Overigens is het ook lastig, gezien de Europese
schaderichtlijnen, om te interveniëren op de markt van aanvullende
verzekeringen. Wel vind ik het van belang dat verzekerden goed worden
geïnformeerd door verzekeraars over de consequenties van het `los' afsluiten van
een aanvullende verzekering of de gevolgen van het opzeggen van de
basisverzekering voor een eventuele aanvullende verzekering. De NZa zal hier
nauwgezet op toezien.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport