Ministerraad
Kabinet: wettelijke regeling bronbescherming journalisten
Persbericht | 04-12-2009
Journalisten krijgen een recht op bronbescherming. Daarmee wordt het
verschoningsrecht voor professionele berichtgevers wettelijk
vastgelegd. De regeling biedt niet alleen duidelijkheid en zekerheid,
maar is tevens een erkenning van de bijzondere positie die
journalisten in het publiek debat innemen. De ministerraad heeft met
dit wetsvoorstel ingestemd op voorstel van minister Hirsch Ballin van
Justitie.
Persvrijheid in een democratische rechtsstaat gaat samen met een
zekere vrijwaring van de bron, omdat deze te respecteren en eigen
redenen kan hebben om niet als zodanig te worden herkend. Maar
bronbescherming is geen absoluut recht. Er kan een inbreuk op worden
gemaakt als bijvoorbeeld een zwaarder wegend belang als de nationale
veiligheid of een zeer dringend opsporingsbelang in het geding is. De
rechter bepaalt uiteindelijk of terecht een beroep op bronbescherming
is gedaan.
Al degenen die met professionele berichtgeving bezig zijn, kunnen een
beroep op bronbescherming doen. Een strikt onderscheid tussen van
oudsher bestaande en 'nieuwe' media is niet meer te maken. Wel is van
belang of de publicatie bedoeld is voor een kleine bepaalde kring of
voor openbaarmaking op ruimere schaal.
Centraal staat de activiteit van de journalist, voor wie
bronbescherming nodig is: het gaat om gegevens die hem ter
openbaarmaking zijn toevertrouwd in de uitoefening van zijn beroep, in
het bijzonder bij het verzamelen van informatie met het oog op
berichtgeving. Degene die publiceert heeft in de eerste plaats een
eigen civielrechtelijke verantwoordelijkheid voor de juistheid en
inhoud van zijn publicatie. Bij de beoordeling van de vraag of een
beroep op bronbescherming terecht wordt gedaan, kan de rechter zich
ook op ethische beroepsregels van journalisten oriënteren. Is een
bewering van een journalist behoorlijk onderbouwd, is informatie
nagetrokken en wordt zij uit andere bronnen bevestigd en is hoor en
wederhoor toegepast.
Het EVRM geeft aan welke belangen een inbreuk op het zwijgrecht van de
journalist rechtvaardigen. Dat zijn naast het voorkomen van strafbare
feiten en wanordelijkheden, territoriale integriteit of openbare
veiligheid, de bescherming van gezondheid en de goede zeden, alsmede
de nationale veiligheid. Als gevolg van de aanvulling van het
verschoningsrecht is ook de toepassing van dwangmiddelen in lijn
gebracht met de bijzondere positie die de wetgever eerder aan de
andere verschoningsgerechtigden heeft toegekend. In een aanwijzing van
het College van procureurs-generaal is nu al duidelijk aangegeven dat
dwangmiddelen tegen journalisten terughoudend moeten worden toegepast.
De aanwijzing zal worden aangepast met het oog op de voorzieningen uit
het wetsvoorstel.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies
aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het
wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar
bij indiening bij de Tweede Kamer.