Hoge Raad wijst de rechtbank Utrecht aan voor de eventuele vervolging
en berechting van mr. W
De hoofdofficier van justitie in Den Haag heeft bij de Hoge Raad een
verzoek ingediend om een ander gerecht dan de rechtbank Den Haag aan
te wijzen voor de eventuele vervolging en berechting van de
betrokkene. Dit verzoek berust op artikel 510 lid 1 van het Wetboek
van Strafvordering (Sv).
Uit de bij het verzoekschrift overgelegde stukken blijkt:
a. dat tegen de betrokkene aangifte is gedaan dat deze zich heeft
schuldig gemaakt aan strafbare feiten;
b. dat de betrokkene ten tijde van de in de aangifte bedoelde feiten
rechterlijk ambtenaar was in de zin van art. 510, eerste lid, Sv.
De procureur-generaal mr. J.W. Fokkens heeft in zijn conclusie de Hoge
Raad geadviseerd het verzoek toe te wijzen.
De Hoge Raad heeft op 10 november 2009 geoordeeld dat het verzoek
vatbaar is voor toewijzing en hij heeft de rechtbank Utrecht
aangewezen als gerecht waarvoor, indien het openbaar ministerie dit
nodig oordeelt, de vervolging en berechting van de zaak zal
plaatshebben.
Den Haag, 11 november 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
Informatie over de procedure "Aanwijzen ander gerecht "
De strekking van deze procedure is te waarborgen dat een rechterlijk
ambtenaar, die wordt verdacht van een strafbaar feit, zal worden
vervolgd door een ander gerecht dan waar hij werkzaam is, om de schijn
van bevoordeling of benadeling te vermijden.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad ontvangt dergelijke verzoeken.
Hij adviseert de Hoge Raad over de vraag of een ander gerecht moet
worden aangewezen en hij doet een voorstel voor de aan te wijzen
rechtbank.
De Hoge Raad doet vervolgens uitspraak in de vorm van een beschikking.
Zie voor vergelijkbare eerdere beschikkingen: LJ nummers AX9176,
AD5455 en AO3669.
LJ Nummer
BK2964
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 11 november 2009 Naar boven
Hoge Raad der Nederlanden