Ministerie van Economische Zaken

Reactie op uw brief over Bergermeer gasopslag

22 oktober 2009

Geachte heer Kooiman,

Uw brief van 6 oktober heb ik in goede orde ontvangen. Ik hecht zeer aan uw betrokkenheid bij het project gasopslag Bergermeer. In dit kader stelt u mij een dertiental vragen. In deze brief zal ik antwoord geven op uw vragen. Een afschrift van deze brief is tevens verstuurd naar de vaste commissie van Economische Zaken van de Tweede Kamer.

1) Is de minister bekend met de inhoud van de genoemde rapporten? Zo nee, is zij bereid zich op de hoogte te stellen van de inhoud ervan en deze mee te wegen in de besluitvorming over de gasopslag in de gemeente Bergen? Ik ben op de hoogte van de inhoud van de door u genoemde documenten. De inhoud van deze rapporten is meegenomen in de vraagstelling ten behoeve van de contra-expertise die ik heb laten uitvoeren door MIT, Boston op de eerdere seismicity study van TNO uit 2008.
Overigens merk ik op dat de velden Bergermeer en Roswinkel niet direct vergelijkbaar zijn omdat de spanningsopbouw en de lokale geologie verschillen.
2) Is de minister bereid een nieuwe inventarisatie op te stellen van geschikte locaties voor gasopslag waarbij bovengenoemde en andere nieuwe gegevens uit de periode 1994-2009 worden betrokken? Zo nee, waarom niet?
3) Is de minister bereid een definitief besluit over ondergrondse opslag in Bergen (NH) uit te stellen totdat deze nieuwe inventarisatie is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 2 en 3:
In het Energierapport 2008 is aangegeven dat Nederland zich wil ontwikkelen tot gasrotonde van Noordwest-Europa. Dit om de leveringszekerheid in Nederland en omringende landen zeker te kunnen stellen. Onderdeel van de gasrotonde zijn gasopslagen. Het initiatief van Taqa om een gasopslag te ontwikkelen is in lijn met mijn beleid. Alvorens een veld voor gasopslag gebruikt mag worden moet een bedrijf in het bezit zijn van een opslagvergunning. Taqa Energy bv. beschikt over deze vergunning voor Bergen. Op dit project is de rijkscoördinatieregeling van toepassing. Samen met de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ben ik bevoegd gezag voor de keuze van de specifieke locatie en de ruimtelijke inpassing van het project.
Een inventarisatie van alle gasvelden die voor gasopslag geschikt zijn, heeft op grond van bovenstaande geen toegevoegde waarde.

4) Is de minister bereid om dit alternatieven onderzoek alsnog te laten plaatsvinden?
In het MER zijn voor het project gasopslag diverse alternatieven onderzocht. In lijn met het bovenstaande heeft een inventarisatie naar andere mogelijk geschikte gasvelden geen toegevoegde waarde.
In dit verband wijst u op de recente overname door Taqa van alle leidingen en gasvelden van DSM. Ik merk op dat dit op een misverstand berust. DSM beschikte nergens over "eigen" leidingen en "eigen" gasvelden, maar had een deelbelang in enkele leidingen en gasvelden. Het is dit deelbelang, dat overgenomen is door Taqa, waardoor een vergelijking met de mogelijkheden voor het Bergermeerveld niet op gaat.

5) Kan de minister aangeven waarom de conclusie over de ongeschiktheid niet getrokken wordt voor het gasveld Bergermeer (dat onder dichtbevolkt gebied is gelegen) mede gezien de nabijheid van de kernreactor Petten (15 km) en de Hondsbossche zeewering (10 km)?
U wijst in dit verband op de 'Technische potentieelstudie diepe ondergrond Noord- Nederland'. Deze studie stelt dat de gasvelden Roswinkel, Annerveen en Groningen ongeschikt zijn voor gasopslag. Deze stelling kan niet zomaar worden vertaald naar de gasopslag in Bergermeer. Ik merk ook op dat de stelling niet is onderbouwd met een gedegen studie. Zo wordt bijvoorbeeld voorbijgegaan aan de breed gedragen opvatting dat het weer op druk brengen van een gasveld de door de gasproductie veroorzaakte spanningen in de ondergrond doet verminderen (zie ook het rapport van MIT, pag. 21 onderaan).
De "nabijheid" van de Hondsbossche zeewering en de kernreactor in Petten is evenmin een argument om de gasopslag in Bergermeer ongeschikt te verklaren. Deze afstand is nog dermate groot, dat zelfs bij een aardbeving met een magnitude van 3,9 - waarvan de kans van optreden op minder dan 1% wordt geschat - de gevolgen voor beide objecten verwaarloosbaar zijn.
6) Is de minister bereid om in de gasopslag/exploitatievergunning op te nemen dat bij een beving van 3,0 op de schaal van Richter de gasopslag volledig gestaakt dient te worden?

De norm van 3,9 op de schaal van Richter wordt door Sodm en KNMI als een aanvaardbaar risico beschouwd. De kans op het geschieden van een aardbeving met deze magnitude is 1%. Ik wil niet vooruitlopen op situaties die niet aan de orde zijn, maar in principe zou een beving van 3,0 geen reden zijn om de opslag stil te leggen.

7) Kan de minister aangeven of het geïntegreerde alternatief dat in de MER is onderzocht, verenigbaar is met wettelijke normen. Kan een milieucategorie 5 bedrijf worden gevestigd in een natuurgebied?
Het geïntegreerde alternatief is na het advies van de commissie MER in de procedure afgevallen.
Zoals eerder aangegeven ontvangt de Raad deze week het voorontwerp van het Rijksinpassingsplan omdat ik de Raad reeds in een vroeger stadium wil betrekken. In dit voorontwerp is dus geen alternatief aan de orde van een geïntegreerd alternatief van putten en gasbehandeling op het MOB terrein. Overigens kan strikt genomen een mijnbouwinstallatie, dus een hogere milieucategorie, wel in of aan de rand van een ecologische hoofdstructuur of natuurgebied geplaatst worden indien hier zwaarwegende redenen voor zijn. Dit heeft in beginsel niet de voorkeur. Daarvoor zijn juist weer aangewezen locaties voor een hogere milieucategorie zoals Boekelermeer.

8) Op welke wijze is over de toestemmingen gecommuniceerd en welke procedures zijn daarbij toegepast. Kan de minister ons daar inzicht in geven. Op het moment heeft Taqa een opslagvergunning om het Bergermeerveld te vullen tot 35 Bar. Er is een verzoek tot instemming met wijziging van het opslagplan ingediend. Er is op dit moment nog geen instemming verleend op dit verzoek.
Een verzoek tot instemming met het opslagplan valt onder de rijkscoördinatieregeling (rcr) en wordt mee gecoördineerd met de andere benodigde besluiten en het rijksinpassingsplan. Bij de rijkscoördinatieregeling is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat een ontwerpbesluit zes weken ter inzage wordt gelegd; de periode van ter inzage legging wordt kenbaar gemaakt via onder meer de Staatscourant, enkele huis-aan-huis en regionale bladen. Op dit ontwerpbesluit kunnen zienswijzen worden ingediend. Na het verwerken van de zienswijzen in het definitieve besluit, wordt deze opnieuw zes weken ter inzage gelegd; de kennisgeving hiervan wordt gepubliceerd in de Staatscourant, enkele huis-aan-huis en regionale bladen. Tegen dit besluit kan beroep bij de Raad van State worden ingesteld.
9) Op welke wijze gaat de minister dit communiceren naar de inwoners van Bergen?

Alle (ontwerp) besluiten voor vergunningaanvragen voor Bergermeer zullen onder meer in de Staatscourant worden gepubliceerd en in enkele plaatselijke en regionale dagbladen. Dit geldt ook voor de ter inzage legging van het ontwerp Rijksinpassingsplan en het Rijksinpassingsplan. Ook zullen gedurende de inspraaktermijn van de ontwerpbesluiten informatieavonden worden georganiseerd in de gemeente. De data van deze avonden zullen worden gepubliceerd.

10) Hoe denkt de minister het door haar gewenste brede maatschappelijke draagvlak te bereiken en de toenemende onrust weg te nemen. Op 31 augustus jl. heb ik de regio bezocht en me verder verdiept in de lokale omstandigheden. Daarnaast vinden er reguliere overleggen plaats op ambtelijk niveau waarvan ik goed op de hoogte wordt gehouden. Verder worden er regelmatig informatieavonden georganiseerd waarbij de lokale bevolking geïnformeerd wordt. Recentelijk is er bijvoorbeeld een sessie voor burgers georganiseerd waarbij de te volgen procedure werd uitgelegd wanneer er mogelijk schade is ontstaan door aardtrillingen.
Daarnaast heb ik, zoals eerder in mijn antwoorden genoemd, een contra expertise uit laten voeren om de vragen omtrent het aardtrillingen- vraagstuk te beantwoorden. De uitkomsten van deze contra expertise is in het voorontwerp Rijksinpassingsplan verwerkt; deze zal binnenkort mondeling worden toegelicht aan de Raad en B&W.

11) Is de minister nog van plan contact op te nemen met de 'gewone burger'? Zo ja, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie beantwoording vraag 9. Ik hecht veel waarde aan dit contact, bijvoorbeeld tijdens mijn bezoek aan uw regio op 31 augustus jl. Daarnaast worden ook informatieavonden georganiseerd om de burgers in te lichten over het project.
12) Is de minister bereid eerst de raad en college te horen over de resultaten van het MIT onderzoek voordat tot besluitvorming wordt overgegaan. Is de minster bereid het horen van raad en college letterlijk te nemen en ons op te komen zoeken of ons uit te nodigen voor een gesprek over het ontwerp RIP. De uitkomsten van de contra-expertise van MIT zijn verwerkt in het voorontwerp Rijksinpassingsplan en de voorwaarden bij het opslagplan. In het kader van het Bro-overleg wordt B&W hierover gehoord. Ook de Raad bied ik de gelegenheid haar visie op het voorontwerp te geven tegelijk met het bestuurlijk overleg met Burgemeester en wethouders over de voorbereiding van het Rijksinpassingsplan als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding van dit overleg zal een ontwerp- rijksinpassingsplan worden opgesteld.

Ik vind het belangrijk om bij dit project ook een mondelinge toelichting te laten geven op dit voorontwerp; het horen van de Raad kan echter ook schriftelijk. Het horen heeft hier een ander karakter dan bij een bestemmingsplan. Het betreft hier immers een Rijksinpassingsplan.

13) Kan de minister aangeven dat een dergelijk scenario niet zal plaatsvinden. Zo nee, waarom niet?
In het huidige voorkeursalternatief in het voorontwerp Rijksinpassingsplan is dit niet aan de orde.
Ik hoop u hierbij voldoende te hebben ingelicht.
Hoogachtend,
(w.g.) Maria. J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken