Wageningen Universiteit en Researchcentrum

22 okt 2009
Nummer: R

Visserijonderzoekers leveren vaak informatie die niet aansluit bij de belevingswereld van vissers. Basale informatie over de visstand zit verstopt in complexe modellen die vissers niet begrijpen. Daardoor ontstaat voortdurend discussie hoeveel vis er rondzwemt in zee en welke maatregelen de visstand kunnen verbeteren.

Dat stelt Marieke Verweij van de leerstoelgroep Milieubeleid van Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR, die de percepties van onderzoekers, vissers, beleidsmakers en milieugroepen over de visstand van tong en schol in de Noordzee onderzocht. Haar artikel hierover is geaccepteerd door het blad Marine Policy.

De hoeveelheid vis in de Noordzee is niet te tellen, want de vis is nagenoeg onzichtbaar en beweegt. Daarom maken onderzoekers jaarlijks een schatting van de hoeveelheid paairijpe vis in zee met virtual population analysis. Belangrijke informatie voor dit model is het vangstsucces van vissers en onderzoeksschepen. De regel is: neemt het vangstsucces toe, dan zit er meer vis in zee. Verder spelen aannames over de natuurlijke sterfte en de groeisnelheid van de vis een rol bij de uitkomst. Recente schattingen van de visstand bevatten een grote onzekerheidsmarge en metingen in 2009 zorgen met terugwerkende kracht voor bijstelling van de geschatte visstand in de afgelopen tien jaar. De als bioloog geschoolde Verweij stelt: âIk ben academicus, maar het kost veel tijd om dit model te doorgronden.â

Verstopt
Vissers kunnen vooral wat met gegevens over vangstsucces, omdat die aansluiten bij hun eigen ervaring. Maar Verweij kon slechts met moeite een grafiek vinden over het vangstsucces van schol en tong in de afgelopen tien jaar. âDie informatie zit verstopt in het model. Onderzoekers moeten dit soort basale informatie meer delen en bespreken met de vissers. Want zonder eenduidige basisinformatie houd je discussie hoeveel vis er zit en of de visstand nu toe- of afneemt.

Simpel
Wat de verstandhouding tussen beide ook parten speelt, is dat de onderzoekers de werkelijkheid noodgedwongen versimpelen. In beleidsadviezen gebruiken onderzoekers hun model om de invloed van één geïsoleerde maatregel te voorspellen. âDaarbij nemen ze aan dat de rest van de factoren in het model gelijk blijven. Vissers denken niet zoâ, zegt Verweij. âZe zien allerlei complexe interacties en benadrukken de onvoorspelbaarheid van de natuur. De aannames die onderzoekers vaak doen, zoals âde jonge aanwas blijft constantâ, gaat volledig in tegen hun beeld van de complexe werkelijkheid.â Zo wijzen vissers bijvoorbeeld op de watervervuiling met oestrogenen, of op de afname van fosfaten in het zeewater, die de overleving en groei van de platvissen zou beïnvloeden. Die factoren zitten niet afzonderlijk in het beheermodel, maar werken wel door in de jonge aanwas, groei en natuurlijke sterfte van de platvissen.

Volgens Verweij moeten onderzoekers en vissers vaker samen onderzoeksprojecten doen, zodat ze snappen hoe de anderen denken en te werk gaan. âZe kunnen bijvoorbeeld samen hypothesen testen waarom de visstand af- of toeneemtâ, zegt Verweij. âVoorwaarde is dan wel dat ze dezelfde basisinformatie gebruiken.â
| Albert Sikkema.

Foto: Visser luistert naar betoog van onderzoeker (foto Marieke Verweij)

Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het blad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Meer informatie bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR, e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail: resource@wur.nl.