Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 27 november 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk VenW/DGP-2007/8945 2070803110 Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Bijgaand doe ik u mede namens de minister van Economische Zaken het antwoord toekomen op de vragen van 22 oktober 2007 van de leden Mastwijk en Ten Hoopen (CDA) over ongeoorloofde staatssteun bij het openbaar vervoer in de stadsregio Rotterdam.


1.Kent u de artikelen `Rotterdam stopt marktwerking bussen' en `Connexxion wil onderzoek NMa'?


1. Ja


2. Is het waar dat u zich hebt verbaasd over de stappen van de Rotterdamse stadsregio? Is het waar dat de stadsregio niet kan beslissen over de vervoersgebieden rond Rotterdam?


2. Het principe-besluit van de stadsregio Rotterdam heeft mij verbaasd. De motie Roefs heeft betrekking op het stadsvervoer in de drie grote steden, dat wordt uitgevoerd door een gemeentelijk vervoerbedrijf. De concessie voor de gebieden rondom de gemeente Rotterdam betreft een streekconcessie, waarvan stadsregio Rotterdam concessieverlener is.
Voor de huidige concessie Streek Overig, die wordt uitgevoerd door Connexxion, heeft de Minister van VenW eind 2006 ontheffing verleend van de aanbestedingsplicht tot 1 januari 2009.
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VenW/DGP-2007/8945

De suggestie in het persbericht dat stadsregio Rotterdam zelfstandig de beslissing tot verlenging van deze concessie kan nemen, is niet correct. Die bevoegdheid tot ontheffing van de aanbestedingsverplichting ligt immers wettelijk bij de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.
In de afgelopen periode heeft er constructief overleg plaatsgevonden met de drie betrokken stadsregio's over de uitvoering van het kabinetsbesluit als gevolg van de motie Roefs en de noodzakelijke aanpassingen in de Wet en het Besluit personenvervoer 2000. Ondanks het principe-besluit van stadsregio Rotterdam ben ik voornemens dit overleg voort te zetten en dit onderwerp zal daarbij aan de orde komen.


3. Hoe verhouden de voorgenomen Rotterdamse stappen zich tot de bepalingen in de relevante Europese verordening, de PSO-verordening, ten aanzien van de uitzonderingen op de plicht tot aanbesteding, de eis van marktconformiteit en het verbod tot ongeoorloofde staatssteun?


4. Hoe beoordeelt u het standpunt van Connexxion dat hier sprake is van ongeoorloofde staatssteun? Bent u bereid de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) te vragen om een onderzoek in te stellen?

3 en 4. De stadsregio Rotterdam heeft nog niet inbesteed waardoor nu niet beoordeeld kan worden of aan de EU-voorwaarden wordt voldaan. In het kabinetsbesluit als gevolg van de motie Roefs van 7 september 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 421/23 645, nr. 17) is duidelijk aangegeven dat inbesteding alleen onder zeer strikte voorwaarden kan worden uitgevoerd om niet in strijd te handelen met bijvoorbeeld de regels ten aanzien van staatssteun.

Het is niet aan mij om te beoordelen of de Rotterdamse stappen aan de strikte voorwaarden voor inbesteding voldoen, dat is aan de stadsregio zelf. Ten aanzien van de beoordeling of sprake is van ongeoorloofde staatssteun heeft de NMa geen formele bevoegdheden. Eurocommissaris Kroes houdt hierop toezicht.


5. Deelt u de mening dat het wetsvoorstel Markt en Overheid hard nodig is om te voorkomen dat overheidsinstellingen bedrijven oneerlijk beconcurreren en bent u bereid dit wetsvoorstel nog in 2007 in te dienen?


---

VenW/DGP-2007/8945

5. Vanuit het bedrijfsleven komen al langere tijd klachten over vermeende oneerlijke concurrentie door overheidsinstellingen. Mede naar aanleiding van deze klachten heeft het kabinet Balkenende II in maart 2006 een voorstel voor de aanpassing van de Mededingingswet naar de Raad van State gestuurd. Deze aanpassing beoogt invoering van regels voor markt en overheid. Op 3 mei 2007 heeft de minister van Economische Zaken uw Kamer medegedeeld dat het huidige Kabinet zich nog een oordeel moest vormen over het wetsvoorstel voor markt en overheid (Kamerstukken II, 2006-2007, 28 050 en 30 800 XIII, nr. 12). De oordeelsvorming bevindt zich in een afrondende fase. De minister van Economische Zaken verwacht u op korte termijn hierover te kunnen berichten.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

J.C. Huizinga-Heringa


---