Vlaamse Overheid

Nieuwsbericht van de Vlaamse overheid van vrijdag 30 maart 2007

Na tien jaar discussie politiek akkoord over leerlingen met beperkingen

Na tien jaar discussie heeft de Vlaamse Regering een politiek akkoord bereikt over de hervorming van de zorg voor leerlingen met een beperking. Het nieuwe systeem, het leerzorgkader, moet garanderen dat elk kind in het Vlaamse onderwijs zorg op maat krijgt. Het omvat zowel het buitengewoon als het gewoon onderwijs. Op basis van diepgaande discussies, onder meer binnen de Vlaamse Onderwijsraad, is het plan versterkt met extra garanties voor een succesvolle uitvoering.

De wetgeving over het buitengewoon onderwijs is al dertig jaar oud. De laatste jaren zijn er veel visies en standpunten over de hervorming van het buitengewoon onderwijs ontwikkeld. Deze zijn echter stuk voor stuk gestrand voor een politiek akkoord bereikt kon worden. Dat is nu voorbij. Het voorstel van minister VANDENBROUCKE is na anderhalf jaar discussie goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De minister kan dus beginnen aan de omzetting van de afspraken in de praktijk. De hervorming wordt in behoedzame stappen doorgevoerd, de laatste stap is voorzien in 2016.

Aanleiding voor de hervorming

Momenteel zitten ongeveer 1,1 miljoen leerlingen in basis- of secundair onderwijs. Een belangrijk deel van hen heeft specifieke onderwijsbehoeften, die een succesvolle schoolloopbaan kunnen bedreigen. Vaak volgen ze gewoon onderwijs, maar er worden ook 46.500 leerlingen in het buitengewoon onderwijs opgevangen. Dat aantal ligt ongeveer 40% hoger dan 15 jaar geleden.

Ongeveer 7000 leerlingen volgen 'geïntegreerd onderwijs' (GON): zij zitten in een gewone school en krijgen steun vanuit het buitengewoon onderwijs. Ook dit aantal vertoont een sterke stijging. Er wordt ook een groeiend aantal leerlingen in projecten van 'inclusief onderwijs' opgevangen (ION). Ze volgen samen les met klasgenoten maar krijgen de leerstof op hun niveau aangeboden. Daarnaast is er ook een sterke groei van buitenschoolse hulp (bv. door logopedisten).

Het onderwijs voor kinderen met specifieke leer- en zorgbehoeften kampt momenteel met verschillende problemen, bv:

meer dan vroeger willen ouders dat hun kinderen met een beperking les volgen in een gewone school, terwijl deze scholen niet altijd de gevraagde ondersteuning kunnen bieden.

soms heeft het doorverwijzen van leerlingen naar het buitengewoon onderwijs, vooral te maken met de ondersteuning die de oorspronkelijke school kan of wil bieden, of met de mogelijkheden van het buitengewoon onderwijs in de buurt. Nochtans zouden de noden van de leerlingen steeds voorop moeten staan. Het gevoel bestaat ook dat de ouders te weinig betrokken bij deze doorverwijzingen.

de ondersteuning in het buitengewoon onderwijs hangt af van het type waarbij de leerling wordt ingedeeld. Er zijn 8 types (bv. type 1: licht mentaal, type 7: auditieve beperking, type 8: ernstige leerstoornissen). Niet elke beperking past hier goed in: autisme - dat steeds vaker wordt vastgeesteld - komt helemaal niet voor, soms zijn er ook tussenvormen of ccombinaties. Nu en dan wordt het type ook nogal creatief toegekend, met het oog op de ondersteuning die eraan vasthangt; dit gebeurt met de beste bedoelingen, maar ondermijnt de kwaliteit van het beleid.

scholen van het buitengewoon onderwijs specialiseren zich vaak in bepaalde types. Sommige types worden niet veel aangeboden. Kinderen moeten hierdoor lang op de bus of gaan op internaat, dat is onoplosbaar zonder leerzorgkader. Omgekeerd moeten GON-begeleiders uit deze scholen vaak grote afstanden afleggen.

De Verenigde Naties hebben intussen een wereldwijde conventie voorbereid om de deelname van personen met een handicap in alle domeinen van de samenleving mogelijk te maken. Het breder openstellen van het gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap is hiervan een belangrijk onderdeel.

Inhoud leerzorgkader

Het goedgekeurde leerzorgkader biedt een antwoord op bovengenoemde problemen en uitdagingen. Het creëert samenhang tussen bestaande en nieuwe maatregelen van zorg. Het laat de scholen voor buitengewoon onderwijs toe "hun poorten iets breder open te stellen" (door minder maar ruimere doelgroepen te definiëren) zonder dat hierdoor méér leerlingen binnenkomen. Ook de scholen voor gewoon onderwijs zouden hun poorten iets breder kunnen openstellen, zodat méér leerlingen die nu aangewezen zijn op buitengewoon onderwijs toch de nodige zorg krijgen om in het gewoon onderwijs te blijven. Naast die verbreding laat het leerzorgkader ook meer verfijning toe door de intensiteit van de zorg preciezer af te stemmen op de behoeften.

Het leerzorgkader is gebaseerd op twee invalshoeken. De aanpassing van de omgeving enerzijds die geduid wordt in 5 leerzorgniveaus en de kindkenmerken anderzijds die gevat worden in 4 clusters en 8 doelgroepen.

De clusters zijn samengesteld op basis van welke participatieproblemen leerlingen kunnen ervaren:

Alle leerlingen die niet onder de andere clusters vallen hieronder. Hierbij zijn ook leerlingen die extra aandacht nodig hebben, bv. omwille van een anderstalige thuis. (cluster 1)

bij het leren, zoals bijvoorbeeld dyslexie (cluster 2)

die ook buiten onderwijs het functioneren belemmeren, zoals bijvoorbeeld blindheid (cluster 3)

door verstoorde sociale interactie, zoals bijvoorbeeld autisme dat voor het eerst ook een duidelijke doelgroep wordt. (cluster 4)

Deze clusters, waarbinnen doelgroepen zichtbaar blijven, zijn veel breder dan de bestaande types en laten zo een veel soepeler oriëntering van de leerlingen toe.

De zorgniveaus houden verband met kenmerken van het onderwijs zelf. Hoe hoger het niveau, hoe meer zorg de leerling nodig heeft. Naargelang het zorgniveau verschilt de aanpak in de klas, de ondersteuning voor de leerkrachten, het soort diploma of certificaat dat de leerling behaalt, de beschikbare middelen, ... De eerste twee zorgniveaus zijn bedoeld voor gewone schoolen, het vierde niveau wordt alleen in buitengewoon onderwijs aangeboden. Bij het derde niveau kunnen leerlingen zowel in het buitengewoon als het gewoon onderwijs opgenomen worden. Scholen uit het gewoon onderwijs krijgen daarbij in principe dezelfde ondersteuning als in het buitengewoon onderwijs. Er is ook nog een vijfde zorgniveau voor kinderen die tijdelijk of niet naar school gaan. Dat niveau bevat de ziekenhuisscholen en preventoria, permanent en tijdelijk onderwijs aan huis en onderwijs in K-diensten.

Het selecteren van het meest geschikte zorgniveau gebeurt door het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) in nauw overleg met de school, de ouders en de leerling zelf. Er zullen duidelijke afspraken gemaakt worden om dit objectief te laten verlopen. Leerlingen kunnen ook veranderen van zorgniveau. Een leerling kan wel pas naar een hoger zorgniveau als de school aantoont dat ze voldoende inspanningen geleverd heeft op het oorspronkelijke zorgniveau.

Versterkingen op basis van discussies

Ten opzichte van het ontwerp van conceptnota die op 17 november aan de Vlaamse Onderwijsraad werd gepresenteerd, heeft minister Vandenbroucke nog een aantal wijzigingen aangebracht. Er ligt vooral veel meer nadruk op overleg, evaluatie en draagkracht. De opvallendste wijzigingen zijn:

meer aandacht voor de verschillen tussen de kleuter-, lager en secundair onderwijs. Er wordt bv. nadruk gelegd op zinvolle trajecten in het secundair onderwijs en op spraak-, taal- en ontwikkelingsstoornissen in het kleuteronderwijs.

een commissie zal de verbreding van de scholen voor buitengewoon vormgeven. Scholen zullen daar samen met de overheid kijken naar mogelijkheden om op een zinvolle manier te verbreden en voor een gebiedsdekkend aanbod te zorgen. Er wordt gerekend op overleg, de verplichting om te verbreden valt weg.

de uitrol van deze hervorming loopt tot in 2016. De uiteindelijke doelstelling is het garanderen van een genuanceerd recht op inclusie in elke gewone school voor leerzorgniveau III en, zoals vandaag, een mogelijkheid voor leerzorgniveau IV. In een lange periode van vrijwilligheid zullen nieuwe praktijken aangemoedigd worden. Tegen 2016 zullen deze praktijken geëvalueerd worden en zullen in overleg met alle betrokkenen de modaliteiten van dit recht worden vastgelegd.

een stuurgroep worden met vertegenwoordigers uit het onderwijsveld, de CLB's, academici en de overheid zal voorstellen te doen voor het precies bepalen van het leerzorgniveau en clusters/doelgroepen.

er wordt meer belang gehecht aan het verwerven van de nodige competenties voor de hervorming. Onder meer via de lerarenopleiding en de competentieontwikkeling binnen elk leerzorgniveau. Een commissie 'competentieontwikkeling' zal dit luik verder uitspitten.

naast de globale budgetten wordt inzicht gegeven in de verdeelmechanismen voor de verschillende niveaus. Voor leerzorgniveau II komt er een rugzakfinanciering voor bepaalde doelgroepen en een enveloppenfinanciering met een groeipad voor cluster 2 en 4. Vanaf leerzorgniveau III wordt de omkadering steeds geënt op de clusters, niet meer op de types.

samen met enkele professoren zijn de begrippen eenduidiger geformuleerd.

de rol van de school, ouders en het CLB bij het opstellen en opvolgen van het gemotiveerd verslag wordt verduidelijkt.

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Dhr. Ward Verhaeghe, woordvoerder van minister Vandenbroucke
Tel: 02 552 68 00
GSM: 0476 60 02 15
Email: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be