Wageningen Universiteit

beïnvloedt loopkevers Klimaatverandering beïnvloedt loopkevers

23 mrt 2007

Onderdeel: Wageningen UR

Door klimaatverandering breiden zuidelijke loopkeversoorten zich in Nederland uit, terwijl noordelijke loopkevers het steeds moeilijker krijgen. Met goed beheer is achteruitgang van de noordelijke soorten misschien te stoppen. Dit concluderen onderzoekers van Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station en Wageningen Universiteit. Zij onderzochten het effect van verandering in weer en klimaat op twintig soorten loopkevers die al bijna vijftig jaar gevolgd worden. De resultaten worden vrijdagmiddag 23 maart gepresenteerd op het provinciehuis te Assen.

In Drenthe worden sinds 1959 in het Dwingelderveld, en sinds 1963 ook in het Mantingerveld wekelijks loopkevers gevangen in bodemvallen. De onderzoekers beschikken hiermee over de langstlopende continue meetreeks aan loopkevers ter wereld. Deze meetreeks maakte het mogelijk om voor twintig soorten het effect van veranderingen in de omgeving, als gevolg van onder andere klimaatverandering en beheer, op de loopkevers te bepalen. In Nederland komen ongeveer 380 soorten loopkevers voor.

Noordelijke en zuidelijke soorten
Loopkevers reageren heel verschillend op veranderingen in weer en klimaat. Noordelijke soorten, zoals de zeer bedreigde turfloopkever, lijken het door de klimaatverandering steeds moeilijker te krijgen. Natte, warme winters spelen diverse loopkevers parten die in deze periode in de bodem leven en in winterrust zijn. Voorbeelden zijn naast de turfloopkever ook de Poecilus lepidus en de Amara apricaria. Van de twintig onderzochte soorten nemen er de laatste jaren maar vier soorten in aantal toe. Voorbeelden hiervan zijn de tuinschallebijter en de Poecilus versicolor. Ze profiteren van meer zon en hogere temperaturen. Door de temperatuurstijging van gemiddeld 1ºC zijn er de laatste jaren twaalf nieuwe zuidelijke soorten in het studiegebied aangetroffen. Deze zijn vanwege de geringe aantallen nog niet meegenomen in dit onderzoek.

Actieve periode
Door de warme wintermaanden worden de tuinschallebijter en de Poecilus versicolor al sinds begin maart in de vangpotten aangetroffen. Het onderzoek laat echter zien dat de start van de actieve periode van maar een beperkt aantal soorten structureel vervroegd is onder invloed van de stijgende temperaturen. Waarschijnlijk komt dit doordat ook variatie in neerslag en zonneschijn de actieve periode beïnvloeden.

Natuurbeheer en -beleid
Begin jaren negentig nam het aantal loopkevers toe, waarschijnlijk door grootschalige plagactiviteiten waarbij de bovenlaag van de bodem verwijderd werd. Sinds 2000 nemen echter bijna alle loopkeversoorten in aantal af. Opvallend is dat door het plaggen een aantal noordelijke soorten zich lange tijd goed wist te handhaven. De achteruitgang van deze soorten als gevolg van de klimaatverandering is dus mogelijk stop te zetten door eens in de tien tot vijftien jaar te plaggen.