Senternovem
22-03-2007 | SER-advies Mobiliteitsmanagement
"Een opgave voor overheid én bedrijfsleven"
De Sociaal-Economische Raad (SER) geeft aan regering en parlement
advies over mobiliteitsmanagement. In dit advies benadrukt de SER het
belang van een goede samenwerking tussen lokale en regionale overheden
en bedrijfsleven. Het advies richt zich vooral op een
cultuurverandering binnen organisaties, maar ook op
gedragsveranderingen bij de individuele burger en werknemer.
Uit het advies van de SER blijkt onder meer dat de mogelijkheden van
mobiliteitsmanagement momenteel niet volledig worden benut. Het is ook
niet duidelijk wat nu precies de positieve effecten zijn voor een
organisatie en haar personeel. Mobiliteitsmanagement kan daarom beter
worden gekoppeld aan belangen van de organisatie en van medewerkers
die op dat moment spelen. Als hier aandacht aan wordt besteed, zullen
zij eerder bereid zijn deel te nemen aan een samenwerkingsverband of
project in het kader van mobiliteitsmanagement. De SER wijst hierbij
op succes dat kan worden behaald bij een regionale, gebiedsgerichte
aanpak, waarbij nauw wordt samengewerkt tussen decentrale overheden,
ondernemingen en eindgebruikers. Het is hierbij de kunst om tot een
nieuwe vorm van (samen)werken te komen, waarbij betrokkenen de blik
verruimen door over beheersgrenzen en bevoegdheden heen te kijken en
te denken. Deze aanpak, die in 2003 door de commissie Luteijn is
bepleit, werpt al in verschillende regio's zijn vruchten af.
Samenwerking
Mobiliteitsmanagement is volgens de SER een taak van overheid en
bedrijfsleven samen. Om organisaties dit te doen inzien, moet er wel
eerst een cultuuromslag bereikt worden. Ondernemers moeten beseffen
dat er met mobiliteitsmanagement een behoorlijke winst te behalen
valt. Maar ook in praktische zin moet het duidelijk zijn dat niet
alleen de overheid verantwoordelijk is. Zo moeten organisaties bij de
keuze van een locatie voor hun bedrijf zelf ook rekening houden met
zaken als bereikbaarheid. Ook moeten zowel overheid als bedrijfsleven
zorgen voor een verandering in het gedrag van burgers en medewerkers.
Door middel van positieve prikkels kunnen zij gestimuleerd worden om
hun reisgedrag aan te passen. Een werkgever kan bijvoorbeeld aan zijn
medewerkers - als alternatief voor de leaseauto - een budget ter
beschikking stellen, zodat deze bewuster met keuzemogelijkheden
omgaan. Dat vraagt van regionale en lokale overheden een andere
werkwijze. Zij moeten onderlinge samenwerking zoeken en werkgevers en
eindgebruikers betrekken bij het ontwikkelen van plannen om mobiliteit
en bereikbaarheid te verbeteren.
Decentraal wat kan, centraal wat moet
De hierboven beschreven noodzakelijke veranderingen zijn geheel in
lijn met het in de nota's 'Ruimte' en 'Mobiliteit' verwoorde
credo 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het is nu aan de
provincies en regio's om de samenhang te versterken tussen ruimtelijke
opgaven en vraagstukken van mobiliteit en bereikbaarheid. Uitgebreide
voorschriften van bovenaf werken niet, daarom is het volgens de SER
aan de rijksoverheid om vooral te conditioneren en te stimuleren.
Daarnaast moeten de regionale en lokale overheden afspraken aangaan
met het bedrijfsleven. De SER stelt hierbij terecht vast dat het in de
dagelijkse praktijk bij verschillende vraagstukken aan regionale
afstemming ontbreekt. Incentives via de Wet Brede Doeluitkering (BDU)
en regionale initiatieven zoals aanbevolen door de commissie Luteijn
zouden dat "regionale gat" moeten dichten. Daarom pleit de SER voor
het benoemen en trainen van mobiliteitsmanagers. Als voorbeeld van een
dergelijk regionaal initiatief wijst de raad op het succes dat in 2005
is geboekt bij het onderhoud aan de A9 in Amsterdam Zuidoost. In
overleg met wegbeheerders, belangengroeperingen, ondernemers en
politie is een samenhangend pakket aan maatregelen samengesteld.
Opvallende nieuwkomer hierbij was de Zuidoostpas, een via een 'fiscaal
pardon' gesubsidieerde openbaar vervoerspas voor forensen die normaal
gesproken per auto van de A9 gebruik maken.
Bedrijfsleven aan zet!
Een regionale, gebiedsgerichte aanpak zoals in Amsterdam Zuidoost
blijkt helaas nog wel een uitzondering te zijn. Nadrukkelijk stelt de
SER daarom dat het bedrijfsleven wel een tandje kan bijzetten. Vooral
als het gaat om het nemen van initiatieven en het maken van regionale
en lokale afspraken. De werkgever moet binnen de organisatie op zoek
naar belangen die werkgevers- en werknemersbelang met elkaar
verbinden. Het belang van de bereikbaarheid en leefbaarheid verdient
bovendien een nadrukkelijke rol bij onderhandelingen over
arbeidsvoorwaarden.
Het SER-advies Mobiliteitsmanagement 2006/09 is uitgekomen in december
2006 en is te downloaden via www.ser.nl
Contact
Raymond Linssen, 030-2147854
Meer informatie
Sociaal Economische Raad