Uitspraken vastgesteld d.d. 21 maart 2007
door mw. mr. M.E. Leijten, voorzitter, drs. B.J. Brouwers, drs.
G.H.J.M. Bueters, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman en mr. drs.
M.M.P.M. Kreyns, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene,
secretaris, en mw. mr. drs. M.M. van der Smissen, plaatsvervangend
secretaris.
X / Algemeen Dagblad en X / Dagblad van het Noorden
Uitspraken: gegrond
Op last van de Officier van Justitie zijn de volledige naam en
herkenbare foto van klager vrijgegeven voor publicatie in de
landelijke media, met het doel om informatie te verkrijgen teneinde
klager te kunnen aanhouden. Klager is vervolgens aangehouden. De
klacht heeft betrekking op berichtgeving na klagers aanhouding, waarin
zijn volledige naam is vermeld. De Raad overweegt, in lijn met eerdere
uitspraken, dat het doel van het publiceren van de foto en de
persoonsgegevens van klager op de datum van zijn aanhouding was
bereikt. Of met de publicatie van die gegevens daarna grenzen zijn
overschreden, hangt af van de omstandigheden van het geval. (vgl. RvdJ
2007/5 en RvdJ 2006/46)
In beide gevallen is niet gebleken dat met de vermelding van klagers
naam een maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder
weegt dan het individuele belang van klager. Klager had anoniem kunnen
worden genoemd of hoogstens met initialen kunnen worden aangeduid,
zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en inhoud van de
berichtgeving. Het enkele feit dat het `niet zinvol' zou zijn klager
met initialen aan te duiden nu zijn gegevens al eerder waren
gepubliceerd, zoals het Algemeen Dagblad had gesteld, is in dit
verband onvoldoende en geeft geen blijk van de vereiste
belangenafweging. Voorts valt niet in te zien dat door het weglaten
van klagers volledige naam een onaanvaardbare onduidelijkheid voor de
lezer zou zijn ontstaan, zoals het Dagblad van het Noorden had
aangevoerd, aldus de Raad.
Verder is van belang dat de bekendmaking van klagers gegevens door het
Openbaar Ministerie al geruime tijd vóór de gewraakte publicaties had
plaatsgevonden. Daarnaast is niet gebleken dat klagers naam sindsdien
zó bekend is geworden dat zijn belang bij de bescherming van zijn
privacy ten tijde van de gewraakte publicaties niet of nauwelijks
betekenis had. Onder deze omstandigheden vormt het vermelden van de
volledige naam van klager in de gewraakte publicaties een
ongerechtvaardigde aantasting van zijn privé-leven.
De klacht tegen het Dagblad van het Noorden ziet verder op de bewering
dat klager `zijn slachtoffers verdooft en er gruwelijk op los gaat'.
De beschuldiging is kennelijk gebaseerd op een anoniem citaat dat
afkomstig is van de website pinkpower.nl. Indien een journalist ten
behoeve van een artikel put uit een eerdere publicatie, ontslaat hem
dat in het algemeen niet van de plicht tot het verrichten van een
eigen onderzoek naar de juistheid van beweringen die een betrokkene
diskwalificeren. (vgl. RvdJ 2006/57) Overigens moeten bij publicaties
van ernstige beschuldigingen hoge eisen worden gesteld aan de controle
van de juistheid van de feitelijke c.q. als feitelijk gepresenteerde
elementen daarin. Een journalist die zich in zo een geval beroept op
een geheimhoudingsplicht tegenover bronnen die anoniem wensen te
blijven, behoeft die bronnen weliswaar niet te noemen, maar dient wel
aannemelijk te kunnen maken dat hij de van die bronnen verkregen
informatie elders geverifieerd heeft. (vgl. RvdJ 2006/41)
Verweerder heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat hij de verkregen
informatie op enigerlei wijze heeft geverifieerd. Aldus is niet
gebleken dat voor de publicatie voldoende grondslag bestond. Ook op
dit punt is de klacht gegrond.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Privacy: verdachten/veroordeelden
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2007/10 en 2007/11
R Zijlstra / M. Wolters en FlevoPost
Uitspraak: ongegrond
In FlevoPost is in de rubriek `Zeewolde kort nieuws' het artikel
"Belediging" verschenen en vervolgens is het artikel "Zijlstra
beledigde niet" geplaatst.
Klager heeft gesteld dat in het eerste artikel ten onrechte is
gesuggereerd dat hij tijdens een gemeenteraadscommissievergadering
beledigingen zou hebben geuit en dat verweerders ten onrechte hebben
nagelaten wederhoor toe te passen. Verweerders hebben erkend dat het
beter was geweest als zij voorafgaand aan de publicatie contact met
klager hadden opgenomen en dat de kop boven het artikel onhandig is
geweest. De Raad deelt deze standpunten en is van oordeel dat
verweerders journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld door over
klager te berichten op de wijze als zij hebben gedaan, zonder
wederhoor toe te passen.
In dit geval moet echter worden beoordeeld of de onzorgvuldigheid in
voldoende mate is hersteld door de rectificatie. De journalist dient
bij het rectificeren aan de lezer duidelijk te maken dat hij in de te
rectificeren publicatie niet juist heeft bericht. Dat is hier gebeurd.
Verweerders hebben direct in de eerstvolgende editie van FlevoPost
duidelijk en herhaaldelijk vermeld dat klager niet heeft beledigd.
Gezien de gestelde inhoud van de belediging is voorts geen sprake van
een zeer ernstige beschuldiging aan het adres van klager. De tweede
publicatie heeft de nadelen die klager van het eerste artikel wellicht
heeft ondervonden, voldoende kunnen herstellen. De Raad acht het niet
aannemelijk dat de meeste lezers de korte rubriek met de onterechte
suggestie wél hebben gelezen, maar de uitgebreide rectificatie niet.
Verweerders hebben de eerste berichtgeving in voldoende mate
rechtgezet in de tweede publicatie. (vgl. RvdJ 2006/42)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2007/12
---
Raad voor de Journalistiek