Gemeente Utrecht


2007 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
35 Vragen van de heer M. Cavusoglu en mevrouw S.M.L. Bottse
(ingekomen 27 februari 2007
en antwoorden door het college verzonden op 20 maart 2007)


In dagblad Spits van 19 februari 2007 (zie http://digi.spitsnet.nl/2007-02-19/1024/ op pagina 3) stond er een artikel met de kop:"Afpersing horecabeheerders Horeca uitbaters in grote steden als Amsterdam en Utrecht worden afgeperst maar doen uit angst voor represailles en voor hun reputatie geen aangifte". In het zelfde artikel wordt, door een wetenschapper van het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, gesignaleerd dat "niet-officiële" portiers binnen 5 minuten bij een café of disco kunnen zijn om orde op zaken te stellen terwijl de politie vaak te laat is. Desgevraagd heeft de Politie Utrecht geen informatie paraat over dit onderwerp. Gezien de zorgelijke signalen die bij de fractie van GroenLinks binnenkomen van ondernemers, bijvoorbeeld op de Amsterdamse straatweg en omdat Utrecht expliciet wordt genoemd in het artikel, stellen wij de volgende vragen:

1. Heeft het college een beeld van de omvang van deze problematiek (afpersing en aanwezigheid van niet-officiële" portiers) in Utrecht? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?


Nee. Wij hebben contact opgenomen met genoemde onderzoeker van het Willem Pompe Instituut.Deze heeft geen gericht onderzoek gedaan naar dergelijke praktijken. Het interview ging over de situatie in Amsterdam. De onderzoeker heeft Utrecht zijdelings genoemd in die zin dat hij over Utrecht "ook wel eens wat hoort". De onderzoeker verblijft tot half april voor onderzoek in het buitenland. Politie en gemeente nodigen hem bij terugkeer uit voor een gesprek. Wij zullen de commissie Bestuur en Veiligheid hierover informeren.

2. Zo ja, op welke manier wordt afpersing uit de taboesfeer gehaald en bestreden?


Zie het antwoord op vraag 1.

3. Hoe beoordeelt het college de inzet van "niet-officiële" portiers?


Portiers in de horeca moeten gecertificeerd zijn en voldoen aan de regels van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Overtreding van de wet is een strafbaar feit. De politie controleert in Utrecht streng op de naleving van deze regels. Bij die strenge controles worden zelden overtredingen vastgesteld.

4. Wat gaat het college ondernemen om aan deze praktijken een einde te maken?


Zie de antwoorden op de vragen 1 t/m 3. De opsporing van strafbare feiten is een bevoegdheid van het Openbaar Ministerie. De vergunningverlening op grond van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus is opgedragen aan de korpschef van politie. De gemeente is niet bevoegd.


---- --