Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
20 maart 2007 DK/B&B/2007/9902
Onderwerp
Wijziging van de Wet op het specifiek
cultuurbeleid
Advies van de Raad voor Cultuur van 6 maart
2007: Innoveren, participeren!
In de procedurevergadering van 15 maart is mij door de leden van de vaste commissie voor OCW
verzocht de Kamer met spoed een reactie op het advies van de Raad voor cultuur van 6 maart jl. te
verstrekken, waarna plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het
specifiek cultuurbeleid (Kamerstukken II 2006/07, 30 847) kan plaatsvinden.
Het wetsvoorstel is het resultaat van intensief en indringend overleg met de bestuurlijke partners in
steden en provincies, de cultuursector en adviezen van de Raad voor cultuur. Het geeft uitwerking aan
het beleid dat al eerder door uw Kamer is vastgesteld, onder andere in het overleg van 16 oktober 2006
(Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VIII nr. 51), en betreft een differentiatie in de subsidiesystematiek.
Ik stel vast dat dit gehele proces heeft geleid tot een brede overeenstemming over de herziening van
het subsidiesysteem. Die herziening wordt nu geformaliseerd via het wetsvoorstel. Ik kan mij daar
volledig in vinden. Ik verzoek in verband met de gewenste duidelijkheid voor de cultuursector over de
subsidieperiode 2009-2012 en de noodzakelijke verdere uitwerking van de subsidiesystematiek in het
Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en daarop aansluitende ministeriële regeling om een spoedige
plenaire behandeling door uw Kamer. De verdere uitwerking zal uiterlijk dit najaar zijn beslag dienen
te krijgen.
U hebt mijn reactie gevraagd op het advies van de Raad voor cultuur van 6 maart. Dat advies heeft
betrekking op de concrete uitvoering ten behoeve van de aanvraagprocedure, en heeft dus geen
directe relatie met het wetsvoorstel. Daarover heeft de Raad al advies uitgebracht op 2 juni 2006 (zie
het algemeen deel van de memorie van toelichting, paragraaf 13). In zijn aanbiedingsbrief bij het
advies van 6 maart verwijst de Raad ook naar het eerdere advies over het wetsvoorstel en herhaalt dat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
E
blad 2/2
een goede basis is gelegd voor een nieuw systeem. Ik meen dus dat er ook in dit verband geen reden is
de behandeling van het wetsvoorstel op te houden.
Zoals u wellicht weet, start de aanvraagprocedure ten behoeve van de vierjaarlijkse rijkssubsidies voor
de periode 2009-2012 uiterlijk 1 november 2007. Hoe die culturele instellingen hun aanvraag moeten
inrichten zal worden aangegeven in een ministeriële regeling. Daarin wordt onder meer opgenomen
voor welke activiteiten subsidie kan worden aangevraagd en welke criteria bij de beoordeling van de
aanvragen worden gehanteerd.
Het advies van de Raad voor cultuur vormt mede de basis voor de invulling van deze ministeriële
regeling. De Raad heeft op basis van een analyse van de culturele basisinfrastructuur in het land
aangegeven welke functies onder ministeriële verantwoordelijkheid moeten blijven en welke criteria
daarbij worden gehanteerd. Over mijn aan het advies van de Raad voorafgaande adviesaanvraag van
27 september jl. heeft bestuurlijke afstemming plaatsgevonden met het Interprovinciaal Overleg (IPO)
en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Ook over de reactie op het advies zal bestuurlijke
afstemming plaatsvinden. Pas daarna is een kabinetsreactie mogelijk. Zolang kan behandeling van het
wetsvoorstel, dat alleen betrekking heeft op de subsidiesystematiek en niet op de invulling ervan, niet
wachten. Ik kan u echter nu al wel laten weten dat naar mijn eerste oordeel het advies een goede basis
biedt voor de ministeriële regeling. En ik zeg u bij deze toe dat ik het bestuurlijk overleg hoge prioriteit
zal geven, zodat u de kabinetsreactie dit voorjaar tegemoet kunt zien. Dat is dus het moment waarop
ik met uw Kamer in overleg kan treden over het advies van de Raad voor cultuur en de wijze waarop ik
van plan ben daaraan uitvoering te geven.
Samengevat wil ik uw Kamer het volgende in overweging geven.
Het wetsvoorstel betreft de systematiek van het subsidiesysteem. Het advies van de Raad voor cultuur
van 6 maart jl. heeft betrekking op de verdere inhoudelijke uitvoering van wat uit het wetsvoorstel
volgt. Gelet op dit feit en gezien de hierboven aangegeven consensus over de herziening van de
systematiek, wil ik uw Kamer vragen op korte termijn over te gaan tot de plenaire behandeling van het
wetsvoorstel.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk