Productschap Margarine
06.03.2007
Europees Hof: cat. 3-diermeel niet altijd een afvalstof
Het Europese Hof van Justitie heeft jl. donderdag in een Arrest
bepaald dat diermeel afkomstig van categorie 3-materiaal niet onder
alle omstandigheden als een afvalstof hoeft te worden beschouwd.
Genoemd arrest betreft een verzoek om een prejudiciële beslissing
afkomstig van het Landesgericht für Zivilrechtssachen in Wenen naar
aanleiding van een voorgenomen transport van categorie 3-diermeel op
24 april 2003 van Duitsland naar Bulgarije. Het diermeel was bedoeld
voor verbranding en energieopwekking in een speciaal daarvoor erkende
energiecentrale in Bulgarije. Dit transport is eerst door Servië
tegengehouden en teruggestuurd, vervolgens door de Oostenrijkse douane
tegengehouden wegens het ontbreken van de volgens dat land vereiste
kennisgeving, en uiteindelijk naar Duitsland teruggestuurd na een
toestemmingsbesluit van de Oostenrijkse Bondsminister van Land- en
Bosbouw, Milieu en Waterbeheer. Hier kwam het eind september 2003 aan.
De vragen van genoemd Landesgericht waren (samengevat):
1. Geldt voor de overbrenging van diermeel, ongeacht of het
gespecificeerd risicomateriaal bevat, als afvalstof de
kennisgevingsplicht volgens verordening nr. 259/93?
2. Is de overbrenging van diermeel van de toepassing van deze
verordening uitgesloten?
3. Is overbrenging van diermeel zonder kennisgeving te kwalificeren
als sluikhandel?
Uitspraak
De Eerste Kamer van het Hof van Justitie heeft nu verklaard:
Overeenkomstig artikel 1, lid 3, sub a, van verordening (EEG) nr.
259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en
controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de
Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr.
2557/2001 van de Commissie van 28 december 2001, is de overbrenging
van diermeel dat wegens de verplichting of het voornemen om zich ervan
te ontdoen wordt gekwalificeerd als afvalstof, die alleen voor nuttige
toepassing bestemd is en in bijlage II bij deze verordening wordt
genoemd, van de werkingssfeer van de bepalingen van deze verordening
uitgesloten, behoudens voor zover bepaald in genoemd lid 3, sub b tot
en met e, en in de artikelen 11 en 17, leden 1 tot en met 3, van
diezelfde verordening. De verwijzende rechter dient er evenwel op toe
te zien dat deze overbrenging wordt verricht in overeenstemming met de
eisen die voortvloeien uit de voorschriften van verordening (EG) nr.
1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot
vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke
consumptie bestemde dierlijke bijproducten, zoals gewijzigd bij
verordening (EG) nr. 808/2003 van de Commissie van 12 mei 2003,
waarbij de bepalingen van de artikelen 7, 8 en 9 van deze verordening
alsook bijlage II daarbij relevant kunnen zijn.
Het Hof heeft in deze uitspraak onder meer de volgende elementen laten
meewegen:
* Doublures tussen de afvalstoffenwetgeving en de dierlijke
bijproductenverordening dienen te worden voorkomen (punt 47)
* Diermeel dat gespecificeerd risicomateriaal bevat, is een stof
waarvan de houder 'zich moet ontdoen' en dient dus als afvalstof
te worden gekwalificeerd (punt 57)
* Diermeel zonder SRM is volgens Verordening (EG) nr. 1774/2002 niet
uitsluitend bestemd om te worden verwijderd, hetgeen betekent dat
verwijdering als afvalstof van dergelijke bijproducten facultatief
is (punt 58 en 59)
* Geval voor geval dient te worden beoordeeld of een stof als
afvalstof moet worden gekwalificeerd. Hierbij dient te worden
gekeken naar de vraag of er sprake is van een productieresidu en
de mogelijkheid en waarschijnlijkheid van hergebruik (punt 61 en
62)
Letterlijk staat onder punt 62 de volgende passage:
Het is mogelijk dat een goed, een materiaal of een grondstof geen
residu is, maar een bijproduct waarvan de onderneming zich niet wil
"ontdoen" in de zin van artikel 1, sub a, eerste alinea, van richtlijn
75/442 en dat zij in voor haar gunstige omstandigheden wil exploiteren
of op de markt brengen. Naast de vraag of een stof al dan niet een
productieresidu is, vormt de mate van waarschijnlijkheid dat deze stof
zonder voorafgaande bewerking zal worden hergebruikt, een criterium
dat relevant is om te beoordelen of het om een "afvalstof" in de zin
van richtlijn 75/442 gaat. Wanneer het niet alleen mogelijk is om de
stof te hergebruiken, maar hergebruik bovendien economisch voordelig
is voor de houder, is de waarschijnlijkheid van hergebruik groot. In
een dergelijk geval kan de betrokken stof niet meer worden beschouwd
als een last waarvan de houder zich wil ontdoen, maar is zij een echt
product (arrest Palin Granit, punt 37).
De nationale rechter moet uiteindelijk beoordelen of het diermeel
categorie 1-materiaal bevatte, en of de eigenaar van het diermeel de
intentie had zich van de stof te ontdoen. Als het antwoord op de
laatste vraag positief is, was er sprake van een afvalstof en was de
bijbehorende kennisgevingsplicht bijgevolg van toepassing.