Ministerie van Buitenlandse Zaken
Kamerbrief inzake EU-uitbreiding

28-11-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Op 8 november jl. zond ik u de mededeling van de Europese Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006 - 2007 (kenmerk DIE-1536/06). Met diezelfde brief zond ik u de voortgangsrapporten van de Commissie over de kandidaat-lidstaten Turkije en Kroatië en over de landen van de Westelijke Balkan die perspectief hebben op toetreding tot de Europese Unie. De Commissie heeft deze documenten tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 13 en 14 november jl. aan de lidstaten gepresenteerd. Tijdens de presentatie is door Commissaris Rehn een toelichting gegeven op de documenten. Voor een verslag van de RAZEB van 13 en 14 november jl. verwijs ik u naar de brief die het parlement op 24 november jl. toeging.

Ik heb u in de brief van 8 november jl. tevens medegedeeld dat ik mij zou inspannen om het parlement de appreciatie van de regering van deze rapporten zo snel mogelijk toe te sturen. Desondanks was het - om redenen die ik in de brief van 8 november jl. reeds schetste - niet haalbaar om te voldoen aan het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken van 17 oktober jl. (kenmerk 06-EU-B-027) om reeds op 20 november jl. te kunnen beschikken over een appreciatie van de regering van deze voortgangsrapporten.

Hierbij heb ik de eer om u de appreciatie van de regering van de genoemde documenten, alsmede een bijlage met een beknopte samenvatting van de documenten aan te bieden. De bijgevoegde notitie bestaat uit twee gedeeltes. In het eerste gedeelte wordt een appreciatie gegeven van de belangrijkste onderdelen van de ' Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007' (uitbreidingsstrategie, aborptiecapaciteit, Ankara Protocol) en van de voortgangsrapporten over de kandidaat-lidstaten Turkije en Kroatië waarmee over toetreding tot de EU wordt onderhandeld. Voorts wordt een appreciatie gegeven van de voortgangsrapporten over de kandidaat-lidstaat Macedonië, waarmee thans niet onderhandeld wordt over toetreding, en over de andere landen van de Westelijke Balkan met toetredingsperspectief. In het tweede gedeelte wordt in een bijlage een feitelijke samenvatting gegeven van de belangrijkste bevindingen van de Commissie-documenten.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Appreciatie regering

Bij het opstellen van de appreciatie heeft de regering bezien in hoeverre de weergave van de feiten en de analyse daarvan overeenkomt met de inzichten van Nederland, in hoeverre de conclusies die op basis daarvan door de Commissie worden getrokken gerechtvaardigd zijn en in hoeverre Nederland de conclusies van de Commissie deelt.

1. 'The Enlargement Strategy and main Challenges 2006-2007':

De regering onderschrijft in algemene zin de conclusies en aanbevelingen die de Commissie in de mededeling 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007' doet.

Uitbreidingsstrategie

De regering is tevreden met de mededeling 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007'. De Commissie heeft goed rekening gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan in recente uitbreidingsrondes en met de opvattingen die door diverse lidstaten naar voren zijn gebracht. Ook voor de Nederlandse wensen en verlangens, zoals die waren vastgelegd in de kamerbrief over uitbreiding van 10 april jl., (kamerstuk 29803, nr.19) en die door de regering actief zijn uitgedragen, heeft de Commissie zich ontvankelijk getoond. Het gaat hierbij onder meer om zaken als de noodzaak van strikte beoordeling op grond van criteria, het gestand doen van gedane toezeggingen in het uitbreidingsproces, verdere verbetering van de kwaliteit van het uitbreidingsproces, het gebruik van ijkpunten (benchmarks) om daadwerkelijk vast te stellen of aan criteria wordt voldaan en het niet op voorhand verlenen van toetredingsdata, Deze zaken, die allen terugkomen in de mededeling, bieden goede uitgangspunten om de kwaliteit van het uitbreidingsproces te verbeteren en zo de steun van het Europese publiek voor verdere uitbreiding te behouden. Heldere communicatie over verdere uitbreiding is daarbij - zoals de Commissie ook stelt - eveneens van groot belang.

Nederland zal er nu op inzetten dat de Europese Raad van 14-15 december a.s. de mededeling 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007' en het ' Enlargement Strategy Paper 2005' (kamerstuk 23987, nr.68) na een grondige discussie hierover samen aanneemt als raamwerk voor toekomstige uitbreiding van de Europese Unie en dat de belangrijkste elementen van beide documenten, inclusief de annex over de absorptiecapaciteit van de EU, terugkomen in de ER-conclusies. De regering is het eens met de landenspecifieke opmerkingen die door de Commissie in de mededeling worden aangegeven. Hieruit kan overigens geen andere conclusie getrokken worden dan dat het proces van toenadering tot de EU van de landen van de Westelijke Balkan die toetredingsperspectief hebben, naar verwachting langere tijd zal duren.

Absorptiecapaciteit

De regering verwelkomt voorts de annex 'Special report on the EU's capacity to integrate new members', over de absorptiecapaciteit van de EU, die integraal deel uitmaakt van de 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007'. De Commissie spreekt in het report over de 'integratiecapaciteit' van de Unie, in plaats van over de 'absorptiecapaciteit'. De regering had liever gezien dat de Commissie de oorspronkelijke term 'absorptiecapaciteit' had gehanteerd. Het gaat immers om het vermogen van de EU om nieuwe leden op te nemen. Het hanteren van een andere term heeft echter niet geleid tot een inhoudelijk andere benadering van dit vraagstuk. Overigens blijft de regering van mening, dat ook met het oog op de toetsbaarheid en de communicatie naar de burger, de term ' absorptiecapaciteit' de voorkeur verdient.

In de annex wordt ingegaan op de financiële, institutionele en beleidsmatige aspecten die van invloed zijn op de absorptiecapaciteit van de EU en waarmee rekening moet worden gehouden bij verdere uitbreiding. De regering onderschrijft eveneens de mening van de Commissie dat de publieke opinie een belangrijke rol speelt bij verdere uitbreiding van de EU en dat hieraan, ook door de lidstaten van de EU, meer aandacht besteed moet worden. Daarbij tekent de regering wel aan dat het zekerstellen van de steun van de Europese bevolking voor toekomstige uitbreiding niet alleen een kwestie is van betere communicatie, maar vooral ook samenhangt met een zorgvuldiger uitbreidingsproces en het waarborgen van de slagvaardigheid van de grotere Unie. Het onderstrepen van het belang van de absorptiecapaciteit van de EU bij verdere uitbreiding was overigens ook al een integraal onderdeel van de brede Nederlandse inzet ten aanzien van verdere uitbreiding. De regering onderschrijft volledig het uitgangspunt dat strikt aan de criteria voldaan moet worden voordat een kandidaat-lidstaat in de toekomst tot de EU zal mogen toetreden. De Commissie zal zich moeten inspannen om, vooral op gevoelige politieke terreinen zoals die van de mensenrechten en de rechten van minderheden, hiervoor concrete ijkpunten (benchmarks) op te stellen.

De Commissie geeft overigens in de annex aan dat het niet waarschijnlijk is dat grote groepen landen gelijktijdig tot de EU zullen toetreden. Wat de regering betreft is deze stellingname onvoldoende helder en moet het duidelijk zijn dat van tevoren geplande groepsgewijze toetreding, net als het vroegtijdig verstrekken van een toetredingsdatum aan kandidaat-lidstaten, in de toekomst niet aan de orde zullen zijn. In de eerder genoemde kamerbrief van 10 april jl. heeft de regering overigens ook aangegeven dat de EU voorlopig geen toetredingsperspectief aan dient te bieden aan buurlanden van de EU die dat thans niet hebben. Met die landen wordt de relatie vormgegeven door middel van het nabuurschapbeleid van de EU. Het nabuurschapsbeleid biedt immers ruim voldoende mogelijkheden om de wederzijdse relatie tussen de EU en deze landen verder te verdiepen. De positie van de regering is wat dit betreft onveranderd.

De regering is het voorts eens met de stelling van de Commissie dat het wenselijk is dat een nieuw institutioneel akkoord bereikt is op het moment dat een volgende lidstaat kan toetreden.

Ankara Protocol:

De Commissie gaat in 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007 ' niet specifiek in op de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie en implementatie van het Ankara Protocol door Turkije. Wel geeft de Commissie aan dat zij hierover relevante aanbevelingen zal doen, zoals het er nu naar uitziet op 6 december as. Dit stelt de RAZEB van 11 en 12 december as. in staat deze kwestie te bespreken en hierover - zo mogelijk - een besluit te nemen. De regering zal de aanbevelingen van de Commissie, zodra zij bekend zijn gesteld, doorleiden aan het parlement.

De regering stelt zelf vast dat Turkije nog niet aan zijn verplichtingen met betrekking tot het Ankara Protocol heeft voldaan en is daarover teleurgesteld. Turkije heeft nu nog tot in december de tijd om dat wel te doen. Het Finse Voorzitterschap werkt thans aan een voor alle betrokken partijen aanvaardbare oplossing. De regering ondersteunt dit initiatief van harte en wil in dit stadium het Voorzitterschap niet voor de voeten lopen met expliciete uitspraken over wat er dient te gebeuren als Turkije niet aan zijn verplichtingen voldoet. De EU heeft in haar Tegenverklaring van 21 september 2005 duidelijk aangegeven dat als Turkije in 2006 niet aan zijn verplichtingen voldoet, dit consequenties zal moeten hebben. De EU zal overigens zelf ook haar belofte ten aanzien van het opheffen van het economisch isolement van Noord-Cyprus moeten nakomen. Het is teleurstellend dat dit tot nu toe niet gelukt is

Dat de Commissie concludeert dat het tempo van het hervormingsproces in Turkije is afgenomen, is een complicerende factor. Met name de politieke hervormingen zijn essentieel om Turkije nader tot de EU te brengen. Ook daarvoor geldt dat Turkije nog een kort tijdsbestek heeft om door aanvullende initiatieven geloofwaardige vooruitgang te boeken.

De regering is ten slotte van mening dat het onderhandelingsproces een belangrijke steun in de rug is voor de noodzakelijke politieke en economische hervormingen die - los van het onderhandelingsproces als zodanig en elke mogelijke uitkomst daarvan - zowel in het belang van Turkije, als in het belang van de EU zijn. De regering hecht er om die reden aan dat beide partijen aan het onderhandelingsproces als zodanig gecommitteerd blijven. Het is dan ook van groot belang dat de EU en Turkije in gesprek blijven.

2.Voortgangsrapport Turkije:

De Commissie heeft een kritisch, realistisch rapport over Turkije gepresenteerd, waarin een goed overzicht wordt gegeven van de terreinen waar vooruitgang is geboekt en waar Turkije nog tekort schiet. Het rapport bevestigt de feitelijke situatie dat Turkije op veel terreinen nog niet aan de criteria van de EU voldoet. Dat is ook geen verrassing. De toetredingsonderhandelingen met Turkije zijn immers net een jaar gaande. Zowel de EU, als Turkije, zijn aan de onderhandelingen begonnen in de wetenschap dat het onderhandelingsproces lang zal duren en dat het moeilijke momenten zal kennen. De centrale vraag is dan ook niet of Turkije nu al aan alle criteria voldoet, maar welke trend te signaleren valt ten aanzien van het tempo van de noodzakelijke economische en politieke hervormingen, waarbij de lidstaten van de EU vooral aan de politieke hervormingen extra gewicht toekennen.

De regering deelt de conclusie van de Commissie dat er vorderingen zijn gemaakt op het gebied van de politieke hervormingen, maar dat het tempo van het hervormingsproces is afgenomen. Dit werd in de loop van 2006 al duidelijk. Om die reden heeft Nederland, net als de Commissie, herhaaldelijk aangedrongen op extra inspanningen op het gebied van de politieke hervormingen. Turkije heeft met het aannemen van het negende hervormingspakket door het Turkse parlement - hoewel niet volledig in lijn met de wensen van de Europese Unie - daadwerkelijk een extra inspanning geleverd die een belangrijke stap in de goede richting is De laatste onderdelen van het pakket zijn net na het verschijnen van het Commissie-rapport afgerond. De Wet op de Stichtingen is aangenomen. De wet houdt een verbetering in op het gebied van de vrijheid van godsdienst, maar ook deze wet voldoet nog niet volledig aan de norm die de EU heeft gesteld.

De regering deelt de zorg van de Commissie op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. De aankondiging van de Turkse regering dat zij overweegt artikel 301 van de Turkse Strafwet aan te passen, is een gunstige ontwikkeling, maar zo lang dit nog niet daadwerkelijk is gebeurd blijft het een groot zorgpunt van de EU. Aanpassing van dit artikel is onder meer noodzakelijk om rechtzaken zoals die zijn gevoerd tegen een aantal bekende schrijvers als Nobelprijs-winnaar Orhan Pamuk en tegen journalisten in de toekomst te voorkomen. De regering is met de Commissie van mening dat de Turkse regering nu concreet iets moet doen aan het verbeteren van de sociale en economische situatie in het Zuidoosten. De omstandigheden in deze regio kunnen alleen worden verbeterd indien er een open dialoog plaatsvindt met de Koerdische bevolkingsgroep en wanneer er een alomvattende aanpak komt voor de sociaal-economische problemen in dit gebied. Wat betreft de civiel-militaire verhoudingen moet, ondanks een aantal stappen in de goede richting, nog veel worden gedaan om deze in lijn te brengen met de Europese norm. In de huidige praktijk heeft het militaire apparaat vanuit het perspectief van een democratische rechtsstaat nog te veel macht en invloed in de Turkse staat.

De regering is het eens met de Commissie dat voortgang is gemaakt op het gebied van de justitiële hervormingen, maar dat met name ten aanzien van de implementatie van wetgeving nog vorderingen moeten worden gemaakt. Er is bovendien weinig voortgang gemaakt in de bestrijding van corruptie en de implementatie van anti-corruptiemaatregelen en corruptie blijft een wijdverspreid probleem.

De regering vindt het positief dat de relatie van Turkije met Griekenland is verbeterd, maar de slechte betrekkingen met Cyprus en met Armenië blijven een punt van zorg. Ten aanzien van Armenië wordt in de voortgangsrapportage overigens niet gerefereerd aan de kwestie van de Armeense genocide. De regering zal zich er, conform haar reactie op de motie Rouvoet (kamerstuk 21501-20, nr.270), voor inzetten dat ook vanuit de EU maximaal wordt bevorderd dat betrokken partijen met elkaar in een dialoog treden om hun verschillen van inzicht over deze kwestie te verkleinen. Voor EU-toetreding is het noodzakelijk dat de relatie tussen Turkije en Armenië wordt genormaliseerd. Bovendien moet de kwestie in alle openheid in Turkije kunnen worden besproken. Ook met het oog hierop moeten artikelen in de Turkse strafwet die de vrijheid van meningsuiting in de weg staan, worden aangepast. De regering heeft voorts waardering voor de constructieve opstelling van Turkije in het conflict tussen Libanon en Israël.

De regering deelt de conclusie van de Commissie dat, hoewel Turkije zich gecommitteerd heeft aan de initiatieven die worden genomen in VN-verband om tot een algehele oplossing voor de kwestie Cyprus te komen, dit nog niet heeft geleid tot concrete resultaten. Vanzelfsprekend is het ook in deze kwestie van groot belang dat alle betrokken partners laten zien dat zij gecommitteerd zijn aan het vinden van een oplossing voor het probleem.

Met betrekking tot de economische criteria is het oordeel van de Commissie over de Turkse economie in algemene zin goed onderbouwd en sluit het aan bij analyses zoals recent verricht door o.a. de OESO.

De Commissie geeft een bevestigend antwoord op de vraag of Turkije een functionerende markteconomie is en of Turkije de concurrentiekracht kan weerstaan, maar tekent daarbij aan, dat het daarvoor noodzakelijk is dat het huidige beleid gericht op stabiliteit en hervorming wordt voortgezet. Het Commissie-rapport geeft geen aanleiding om te verwachten dat het huidige beleid niet voortgezet zal worden. Wel is duidelijk dat het tempo van de hervormingen bij sommige onderwerpen lager is. De aanbevelingen en actiepunten van de Commissie in dit kader kunnen onderschreven worden.

Benadrukt moet worden dat Turkse economie crisisbestendiger is geworden. In 2001 ging de terugtrekking van portfolio-investeringen gepaard met een ernstige en langdurige crisis. In voorjaar 2006 bleek een forse terugtrekking van portfolio-investeringen (naar schatting ca. ¤ 4,5 miljard) gepaard te gaan met niet veel meer dan een rimpeling in het groeitempo van de Turkse economie. Reden is dat Turkije er ten opzichte van het crisisjaar 2001 economisch beter voor staat: het laat hogere groeicijfers zien, het heeft hervormingen onder leiding van het IMF doorgevoerd (Stand By Arrangement), de financiële sector is gesaneerd en het toezicht is beter. Het restrictieve budgettaire en monetaire beleid heeft hier zeker toe bijgedragen. Voorwaarde is wel dat dit beleid wordt voortgezet.

Met betrekking tot de convergentie van het inkomen per hoofd richting het EU-gemiddelde loopt Turkije gelijk op met landen als Bulgarije. Publieke investeringen in met name de (spoor)weginfrastructuur blijven achter Hier moet meer aandacht aan gegeven worden, mede in het licht van de beperkte voortgang om uitvoeringscapaciteit van regionaal beleid te verbeteren. De Turkse economie zal naar verwachting blijven groeien; een goede spreiding van deze groei is gew enst. Verder blijft de arbeidsmarktsituatie een aandachtspunt. De arbeidsparticipatie in Turkije blijft laag, de werkloosheid hoog. De beleidsrespons van de Turkse regering blijft hier achter.

Turkije's rol als corridor voor olie en gas vanuit Centraal-Azië, het Kaspisch gebied en uit Rusland wordt van toenemend belang voor de EU. In dit kader is Turkse toetreding tot de Europese Energie Gemeenschap wenselijk.

De regering deelt de conclusie van de Commissie dat de voortgang in de aanpassing van de Turkse wet- en regelgeving aan het acquis op vele onderdelen beperkt is. Nederland is bezorgd over het gebrek aan voortgang en zal dit proces nauwlettend volgen, met name ten aanzien van de beleidsterreinen die voor Nederland relevant zijn.

3.Voortgangsrapport Kroatië

De conclusies van de Commissie kunnen in grote lijnen onderschreven worden. Het rapport is constructief, maar kritisch. De regering deelt de inschatting dat Kroatië op diverse terreinen goede vooruitgang heeft geboekt, maar dat zorgen gerechtvaardigd zijn over de toekomstige voortgang van het integratieproces en de daarvoor noodzakelijke vorderingen bij de implementatie van EU-regelgeving. Bovendien moet Kroatië werk maken van een aantal dossiers dat onder de politieke criteria valt, waarop m.b.t. de hervormingen weinig of geen voortgang is te zien. Het gaat dan met name om de hervormingen van het justitieel apparaat, versterking van openbaar bestuur in alle geledingen, strijd tegen corruptie, de terugkeer van vluchtelingen, de minderhedenproblematiek en de relatie met buurlanden. Ook de economische hervormingen behoeven blijvende aandacht.

De regering is het er mee eens dat het thans noemen van een toetredingsdatum voor Kroatië niet aan de orde is. Het gaat immers om het voldoen aan de gestelde criteria door Kroatië. NL deelt de opvatting van de Commissie dat de onderhandelingen met Kroatië goed zijn begonnen, maar dat het nu vooral van belang is de hervormingen krachtig door te zetten en dat Kroatië de aangegane verplichtingen nakomt, bijvoorbeeld op het gebied van staatssteun en onroerend goed. Blijvende aandacht voor de politieke criteria gedurende het onderhandelingsproces is noodzakelijk.

De Commissie stelt voorts vast dat Kroatië een functionerende markteconomie is die op termijn de concurrentie op de Interne markt aankan. Essentieel is echter dat structurele hervormingen worden doorgevoerd. Met deze conclusie kan worden ingestemd.

De regering merkt op dat Kroatië specifieke aandacht zal moeten geven aan de bestrijding van de corruptie. Als de corruptie niet op een adequate wijze wordt aangepakt zullen vele structurele hervormingen niet tot de gewenste resultaten leiden en zal ook de concurrentiekracht van het Kroatische bedrijfsleven niet of onvoldoende verbeteren. In dat geval zal blijken dat Kroatië de concurrentie op de interne markt niet aankan.

De regering deelt de conclusie van de Commissie dat de voortgang wat betreft de aanpassing van de Kroatische wet- en regelgeving aan het acquis meer inspanningen behoeft. Nederland zal dit proces nauwlettend volgen, met name ten aanzien van de beleidsterreinen die voor Nederland relevant zijn.

4.Landen van de Westelijke Balkan met toetredingsperspectief:

Kandidaat-lidstaat Macedonië en de andere landen van de Westelijke Balkan, hebben van de EU perspectief op toetreding tot de Europese Unie gekregen. Met geen van deze landen wordt thans over toetreding tot de EU onderhandeld. De EU heeft aangegeven dat het tempo van het proces van toenadering wordt bepaald door het implementeren van met de EU gemaakte afspraken en door het voldoen aan de door de EU gestelde criteria. Dit proces zal naar verwachting langere tijd duren.

Macedonië

De Europese Raad van 15 december 2005 heeft bepaald dat Macedonië de status heeft gekregen van kandidaat-lidstaat van de EU, maar toetredingsonderhandelingen zullen pas geopend worden als het land aan de politieke criteria voldoet. De regering onderschrijft de waarnemingen van de Commissie dat Macedonië goed op weg is uitvoering te geven aan de politieke criteria, maar dat de voortgang hiervan in 2006 is vertraagd. Dit is grotendeels toe te schrijven aan de regeringswisseling na de redelijk ordentelijk verlopen parlementsverkiezingen in juli 2006, en de daaropvolgende lange formatieperiode. Een datum voor de start van de toetredingsonderhandelingen met Macedonië wordt echter terecht nog niet geboden. De regering is overigens van mening dat de Commissie bij het vaststellen van het niveau van voortgang met betrekking tot de politieke criteria meer expliciet had kunnen verwijzen naar de concrete ijkpunten (benchmarks) in het Europese Partnerschap met Macedonië en het daaraan verbonden Actieplan van de Macedonische regering. De regering onderschrijft de constatering van de Commissie dat macro-economische stabiliteit is gerealiseerd en dat, ondanks de bestaande institutionele beperkingen, goede vooruitgang wordt geboekt richting een functionerende markteconomie. De regering deelt de mening van de Commissie dat Macedonië ten aanzien van de overname van hoofdstukken van het acquis nog niet vergevorderd is.

Albanië

De regering deelt de mening van de Commissie dat Albanië enige vooruitgang heeft geboekt op het gebied van wetgeving die nodig is voor de noodzakelijke hervormingsprogramma's. Tegelijkertijd is de regering bezorgd over de trage voortgang bij de implementatie van de hervormingsprogramma's. De regering acht het noodzakelijk dat krachtiger inspanningen worden geleverd op de vele dossiers die cruciaal zijn voor verdere toenadering van Albanië tot de Europese Unie. De regering is van mening dat de Commissie in haar rapportage meer nadruk had kunnen leggen op de noodzaak van een verandering van de politieke cultuur in Albanië, omdat de huidige politieke cultuur de effectieve uitvoering van hervormingen nadelig beïnvloedt. De regering dringt aan op intensivering van de inspanningen ten aanzien van de hervormingen van de justitiële sector en van de strijd tegen corruptie en tegen de georganiseerde misdaad. Het uitgangspunt van de Commissie dat geen EU-lidmaatschapsaanvraag kan worden ingediend voordat de SAO goed is geïmplementeerd, is in eerste instantie van toepassing op Albanië. De regering verwelkomt dat de Commissie deze Nederlandse suggestie heeft overgenomen. Met betrekking tot de economische criteria deelt de regering de opinie van de Commissie dat Albanië vanuit macro-economisch perspectief in beginsel een redelijk stabiel beeld oplevert

Bosnië-Herzegovina

De regering deelt de appreciatie van de Commissie dat de noodzakelijke politieke hervormingen in Bosnië-Herzegovina aanmerkelijke vertraging hebben opgelopen. De belangrijkste reden hiervoor was de geringe bereidheid bij politici om hierover in de aanloop naar de algemene verkiezingen van 1 oktober jl. compromissen te sluiten. De regering verwacht dat pas na de formatie van een nieuwe ministerraad op staatsniveau en na de formatie van de regeringen op entiteitsniveau vooruitgang op een aantal belangrijke dossiers mogelijk zal zijn. Hierbij gaat het om het bereiken van overeenstemming over de noodzakelijke politiehervormingen en om volledige implementatie van de hervorming van de publieke omroep. De regering is van mening dat volledige samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal (ICTY) een cruciaal element is voor verdere toenadering tot de Europese Unie. De regering is voorts van mening dat, hoewel dit formeel geen voorwaarde is voor het afsluiten van een SAO, voortzetting van de besprekingen over grondwetshervormingen hoge prioriteit dient te krijgen om snel tot een werkbare staatsstructuur te komen. Indien volgend jaar definitief wordt besloten om de 'Office of the High Representative' (OHR) te sluiten, dan blijft naar het oordeel van de regering een nauwe EU-betrokkenheid bij het proces van verdere hervormingen binnen Bosnië-Herzegovina in alle opzichten geboden.

Servië

De regering deelt de mening van de Commissie dat Servië enige vooruitgang heeft geboekt op het terrein van de politieke en juridische hervormingen. Er blijft echter nog veel werk te verzetten. Terecht constateert de Commissie dat de samenwerking met het ICTY onvoldoende blijft. Het door de Servische regering opgestelde Actieplan wordt niet geïmplementeerd. Nederland blijft onverkort op het standpunt staan dat de ICTY-conditionaliteit strikt gehandhaafd moet blijven. Het besluit van de Commissie de besprekingen over een SAO op dit moment niet te hervatten heeft daarom de volledige steun van de regering. De constatering van de Commissie dat de uittreding van Montenegro uit de Statenunie soepel is verlopen, mede door de constructieve houding van Servië, wordt gedeeld. De economische ontwikkeling van Servië wordt door de regering als positief ervaren. Wel onderschrijft de regering de waarschuwing van de Commissie voor macro-economische instabiliteit.

Montenegro

De regering deelt de appreciatie van de Commissie dat Montenegro weliswaar vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de politieke hervormingen, maar dat deze zich nog in een beginfase bevinden. Prioriteiten zijn benoemd en nu komt het aan op verdere bestendiging van wat is bereikt en het boeken van concrete resultaten. Zowel het referendum van 21 mei jl. als de verkiezingen van 10 september jl. zijn beide conform de internationaal aanvaarde normen georganiseerd. De conclusie van de Commissie dat de samenwerking met het ICTY voldoende is en zo dient te blijven, wordt eveneens door de regering gedeeld. Met de Commissie is de regering van mening dat op het terrein van justitie en binnenlands beleid nog vele hervormingen moeten worden doorgevoerd. Het gebrek aan onafhankelijkheid en professionaliteit van de media blijft een punt van zorg. De regering is van mening dat het voor de succesvolle uitvoering van een toekomstige SAO een goede overheidscapaciteit gewenst is, en dat op dit punt nog het nodige dient te worden verbeterd.

Kosovo

De regering deelt de analyse van de Commissie over de belangrijke rol die de EU in Kosovo moet spelen nadat een de toekomstige status van Kosovo bepaald is. Naar het oordeel van de regering zal in de eerste fase na het bepalen van de toekomstige status, een extra inspanning door de Kosovaarse autoriteiten moeten worden geleverd op het terrein van bescherming van minderheden, antidiscriminatie, economische opbouw en verbetering van het juridische systeem. Op deze beleidsterreinen bestaan grote uitdagingen en is het beleid van de Kosovaarse autoriteiten tot nu toe niet voldoende daadkrachtig geweest. De regering deelt de conclusie van de Commissie dat de Kosovaarse autoriteiten zich niet langer moeten blindstaren op de besluitvorming over de (mate van) onafhankelijkheid, maar een visie op de toekomst moeten ontwikkelen. Deze visie moet vervolgens vertaald worden in concreet beleid. Een harder oordeel van de Commissie op andere terreinen, in het bijzonder misdaadbestrijding en handhaving van de openbare orde was op zijn plaats geweest. Macro-economische stabiliteit en economische opbouw behoeven veel aandacht.

Bijlage:

Samenvattingen van de mededeling 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007' en de voortgangsrapporten over de kandidaat-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan met toetredingsperspectief.

In deze samenvatting wordt ingegaan op de overkoepelende mededeling van de Commissie over 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007' en wordt puntsgewijs een overzicht gegeven van de belangrijkste bevindingen van de Commissie ten aanzien van de kandidaat-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan die toetredingsperspectief hebben. Daarbij wordt - analoog aan de respectieve Kopenhagen criteria - onderscheid gemaakt tussen de zaken die de politieke criteria betreffen, zaken die de economische criteria betreffen en zaken die de overname van het acquis communautaire betreffen. De teksten van de mededeling en van de voortgangsrapporten zelf blijven vanzelfsprekend leidend. Deze samenvatting is opgesteld om het parlement van dienst te zijn, maar is geen woordelijke vertaling van de betreffende mededeling en voortgangsrapporten. In de bovenstaande appreciatie van de regering is weergegeven hoe de bevindingen van de Commissie door Nederland worden beoordeeld.

1.Enlargement Strategy

In de mededeling van de Commissie 'The Enlargement Strategy and Main Challenges 2006-2007', gaat zij in op het raamwerk voor verdere uitbreiding (voortbouwend op het 'Enlargement Strategy Paper 2005'), de absorptiecapaciteit van de EU en op de vraag hoe om te gaan met de houding van Turkije ten aanzien van het Ankara Protocol. Het raamwerk voor verdere uitbreiding moet er aan bijdragen dat de EU goed blijft functioneren, dat de lessen van de Vijfde Uitbreiding worden verwerkt, dat de toekomstige uitdagingen op het gebied van verdere uitbreiding het hoofd geboden kunnen worden, dat landen op weg naar lidmaatschap worden ondersteund en dat publieke steun voor verdere uitbreiding behouden blijft.

De Commissie blikt in de mededeling terug op de Vijfde Uitbreiding en de lessen die daaruit kunnen worden getrokken. Allereerst staat zij stil bij de bijdrage die de EU door voortgaande uitbreiding heeft geleverd aan Europese stabiliteit, door de bevordering van vrede, veiligheid, welvaart en de democratische rechtsstaat in Europa. De Commissie stelt voorts het belang vast van een goed functionerende overheid in de kandidaat-lidstaten, om deze landen optimaal voor te kunnen bereiden op het lidmaatschap. Verderop in de mededeling geeft de Commissie bovendien aan dat de Kopenhagen criteria strikt moeten worden nagekomen, dat de EU zich niet meer van tevoren zal vastleggen op toetredingsdata, dat de gelijktijdige toetreding van een groep kandidaat-lidstaten in de toekomst onwaarschijnlijk is en dat bij de toetreding van nieuwe lidstaten rekening zal worden gehouden met de integratiecapaciteit van de EU. De Commissie komt hier op terug in de annex over de integratiecapaciteit van de EU.

Ten aanzien van het uitbreidingsproces geeft de Commissie, voortbouwend op het 'Enlargement Strategy Paper 2005', aan welke elementen onderdeel moeten zijn van het raamwerk voor verdere uitbreiding. De Commissie wijst daarbij op de drie leidende principes van consolidatie van bestaande afspraken, toepassing van strikte conditionaliteit en de noodzaak van heldere communicatie. De Commissie verwijst tevens naar de noodzaak om de kwaliteit van het uitbreidingsproces verder te verbeteren. Elke stap voorwaarts in het proces van toenadering tot de EU hangt af van het voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden in elke fase van het uitbreidingsproces. Lidstaten moeten zelf het initiatief nemen bij de voorlichting van hun burgers over uitbreiding.

Wat betreft de lopende toetredingsonderhandelingen met Turkije en Kroatië (sinds 3 oktober 2005), gaat de Commissie in op het gebruik van concrete ijkpunten (benchmarks) voor het openen en sluiten van onderhandelingshoofdstukken om te kunnen vaststellen of deze landen volledig voldoen aan de gestelde voorwaarden. De Commissie vermeldt tevens dat de lidstaten in de toekomst nauwer betrokken zullen worden bij de politieke dialoog van de Commissie met de kandidaat-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan met toetredingsperspectief over de politieke criteria en de dialoog over de economische hervormingen. In de lopende toetredingsonderhandelingen is bovendien een specifiek hoofdstuk (Hoofdstuk 23, Rechterlijke Macht en Fundamentele Vrijheden) opgenomen met aandacht voor zaken die nauw verbonden zijn met de politieke criteria. De Commissie komt hier op terug in de annex over de integratiecapaciteit van de EU.

Over de pre-accessie strategie schrijft de Commissie dat de Europese Partnerschappen en de (Stabilisatie en) Associatie Overeenkomsten hierin een centrale rol spelen. De Partnerschapsdocumenten zullen eind 2007 worden herzien. De goede uitvoering van de Stabilisatie en Associatie Overeenkomsten zal essentieel zijn voor de EU bij het overwegen van een lidmaatschapsaanvraag. De Commissie steunt de initiatieven voor meer regionale samenwerking, omdat zij essentieel zijn voor lange-termijn stabiliteit, economische ontwikkeling en verzoening in de Westelijke Balkan. Vanaf 1 januari 2007 zal de Commissie het nieuwe Instrument voor Pre Accessie (IPA) inzetten als overkoepelende financië le voorziening voor de kandidaat-lidstaten en de landen met toetredingsperspectief. Dit instrument zal eerdere instrumenten als PHARE, CARDS, ISPA en SAPARD vervangen. Voor het IPA is voor de komende zeven jaar een bedrag van 11,5 miljard euro uitgetrokken.

Bij de mededeling is een annex gevoegd over de capaciteit van de Unie om nieuwe leden op te nemen (door de Commissie integratiecapaciteit genoemd). Deze annex maakt integraal deel uit van de mededeling. In de annex concludeert de Commissie dat de EU zich zelf verder kan ontwikkelen op het terrein van beleid en van de instellingen, terwijl zij tegelijkertijd de uitvoering van een uitbreidingsagenda nastreeft. De Commissie wijst daarbij echter op het belang van de integratiecapaciteit van de EU. Uitbreiding is immers vooral een project van gedeelde normen en waarden, beleidsdoelstellingen en instellingen.

De Unie moet bij verdere uitbreiding echter bestuurbaar blijven. De politieke doelstellingen en beleidsmatige vertaling daarvan, de financiële aspecten en de institutionele aspecten van het optreden van de EU moeten daarbij in balans blijven om een goede uitvoering van het beleid van de EU te waarborgen. Om die reden moet de kwaliteit van het uitbreidingsproces verder verbeterd worden. Het uitvoeren van een studie naar het effect van toetreding van een land tot de EU, die in elk toekomstig advies van de Commissie over een lidmaatschapsaanvraag van betreffend land zal worden opgenomen, is daar onderdeel van. Het gaat daarbij om de financiële effecten en de effecten op de belangrijkste beleidsterreinen van de EU, zoals het landbouwbeleid en het structuurbeleid. Daarnaast worden in de onderhandelingsmandaten al voorzieningen getroffen voor de periode na toetreding van een kandidaat-lidstaat, zoals vrijwaringsmaatregelen, overgangstermijnen en - zo nodig - speciale arrangementen.

De Commissie stelt vast dat het vermogen van de EU om nieuwe leden op te nemen wordt bepaald door zowel het vermogen van de kandidaat-lidstaten zich tot lidstaten te transformeren (waarvoor strikt aan de Kopenhagen criteria moet worden voldaan), als de ontwikkeling van beleid en instellingen van de EU. De Commissie verwijst voor wat betreft het laatste naar het Verdrag van Nice, dat met betrekking tot de instellingen geen rekening houdt met meer dan 27 lidstaten. De Commissie stelt vast dat de EU eigen verdieping en een uitbreidingsagenda tegelijkertijd kan nastreven, maar stelt tevens vast dat het wenselijk is dat een nieuw institutioneel arrangement is afgesloten voordat een eventuele nieuwe lidstaat tot de EU kan toetreden.

Voorts verwijst de Commissie naar de noodzaak van meer transparantie en goede communicatie over verdere uitbreiding om publieke steun hiervoor te verwerven. Hierbij moet de EU de voordelen en uitdagingen van verdere uitbreiding beter naar de burgers van de lidstaten communiceren en de zorgen van de burgers hierover beter in beeld brengen en adresseren. Dit is vooral een taak van de lidstaten, waarbij de Commissie een belangrijke ondersteunende rol moet spelen. Democratische legitimering is immers essentieel voor het uitbreidingsproces.

Ten slotte geeft de Commissie aan dat de EU terughoudend moet zijn om nieuwe afspraken op het gebied van de uitbreiding te maken, maar dat zij zich wel moet houden aan bestaande afspraken. Het Europese Nabuurschapsbeleid ziet de Commissie als belangrijk instrument om de relatie van de EU met haar buren vorm te geven. De Commissie zal binnenkort met voorstellen komen om het Europese Nabuurschapsbeleid verder te versterken.

2.Voortgangsrapport Turkije

Het Commissie-rapport geeft het volgende aan over de regionale situatie en de zaken die onder de politieke criteria vallen:

Democratie/Rechterlijke macht

Er is voortgang gemaakt op het gebied van de juridische hervormingen. Vooral in de uitvoering moeten echter nog grote slagen worden gemaakt. Er zijn het afgelopen jaar 620 nieuwe rechters aangenomen en trainingen georganiseerd om de hervormingen te implementeren. Het parlement heeft onlangs de Wet op de Ombudsman aangenomen en de Wet inzake de Militaire Delinquenten, die de berechting van burgers door militaire rechtbanken verbiedt. Hoewel de laatste wet bijdraagt aan de verbetering van de civiel-militaire verhoudingen, is de Commissie van mening dat de top van het leger nog teveel invloed uitoefent op beleidsterreinen waar het geen verantwoordelijkheid draagt, zoals bijvoorbeeld Cyprus, het bewaken van het seculiere karakter van de staat en de Koerdische kwestie.

Corruptie

Er is weinig voortgang gemaakt in de bestrijding van corruptie. Corruptie blijft een wijdverbreid probleem in de publieke sector en de rechterlijke macht, ondanks de vele inspanningen die zijn verricht om dit probleem aan te pakken. Er is betere coördinatie nodig en een instantie met voldoende onafhankelijkheid die de anti-corruptie maatregelen kan implementeren en monitoren.

Mensenrechten/minderheden

Het aantal gevallen van marteling is aanzienlijk gedaald. Daarentegen worden wel nog steeds gevallen gemeld van mishandeling en martelingen buiten de gevangenissen. Het niet opleggen van straffen aan degenen die zich hebben schuldig gemaakt aan marteling en mishandeling blijft een punt van zorg. In het Zuidoosten van Turkije hebben ernstige incidenten plaatsgevonden in maart/april 2006 als gevolg waarvan tientallen gevallen van mishandeling zijn gerapporteerd. Slechts een deel daarvan wordt door de autoriteiten onderzocht. Ook op andere punten blijft de mensenrechtensituatie in het Zuidoosten aandacht behoeven. Punt van zorg is de nieuwe antiterrorismewet, die onder andere ruimte geeft voor de inperking van de vrijheid van meningsuiting. De rechten van minderheden voldoen op belangrijke punten nog niet aan de Europese standaarden.

Vrijheid van meningsuiting

Over het algemeen is de mogelijkheid voor open debat in de Turkse samenleving, ook over gevoelige onderwerpen, aanzienlijk verbeterd. Desalniettemin is de vrijheid van meningsuiting nog niet volgens Europese maatstaven gegarandeerd. Artikel 301, maar ook andere bepalingen in de nieuwe Turkse strafwet die een belemmering vormen voor de vrijheid van meningsuiting, zullen daarom in lijn moeten worden gebracht met de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens.

Religie

De Commissie concludeert dat de vrijheid van de beleving van godsdiensten wordt gerespecteerd, maar dat niet-Moslim gemeenschappen in de praktijk nog aanzienlijke problemen ondervinden, met name op het gebied van eigen opleidingen voor geestelijken en in eigendomskwesties. Ook de situatie van de Alevieten is niet verbeterd. De Wet op de Stichtingen, die na het verschijnen van het voortgangsrapport is aangenomen, voorziet in een algemene liberalisering van eigendomsrechten om te verwerven en te verkopen zonder voorafgaande toestemming, voor vertegenwoordiging van stichtingen in het buitenland, en voor opzet van stichtingen door buitenlanders in Turkije. Eigendom dat is geconfisceerd moet in principe worden teruggegeven. De wet voorziet niet in de teruggave van bezittingen die waren geconfisceerd en verkocht aan derde partijen.

Vrouwen en kinderen

Het Commissie-rapport maakt melding van een verbetering van de positie van de vrouw, maar in de praktijk zijn deze rechten niet altijd voldoende gegarandeerd, vooral in de armere gebieden. Ook de uitvoering van de wettelijke bepalingen die gelden voor de toegang tot onderwijs voor kinderen en het tewerkstellen van kinderen onder de vijftien jaar moet worden verbeterd. Turkije heeft zijn best gedaan om meer kinderen, vooral ook meisjes, naar school te krijgen, maar aanvullende inspanningen zijn nodig.

Cultuur

Door het beperkt toestaan van TV-uitzendingen in andere talen dan het Turks is enige verbetering opgetreden in de culturele vrijheden van o.a. de Koerdische bevolkingsgroep. Minderheden kunnen echter nog steeds geen onderwijs in hun eigen taal volgen. De mogelijkheden van het volgen van talencursussen in andere talen dan het Turks moeten verder worden verbeterd door het opheffen van administratieve beperkingen. Dat geldt ook voor de radio- en TV-uitzendingen. Het verbod op het gebruik van andere talen dan het Turks raakt niet alleen aan het onderwijs, maar ook aan het politieke stelsel, omdat politieke partijen geen andere taal dan het Turks mogen gebruiken.

Regionaal

De Turkse regering heeft verklaard de gemeenschappelijke positie van de Europese Unie inzake het Midden-Oostenbeleid te steunen. Turkije is bereid deel te nemen aan de politiemissie van de EU in de Palestijnse gebieden. In september heeft het Turkse parlement ingestemd met een bijdrage van Turkse troepen aan de UNIFIL-missie in Libanon. Turkije steunt het beleid van de internationale g emeenschap ten aanzien van Afghanistan en zal het commando van de NAVO-operatie ISAF in dat land per 1 april 2007 overnemen. Turkije heeft samen met Frankrijk en Italië sinds augustus 2006 het gemeenschappelijk commando van het PRT.

Sinds de officiële uitwisseling van brieven tussen de Turkse premier Erdogan en de Armeense president in april 2005 hebben er geen significante ontwikkelingen plaatsgevonden in de normalisatie van de betrekkingen tussen beide landen. De grens tussen beide landen is nog steeds gesloten.

Het Commissie-rapport geeft het volgende aan over de zaken die onder de economische criteria vallen:

De economische groei in Turkije nam in de eerste helft van 2006 weliswaar iets af, maar blijft onverminderd hoog (7%). Verantwoordelijk hiervoor zijn m.n. de private consumptie en de investeringen. De hoge groei in de afgelopen jaren is gepaard gegaan met een sterk teruglopende inflatie. Die daling is mede te danken aan het beleid van de onafhankelijke Centrale Bank dat prijsstabiliteit als hoofddoelstelling heeft. In de loop van 2006 leidde een minder positief sen timent ten opzichte van opkomende markten, een zwakkere lira en hogere energieprijzen tot hogere inflatie (10% in augustus), waardoor het moeilijk wordt in 2006 de doelstelling van 5% te halen. Toch lijkt Turkije deze periode goed te doorstaan. Een vergelijking met de crisis in 2001 gaat mank: Turkije staat er economisch beter voor, het laat hogere groeicijfers zien, het heeft hervormingen onder leiding van het IMF doorgevoerd (Stand By Arrangement), de financiële sector is gesaneerd en het toezicht is beter. Het restrictieve budgettaire en monetaire beleid heeft hier zeker toe bijgedragen. Voorwaarde is wel dat dit beleid wordt voortgezet. In 2005 was er overheidstekort van 1,2% van het BBP, terwijl het primaire surplus van de Turkse begroting (begroting exclusief de rentebetalingen) op ca. 6,5% uitkwam. Ondanks rentestijgingen in 2006 lijken op basis van de cijfers van de eerste helft van 2006 de doelstellingen van het begrotingsbeleid voor dit jaar gehaald te worden. Aandachtspunt is de coördinatie op het terrein van budget en economisch beleid die wordt gehinderd door gefragmenteerde verantwoordelijkheden. Het beleidskader moet meer op een middellange termijn gericht worden om minder onderhevig te zijn aan ad hoc besluiten. Met betrekking tot het begrotingsbeleid biedt nieuwe wetgeving daarvoor een goede basis.

Als gevolg van de structurele hervormingen en een op stabiliteit gericht macro-economisch beleid is het investeringsklimaat geleidelijk verbeterd.

Om de concurrentiedruk van de EU te kunnen weerstaan, moet Turkije ondermeer over voldoende menselijk en fysiek kapitaal beschikken. Hervorming van het onderwijsbeleid blijft in dit kader een punt van zorg. De onderwijsuitgaven zijn in de afgelopen jaren wel toegenomen (overigens verwachtbaar bij een groeiende jonge bevolking) en de kwaliteit van het onderwijs is verbeterd. De toegang tot hoger onderwijs is echter beperkt. Onderwijs voor meisjes en verschillen in onderwijsniveau's tussen regio's blijven verder ook zorgpunten.

De arbeidsmarktsituatie blijft een aandachtspunt. De arbeidsparticipatie in Turkije blijft laag, vooral van vrouwen en ouderen, en is in 2005 en 2006 verder afgenomen. Ondanks de hoge economische groei worden er te weinig banen gecreë erd om de groeiende beroepsbevolking en de uitstroom uit de landbouwsector op te vangen. De werkloosheid blijft hoog, tussen 8 en 10%. De beleidsrespons van de Turkse regering blijft achter.

Investeringen vinden in Turkije in toenemende mate plaats, m.n. vanuit de private sector en met een grote instroom van buitenlands kapitaal. Publieke investeringen blijven beperkt gegeven de strakke kaders van de overheidsbegroting. Infrastructuurverbetering blijft van groot belang. De energie-infrastructuur is door de voltooiing van de Bakoe-Tblisi-Ceyhan pijpleiding versterkt.

De relatieve afname van het belang van de agrarische sector, qua werkgelegenheid en qua bijdrage aan het nationaal inkomen, illustreert de modernisering van de Turkse economie. Het privatiseringsproces maakt voortgang, ondermeer in de energie- en bankensector. De Commissie merkt op dat de marktwerking verbetert mede dankzij een versterkte rol voor de Mededingings Autoriteit. In dit kader is een punt van zorg dat staatssteun aan ondernemingen onvoldoende transparant is.

Het Commissie-rapport geeft het volgende aan over de overname door Turkije van het acquis:

De voortgang in de aanpassing van de Turkse wet- en regelgeving aan het acquis is op vele onderdelen beperkt, met uitzondering van een aantal hoofdstukken, waaronder ondernemings- en industriepolitiek, onderzoek en onderwijs. Verder is vooruitgang geboekt in de implementatie van eerder aangenomen wetgeving met betrekking tot de rechterlijke macht. Er moet echter nog het nodige worden gedaan om het rechtssysteem onafhankelijker, onpartijdiger en effectiever te maken. De Commissie constateert dat significante verbetering nodig is ten aanzien van een aantal fundamentele vrijheden, met name op het gebied van de wetgeving. Ten aanzien van Justitie en Veiligheid is aanzienlijke voortgang gemaakt in het aanpassen van de regelgeving op het gebied van asiel, grensbewaking, bestrijding van mensensmokkel, douane- en politiesamenwerking. Turkije zal, onder meer op het terrein van landbouw, voedselveiligheid, veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden en plattelandsontwikkeling de nodige inspanningen moeten leveren. De Commissie maakt in haar rapport een belangrijk punt van het gebrek aan voortgang op sociaal terrein. Het gaat daarbij vooral om gebrekkige implementatie van wetgeving gepaard aan een zwakke administratieve capaciteit. De Commissie wijst hierbij onder meer op de negatieve gevolgen voor mensen met een handicap. Aandacht voor respect van vakbondsrechten en zwart werken is noodzakelijk. Wat milieubeleid betreft is er voortgang geboekt op een aantal terreinen, met name afval- en (afval)waterbeleid. Op andere terreinen is echter weinig voortgang geboekt. Op een groot aantal terreinen (kaderrichtlijn water, klimaatbeleid, Milieueffectrapportage) gaat het erom capaciteit op te bouwen, maar ook om het vergroten van draagvlak in de samenleving. Op het terrein van de nucleaire veiligheid is het verheugend te merken dat Turkije redelijke vorderingen heeft gemaakt. Echter, de integratie van milieuaspecten in andere beleidsterreinen, zoals transport, landbouw, energie, laat nog te wensen over. Enige voortgang is geboekt ten aanzien van de regelgeving en de regionale structuren voor de implementatie van het regionaal beleid. Deze zijn nodig om het specifieke structuurfonds (IPA) adequaat te kunnen administreren, zodat Turkije in staat zal zijn dit fonds ook te benutten. Turkije heeft, wat betreft zijn buitenlands - en veiligheidsbeleid, het afgelopen jaar in vele opzichten getracht aansluiting te vinden bij dat van de EU.

3.Voortgangsrapport Kroatië

Het Commissie-rapport geeft het volgende aan over de regionale situatie en de zaken die onder de politieke criteria vallen:

De Commissie concludeert dat Kroatië voldoet aan de politieke Kopenhagen criteria. Daarbij plaatst zij de kanttekening dat er nog steeds gebieden zijn waar veel werk moet worden verzet, ondanks dat over de volle breedte een verbetering te zien is in de politieke situatie.

Het ontbreekt niettemin nog steeds aan een goede basis voor de volledige implementatie van het acquis met betrekking tot de horizontale kwesties met betrekking tot versterking van het openbaar bestuur, justitiële hervorming en corruptiebestrijding. Er is geen werkelijke strategie voor de hervorming van het openbaar bestuur en de hervorming van het ambtenarenapparaat lopen achter op schema. De hervorming van het justitiële systeem staat in de kinderschoenen en stagneert door belangrijke tekortkomingen. Onafhankelijkheid, professionalisme, goede opleiding zijn onvoldoende aanwezig. Ook duren zaken te lang en bestaat er een grote achterstand in de behandeling van zaken. Corruptie blijft bovendien een groot probleem. Veel corruptiezaken worden zelden gerapporteerd en zaken leiden zelden tot veroordelingen. Verdere stappen zijn noodzakelijk om corruptie op het allerhoogste niveau aan te pakken. Meer aandacht dient ook uit te gaan naar preventie. Corruptie wordt in de hand gewerkt door het gebrek aan transparantie, aansprakelijkheid, goed bestuur en het ontbreken van ethische codes.

Met betrekking tot mensenrechten en de bescherming van minderheden meldt de Commissie voortgang, maar geeft tegelijkertijd aan dat de implementatie van wetgeving ter bescherming van minderheden kwetsbaar blijft. De Commissie prijst de samenwerking met ICTY en het nakomen van de verplichtingen uit de Dayton en Erdut vredesakkoorden. De Commissie wijst erop dat de overheid weinig objectieve informatie over het ICTY en oorlogsmisdadenzaken verstrekt. De verwikkelingen rond de aanstaande berechting van Gotovina c.s., laten zien dat grote delen van de bevolking nog niet in het reine zijn gekomen m.b.t. het oorlogsverleden. Ook draagt Kroatië actief bij aan de verdediging van Kroaten die zijn aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden, hetgeen leidt tot nogal eenzijdige beeldvorming. De Commissie geeft ook aan dat de vervolging en berechting van oorlogsmisdadigers in Kroatië nog lang niet naar behoren verloopt. Er wordt te weinig opgetreden tegen de neiging van veel rechters om alleen Serviërs te berechten en ook laat de bescherming van getuigen te wensen over.

De terugkeer van vluchtelingen vordert gestaag, maar wordt gehinderd door zaken als het niet erkennen van oude pensioenrechten en door onvoldoende politieke wil om de programma's voor huisvesting van bepaalde categorieën terugkerende vluchtelingen (zogenoemde occupancy and tenancy rights holders) te implementeren. De parlementaire Commissie voor minderheden heeft enige voortgang geboekt bij het onder de aandacht brengen van de minderhedenproblematiek en de noodzakelijke verzoening bij het grote publiek, maar slaagt er maar mondjesmaat in de eigen conclusies in een concreet stappenplan om te zetten. Kroatië wordt aangespoord serieus te kijken naar oplossingen voor de verbetering van de regionale samenwerking. Vooral het aanpakken van bilaterale (grens) geschillen met buurlanden in het bijzonder verdient een duidelijke impuls met uitzicht op een permanente oplossing.

Het Commissie-rapport geeft het volgende aan over de zaken die onder de economische criteria vallen:

Volgens de Europese Commissie is Kroatië een functionerende markteconomie die op termijn de concurrentiedruk op de interne markt kan weerstaan, onder de voorwaarde dat structurele hervormingen rigoureus worden doorgevoerd.

In macro-economische termen doet de Kroatische economie het goed. De groei komt dit jaar uit op ongeveer 4,5 % en lijkt de komende jaren daar ook op uit te kunnen komen. Het investeringsniveau ligt op een voldoende hoog niveau. De inflatie ligt momenteel rond de 3,5 % en vertoont een dalende tendens. De wisselkoers van de Kroatische kuna is stabiel. Dit alles stimuleert de marktwerking in Kroatië.

Aandacht verdienen de tekorten op de overheidsbegroting van rond de 3% BBP en het op de lopende rekening van de betalingsbalans van zo'n 6% BBP. De overheid heeft maatregelen genomen om het tekort op de overheidsbegroting verder te reduceren in het kader van het Pre-accesion Economic Programme. Implementatie daarvan is niet altijd even voortvarend. Het tekort is vooral op basis van de meevallende inkomsten ten gevolge van de goede economische gang van zaken, op 3% blijven hangen. Het is niet denkbeeldig dat bij economische tegenwind het tekort snel zal stijgen: budgettaire consolidatie blijft dan ook nodig.

Het tekort op de lopende rekening wordt voor een groot deel (ongeveer 60%) gedekt door binnenkomende directe investeringen. De rest kan ook eenvoudig gefinancierd worden. Deze cijfers geven geen reden tot grote bezorgdheid, maar een verbetering van de concurrentiepositie van het Kroatische bedrijfsleven is wel wenselijk. Dat komt ook naar voren uit de studies van het World Economic Forum en het World Competitiveness Center die beide aangeven dat de concurrentiekracht van Kroatië momenteel duidelijk achterblijft bij landen als Hongarije en Polen.

Het is dus noodzakelijk dat Kroatië blijft investeren in de kwantiteit en kwaliteit van het menselijke en fysieke kapitaal. Daarnaast zal Kroatië verder moeten gaan met het afstoten van staatsdeelnemingen en zullen markten verder moeten worden geliberaliseerd. Ook in Kroatië zal gewerkt moeten worden aan het terugdringen van de administratieve lasten. Verder is het van belang dat de kredietverlening aan het MKB eenvoudiger wordt.

Het Commissie-rapport geeft het volgende aan over de overname door Kroatië van het acquis:

Bij bespreking van afzonderlijke hoofdstukken schetst de Commissie telkenmale een soortgelijk beeld; beperkte vorderingen zijn gemaakt, maar het is vaak niet genoeg om gerust te stellen. Harmonisering met EU-regelgeving loopt achter op schema, vaak vanwege onvoldoende administratieve capaciteit. Kroatië zal op veel hoofdstukken zijn inspanningen moeten vergroten, met name op het gebied van uitvoering van nieuwe wetgeving.

4.Landen van de Westelijke Balkan met toetredingsperspectief:

Macedonië

De Commissie concludeert dat Macedonië goede op het terrein van de politieke criteria vooruitgang boekt, maar dat het tempo van de politieke hervormingen in 2006 is afgenomen. Het land moet op veel terreinen krachtig doorpakken om verdere toenadering tot de EU te bewerkstelligen. Met betrekking tot de politieke criteria verwelkomt de Commissie de rustig verlopen regeringswisseling en ordelijk verlopen verkiezingen, maar wijst er tevens op dat er ook onregelmatigheden hebben plaats gevonden. De Commissie roept de autoriteiten op de nodige maatregelen te nemen, opdat de volgende verkiezingen geheel in overeenstemming met Europese normen zullen verlopen. De Commissie benadrukt dat een gezonde verhouding tussen regering en oppositie een belangrijke prioriteit is. Het decentralisatieproces binnen het openbaar bestuur wordt voortvarend uitgevoerd ofschoon capaciteit en financiële middelen op gemeente niveau soms onvoldoende zijn. Met betrekking tot de hervormingen binnen het justitiële apparaat meldt de Commissie dat zolang de belangrijkste grondwettelijke en juridische kaders nog niet inwerking zijn getreden er nog geen sprake is van een onafhankelijk en efficiënt opererende rechterlijke macht. Ook de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet is cruciaal voor effectieve uitvoering van de justitiële hervormingen. De Commissie geeft aan dat weinig voortgang wordt gemaakt in corruptiebestrijding en bestrijding van georganiseerde misdaad. Met betrekking tot het mensenrechten- en minderheden dossier merkt de Commissie op dat de uitvoering van het Ohrid Akkoord voortgaat en interetnische verhoudingen zijn verbeterd maar dat minderheden nog steeds onevenredig laag vertegenwoordigt zijn binnen de overheid. Op bilateraal vlak is er geen vooruitgang geboekt met betrekking tot de naamskwestie. Samenwerking met het ICTY is tot op heden voldoende.

Met betrekking tot de economische criteria constateert de Commissie dat Macedonië goed op weg is een functionerende markteconomie te worden, maar dat impliciete zwakheden zijn gelegen in de trage afhandeling van administratieve procedures, corruptiegevoeligheid en gebrek aan rechtszekerheid. Deze omstandigheden, gecombineerd met gebrekkig functionerende arbeids- en financië le markten en het bestaan van een florerende grijze economie, zijn de belan grijkste oorzaken van relatief beperkte economische groei.

Wat betreft de overname van het acquis, constateert de Commissie dat het land met betrekking tot een aantal hoofdstukken nog niet vergevorderd is. Macedonië zal, onder meer op het terrein van landbouw, voedselveiligheid, veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden, mededinging, milieu, vrijheid en veiligheid, en intellectuele eigendomsrechten nog de nodige inspanningen moeten leveren. Met name op het terrein van justitie en binnenlands beleid komt het nu aan op implementatie en versterking van de onafhankelijkheid en efficiëntie van de rechterlijke macht. Voor verbeterde samenwerking op justitieel terrein en de aanpak van corruptie is aanzienlijke politieke wil noodzakelijk.

Albanië

De Commissie concludeert dat op het terrein van de politieke criteria weliswaar sprake is van enige voortgang, maar dat Albanië nog een lange weg te gaan heeft. Met betrekking tot de politieke criteria heeft het land enige vooruitgang laten zien in het proces naar democratie en de ontwikkeling van een rechtstaat. Het parlement functioneert op transparante wijze en neemt haar verantwoordelijkheden in het politieke proces. De heersende politieke cultuur en institutionele zwakte maken echter dat Albanië tot op heden nog niet heeft laten zien dat het zonder externe druk tot politieke samenwerking kan komen. De polari satie tussen regerings- en oppositiepartijen leidt in het parlement vaak tot vertraging in besluitvorming, hetgeen ook blijkt bij de voorbereiding van de lokale verkiezingen, die begin 2007 zullen worden gehouden. Kenmerkend voor het openbaar bestuur is de zwakke institutionele capaciteit, de overheersende invloed van de premier en het grote aantal politieke benoemingen. Een eerste aanzet ter verbetering van de strategische beleidsplanning is gegeven, hetgeen moet bijdragen tot verbetering in de coördinatie van financiële middelen en van de uitvoering van hervormingsprocessen. De Commissie roept de Albanese regering op meer prioriteit te geven aan hervormingen binnen de justitiële sector en de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie. De Commissie constateert dat de voortgang op het mensenrechten- en minderheden dossier gering is. Positief is dat inmiddels noodzakelijke maatregelen zijn getroffen gericht tegen mensenhandel.

Met betrekking tot de economische criteria concludeert de Commissie dat sprake is van macro-economische stabiliteit en dat veel economische indicatoren een verbetering laten zien ten opzichte van voorgaande jaren. Belangrijke uitdagingen liggen vooral op het terrein van openbare financiën, verbetering van het onderwijs en van het ondernemersklimaat. Ook de omvangrijke grijze economie moet verder aangepakt worden. Sleutelwoorden zijn in dit verband de bescherming van investeringen, het vergroten van de rechtszekerheid met betrekking tot eigendomsrechten en een transparanter functionerend openbaar bestuur.

De overname van het acquis verloopt met wisselend succes. Albanië loopt met name achter op terrein van de invoering van aanbestedingsregels en regels op het gebied van intellectueel eigendomsrechten, landbouw, visserij, voedselveiligheid, natuur en veterinair en fytosanitair terrein. Ten aanzien van beleid op het gebied van justitie en binnenlands beleid is aanhoudende aandacht nodig.

Bosnië en Herzegovina

De Commissie geeft met betrekking tot de politieke criteria aan dat de onderhandelingen met Bosnië-Herzegovina over een SAO op technisch niveau goed verlopen, maar dat er een aantal belangrijke politieke knelpunten moet worden opgelost, voordat naar het afsluiten van de onderhandelingen kan worden toegewerkt. Echte doorbraken zijn de afgelopen periode achterwege gebleven. De prioriteiten uit het Europees Partnerschap zijn maar deels geadresseerd. Als belangrijke prestatie noemt het rapport de door de autoriteiten zelf goed geor ganiseerde algemene verkiezingen. De aandacht van de Bosnische regering zal komend jaar vooral uit moeten gaan naar politiehervorming en de besprekingen over herziening van de grondwet. Ten aanzien van de ICTY-conditionaliteit constateert de Commissie dat de samenwerking met het Tribunaal is voortgezet, maar dat deze verder moet worden verdiept. De samenwerking van de Republika Srpska met het ICTY wordt nog niet voldoende geacht. Er is voortgang geboekt t.a.v. de organisatie van de publieke omroep. De noodzakelijke wetgeving is op staatsniveau en binnen de Republika Srpska ingevoerd, echter nog niet binnen de Federatie Bosnië-Herzegovina. De voorgenomen sluiting van de 'Office of the High Representative' (OHR) in Bosnië en Herzegovina zal volgens de Commissie meer verantwoordelijkheid bij de Bosnische bevolking en instellingen leggen, maar mag niet betekenen dat de EU hierbij minder betrokken zal zijn.

In algemene zin constateert de Commissie dat er met betrekking tot de economische criteria weinig voortgang is geboekt richting de ontwikkeling van een goed functionerende markteconomie. Het besluitvormingsmechanisme ten aanzien van economisch en fiscaal beleid blijft gecompliceerd. Het ondernemingsklimaat is van onvoldoende kwaliteit. De noodzakelijke herstructurering van de economie, inclusief privatisering van staatsbedrijven, komt onvoldoende van de grond. De economische groei is goed, maar gebaseerd op een smalle economische basis. Het landelijke BTW-systeem is succesvol geïntroduceerd. Dit is een belangrijke stap omdat dit een duidelijke bijdrage levert aan het creëren van een enkele economische ruimte in Bosnië-Herzegovina en aan een vermindering van de grijze economie. Voor een deel vloeien de hoge overheidslasten voort uit de gecompliceerde staatsstructuur. Nederland is samen met een aantal andere donoren oprichter van het 'Public Administration Reform Fund'. Hieruit kan technische assistentie worden gefinancierd ten behoeve van hervormingen binnen het overheidsapparaat.

De Commissie constateert beperkte voortgang t.a.v. de overname van het acquis. Wat betreft de interne markt is er voortgang geboekt op het gebied van belastingen, douanehervorming, mededingingswetgeving en publieke aanbesteding. Op het terrein van sectoraal beleid is over de gehele linie sprake van enige vooruitgang. Op het terrein van justitie en binnenlands beleid, in het bijzonder met betrekking tot visumbeleid en grensbewaking is het nodige verbeterd. Op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, visserij, natuur en veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden zijn de voorbereidingen nog in een vroeg stadium. Zoals al boven genoemd is van de herstructurering van de politie in overeenstemming met Europese standaarden weinig terecht gekomen.

Montenegro

Na een de vredig verlopen afscheiding van Servië eerder dit jaar, heeft Montenegro op het terrein van de politieke criteria vooruitgang geboekt. Het land is vastbesloten de weg naar Europese integratie in te slaan. Daarvoor moet het overheidsapparaat gedepolitiseerd en effectiever worden. Vooral op lokaal niveau is de administratieve capaciteit nog gebrekkig. De samenwerking en effectiviteit van Montenegrijnse regering en parlement zijn verbeterd. De samenwerking met ICTY wordt als voldoende beoordeeld. Op het terrein van justitie en binnenlands beleid moet nog veel gebeuren. Daarbij kan gedacht worden aan de opbouw van een onafhankelijke, geloofwaardige en efficiënte rech terlijke macht en politie, de strijd tegen witwassen, drugs en georganiseerde misdaad. De strijd tegen corruptie stokt met name in de fase van implementatie. Ook behoeft de wet tegen de belangenverstrengeling aanpassing.

Op economisch terrein heeft Montenegro eveneens vooruitgang geboekt, al dient nog het nodige te gebeuren. Het macro-economisch beleid is nog niet volledig op orde. Wel nemen de schulden af en ligt de privatisering op schema. Een punt van zorg hierbij is dat de economie gestoeld lijkt op slechts een paar sectoren. De ontwikkeling van een goed opgeleid arbeidspotentieel zou prioritair moeten zijn voor Montenegro. De uitwerking van dit economisch beleid, dat zich dient te vertalen in een gunstig investeringsklimaat, laat nog op zich wachten. De werkloosheid is hoog, regelgeving gecompliceerd waardoor het niet altijd eenvoudig is om een bedrijf te starten.

Hoewel Montenegro vooruitgang heeft geboekt in het aanpassen van wet- en regelgeving aan het acquis, dient er nog veel te gebeuren, vooral ten aanzien van de uitvoering en handhaving van nieuwe wetgeving. Op de gebieden van de interne markt, vrij geldverkeer, douane en concurrentie, landbouw, visserij en fytosanitair terrein is enige vooruitgang geboekt. Op het terrein van statistieken en media is echter weinig vooruitgang geboekt. Het gebrek aan administratieve capaciteit is hierbij een aanzienlijk probleem.

Servië

Met betrekking tot de politieke criteria wordt de aanvaarding van de nieuwe grondwet door het parlement van Servië in algemene zin als een goede ontwikkeling gekenschetst. Belangrijke complicatie betreft echter de vermelding van Kosovo als onvervreemdbaar deel van Servië. Ten aanzien van het loopbaanbeleid voor rechters en aanklagers en decentralisatie heeft de grondwet weinig verbetering gebracht. Veel aandacht zal de Servische regering moeten schenken aan de versterking van de kwetsbare democratie. De wijze van totstandkoming van de nieuwe grondwet is in dit verband zorgelijk. De ontwikkeling van een onafhankelijke rechterlijke macht moet verder worden aangepakt. Door corruptie en politieke beïnvloeding is het vertrouwen in de rechterlijke macht laag. Grote zorg met betrekking tot Servië is de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Zo moet worden geïnvesteerd in gespecialiseerde onderdelen bij de politie, vooral op het gebied van ' investigating financial crimes'. In dit verband betreurt de Commissie de vertraging in de implementatie van de nieuwe politiewet. De Commissie constateert dat de samenwerking met het ICTY onvoldoende is. Bij de hervormingen van de overheidsorganisaties is zichtbare voortgang geboekt, maar er liggen nog een aantal hordes op de weg. Zo is de ondergeschiktheid van de krijgsmacht aan de civiele autoriteiten nog onvoldoende gewaarborgd, en moet nog steeds de wettelijk voorgeschreven ombudsman worden benoemd. Ook de wijze waarop de overheid omgaat met NGO's is nog gebrekkig. Op het gebied van minderheden en mensenrechten is veel verbeterd, al ontbreekt in Servië nog steeds een alomvattende wet op het gebied van anti-discriminatie en is de situatie van vluchtelingen nog steeds zorgelijk.

Op economisch gebied heeft Servië duidelijke vooruitgang geboekt met de transitie naar een open markteconomie. Daarbij moet aangetekend worden dat de industrie verdere herstructurering behoeft en de overheidsbemoeienis in de economie moet worden teruggedrongen. Op macro-economisch gebied waarschuwt de Commissie dat de stabiliteit in gevaar kan komen door hoge inflatie en een scheve handelsbalans. Ook de hoge werkeloosheid, vooral onder de jeugd, baart zorgen.

Servië heeft goede vooruitgang geboekt bij het in lijn brengen van eigen wetgeving met het acquis. De instituties van Servië functioneren redelijk goed. Wel moet op een aantal gebieden de implementatie-capaciteit nog worden vergroot. Zorgpunten zijn met name intellectueel eigendom, media en hervorming van politie en justitie en gebrek aan voortgang op voedselveiligheid en veterinair en fytosanitair terrein. Verwacht wordt dat, wanneer aan de politieke voorwaarden is voldaan, binnen afzienbare termijn een SAO met Servië getekend kan worden.

Kosovo

Politiek: De Commissie merkt op dat de EU in Kosovo een aanzienlijke rol te spelen heeft, nadat de Veiligheidsraad een oplossing voor de toekomstige status van Kosovo zal hebben vastgesteld. De Kosovaarse autoriteiten hebben zich nu volledig geconcentreerd op de oplossing voor de statuskwestie. Dit heeft er onder meer toe geleid dat niet alle noodzakelijke hervormingen zijn doorgevoerd. De Commissie rapporteert over vooruitgang op het gebied van politieke instituties en een redelijk stabiele overgang van opeenvolgende regeringen. De Kosovaarse autoriteiten hebben echter beperkt gezag over de Servische enclaves, vooral in het noorden. Het overheidsapparaat in Kosovo is te groot en tegelijkertijd ineffectief. De verhouding tussen de centrale en decentrale overheden is moeizaam. Benoemingen zijn te vaak politiek gemotiveerd. Een omvangrijke hervorming van het overheidsapparaat is noodzakelijk.

De rechterlijke macht wordt geconfronteerd met grote achterstanden en met politieke beïnvloeding, vaak langs etnische lijnen, door het benoemingsbeleid. De vervolging van de aanstichters van de rellen van 2004 is nooit voortvarend aangepakt. De minderhedensituatie blijft uitermate kwetsbaar, vooral ook door vooringenomen posities en continuering van gewelddadigheden tegen Servische minderheden.

Op economisch terrein is slechts beperkte vooruitgang geboekt vooral door de openbare financiën meer inzichtelijk te maken ('Medium-Term Expenditure Framework') en door privatisering van overheidstaken en -instellingen. Tegelijkertijd zijn er grote economische risico's zoals de schuldenpositie, hoge werkloosheid in combinatie met hoge loonkosten en een gebrekkige "enabling environment". Mede door de onduidelijkheid ten aanzien van de uiteindelijke status van Kosovo en door het gebrek aan rechtszekerheid zijn buitenlandse investeerders terughoudend. Het energiebedrijf maakt grote verliezen.

Kosovo heeft weliswaar vooruitgang geboekt bij het afstemmen van wetgeving en beleid op het acquis, maar de implementatie van die nieuwe standaarden is zwak. De enige uitzondering is de douane waar wel vooruitgang is geboekt. De georganiseerde misdaad blijft een centraal knelpunt en gaat gepaard met drughandel, mensenhandel, corruptie en witwaspraktijken. Deze maatschappelijke uitwassen vragen om een professioneel politie-apparaat en effectieve wetgeving. Geconstateerd wordt dat het moeilijk is geschoold politiepersoneel aan te trekken en dat specifieke wetgeving, bijvoorbeeld voor getuigenbescherming, ontbreekt. Samengevat stelt de Commissie dat ingrijpende hervormingen noodzakelijk zijn op het gebied van de rechtsstaat, de economie en de overheid, waarbij de aandacht voor rechten van minderheden en de participatie van minderheden in de toekomstige instellingen van Kosovo van vitaal belang zijn.