Donner treedt af als minister van Justitie
Nieuwsbericht | 21-09-2006
Minister Donner van Justitie heeft 21 september 2006 onderstaande
verklaring afgelegd in de Tweede Kamer.
MdV
Vanochtend heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid zijn rapport
aangeboden met bevindingen over de brand in de nacht van 26 op 27
oktober 2005 in het cellencomplex Schiphol-Oost. Daarin komt de Raad
tot de conclusie dat de veiligheid en in het bijzonder de
brandveiligheid bij onder mijn verantwoordelijkheid vigerende diensten
te weinig aandacht heeft gekregen. De Raad concludeert dat de
bedrijfshulpverleningsorganisatie van de DJI beter doordacht,
voorbereid en getraind had moeten zijn. De Raad stelt dat er
vermoedelijk minder of geen slachtoffers zouden zijn gevallen zo deze
verantwoordelijkheden beter in acht zouden zijn genomen.
De beslissingen omtrent de bouw van het cellencomplex en de
organisatie van de brandveiligheid en bedrijfshulpverlening, zijn
veelal genomen in voorgaande kabinetsperioden. In de periode van mijn
ministerschap heb ik geen aanleiding gehad om daar nadere beslissingen
over te nemen. Een minister draagt echter niet alleen de
verantwoordelijkheid voor wat hijzelf beslist of voor wat er gedurende
zijn ambtsperiode wordt besloten. Hij is verantwoordelijk voor de
diensten die onder zijn verantwoordelijkheid functioneren. Dat is een
fundamenteel beginsel om de overheid democratisch aanspreekbaar en
verantwoordelijk te houden.
Ministeriële verantwoordelijkheid wordt genomen door hier in de
Staten-Generaal te verantwoorden. Maar ministeriële
verantwoordelijkheid is meer. Zij houdt ook in dat ik in de ogen van
de slachtoffers en nabestaanden sta voor die diensten wier handelen
hun leed wordt toegeschreven. Mijn gedachten en verantwoording gaan
vandaag ook in hun richting. Het leed en verdriet kan ik niet
wegnemen, maar waar de oorzaak aan mijn diensten wordt toegeschreven,
is het aan mij om te tonen dat dat niet zonder consequenties is.
Verantwoordelijkheid geldt voorts niet alleen voor, maar ook jegens de
diensten waarvoor ik in de afgelopen vier jaren verantwoording heb
gedragen. Diensten die vaak onder zware druk de meest uiteenlopende
belangen en politieke wensen met elkaar moesten verenigen. Ik heb het
een voorrecht gevonden om op hun doen en laten te worden aangesproken.
Ook nu. Dat geldt het gevoerde beleid, maar ook de o zo menselijke
beslissing van twee medewerkers, in een snel door vlammen en rook
verduisterende gang, om eerst een medemens te helpen. Hoe zou ik daar
over oordelen? Ook hun beslissing neem ik voor mijn verantwoording.
Verantwoording, daar gaat het om. Die neemt men niet door weg te gaan,
maar door hier te staan. Als ik dat niet doe, is dat niet omdat ik zou
menen dat er geen verantwoording mogelijk is. Na een ramp ziet men
vaak dat tal van zaken beter kunnen, die men voordien met de kennis
van wat toen redelijkerwijze te voorzien was, voldoende kon en mocht
achten.
Maar met de voorliggende rapporten liggen veel fundamentelere vragen
op tafel dan de vraag naar de verantwoording van het verleden. Die
rapporten lijken bij de overheid een zodanige verantwoordelijkheid en
aansprakelijkheid voor het voorkomen van rampen en gevaren te
vooronderstellen, dat de vraag aan de orde moet komen in hoeverre zo'n
verantwoordelijkheid nog te dragen is. Als slechts het voorkomen van
gevaren telt, dan dreigen rechtstaat en democratie in het gedrang te
komen.
Die vragen vergen een grondig en serieus debat tussen regering en
parlement. Dat geldt ook de vraag of overheidsdiensten niet meer op de
deskundigheid van anderen mogen vertrouwen. Ik zou dat debat graag
voeren. Maar zo'n debat is niet mogelijk indien het in het teken staat
van het al dan niet aanblijven van een minister. Een waardig debat dat
recht doet aan de ernst van deze vragen is mitsdien slechts mogelijk
door mijn vertrek. Dat is een van de weinige situaties waarin
ministeriële verantwoordelijkheid inhoudt dat men aftreedt. Om die
reden heb ik Hare Majesteit verzocht mij met onmiddellijke ingang
ontslag te verlenen. Rest mij slechts uw Kamer te danken voor het
totdusver in mij gestelde vertrouwen; ik heb dat steeds als basis voor
mijn functioneren ervaren.
Dank u.
Ministerie van Justitie