D66
Wie kan ik nog vertrouwen?
Homoseksueel in nazi-Duitsland en bezet Nederland
Toespraak Boris Dittrich bij de opening van de tentoonstelling Wie Kan
Ik Nog Vertrouwen in het Verzetsmuseum
Wat is een homo? Ik hoor het me nog vragen aan mijn moeder. Het was
begin jaren 60. Ik zat op de grond in de huiskamer, en speelde een
beetje verveeld met de trein die ik voor mijn verjaardag gekregen had.
Mijn vader had net uit de krant voorgelezen dat er in Zweden een moord
was gepleegd. Er was een Nederlandse jongen bij betrokken, een
glazenwasser, hij was een homo. De dader hield zich op in homoseksuele
kringen.
Mijn moeder keek mijn vader aan. Zullen we het hem zeggen? Mijn vader
aarzelde en antwoordde mijn moeder in het Duits. Dat deden ze altijd,
wanneer ze niet wilden dat ik hen begreep. Achteraf gezien is dat het
moment geweest dat het lont in mij werd aangestoken.
De moord was met een mes of een zwaard gepleegd, dat was nog niet
helemaal opgehelderd. Maar mijn kinderfantasie ging met me aan de
haal.
Het was ook de tijd van Ivanhoe. Op het schoolplein moesten we elke
dag met elkaar vechten. We waren de ene dag de ridders van Ivanhoe, en
dan weer de vijandelijke troepen. Het ging er hard aan toe, met
stokken en takken als zwaard. Iedereen wilde bij de groep van Ivanhoe
horen, maar dat kon niet, want je moest natuurlijk wel tegen een
vijand kunnen vechten.
Jullie zijn de homos zei ik, toen we aan het begin van het
speelkwartier de verdeling maakten. De anderen keken me
niet-begrijpend aan. Homos vechten met messen en zwaarden. Homos wonen
in Zweden. En zo zijn er tientallen jongetjes in Utrecht in de jaren
zestig opgegroeid met het idee dat homos strijdbare ridders zijn,
moeilijk te verslaan als ze hun mes of zwaard trekken.
Bij het schoolplein was een steen in de muur gemetseld : Ter
herinnering aan hen die ons ontvallen zijn 1940-1945. Als je hoog
sprong kon je de gevelsteen net aantikken.
We hadden geen idee.
De geschiedenis is snel vergeten. Je kan ook zeggen: het leven is
krachtig genoeg om weer op te veren.
We wisten niet dat ruim vijftien jaar daarvoor in Duitsland een homo
gearresteerd kon worden, enkel en alleen vanwege het feit dat hij homo
was.
WIE KAN IK NOG VERTROUWEN? Is de titel van deze tentoonstelling. Het
is een klemmende vraag. Want een homo in de jaren 30 en 40 was
vogelvrij. Als je de aangiftes uit die tijd naleest, lopen de
rillingen je over de rug.Buren, familie, vrienden, iedereen kon je
erbij lappen.
Hedwig uit Wilmersdorf aan het Gestapobureau in 1938 :
We wonen 12 jaar in één en hetzelfde huis, maar al die tijd is hij
nooit met een meisje gegaan. Beweren kan ik natuurlijk niets, maar het
komt toch erg verdacht op me over. Wat moeten al die jongens eigenlijk
bij hem? Maar ik moet u verzoeken niet mijn naam te noemen.
Maar ook in Nederland werd er lustig op los geklikt.
Een vader doet aangifte tegen zijn zoon in 1941 :
Verzoekt zijn zoon, 29 jaar, loopjongen, wonend te Den Haag, te willen
laten controleren aangezien hij de omgang zoekt met homosexuelen.
Naar schatting 10.000 tot 15.000 homos werden gearresteerd en naar de
kampen afgevoerd. De meeste van hen zijn omgekomen.
De tentoonstelling laat de vaak niet vertelde geschiedenis zien van
homoseksuelen in nazi-Duitsland en Nederland.
Wat kunnen we leren van deze donkere periode?
-In de jaren 20 leek homoseksualiteit in Berlijn geaccepteerd te zijn.
En 10 jaar later moest men de kast weer in. Waarna men ruw uit die
kast werd getrokken en werd vermoord. Dat kon alleen met behulp van
anderen. Veel anderen. Vaders, hospitas, buren, collegas. In het
politieke klimaat van de jaren 30 en 40 waren Joden, Roma, homos de
zondebok. De les die ik trek is : emancipatie is geen rustig bezit.
Elke dag weer moet ervoor geknokt worden.
-Hitler en zijn aanhang waren niet religieus geïnspireerd. Vandaag de
dag komt veel onverdraagzaamheid uit godsdienstbeleving voort. Of we
het nu hebben over de Islam, het Joden- of Christendom : in elke
religie zijn er mensen die zich als drenkelingen vastklampen aan
stokoude formuleringen in voor hun heilige schriften. Zij wensen homos
de dood of in elk geval een minderwaardig bestaan toe. Maar een les is
ook : de mannen en vrouwen die ons zijn voorgegaan hebben heel wat
bereikt. Ondanks de moeilijkheden die ze ondervonden. Zij hebben moed
laten zien, ze zijn de barricades opgegaan. Aan hen zijn we veel dank
verschuldigd. En aan hun strijd ontlenen we het besef dat we niet
zullen inleveren op gelijkberechtiging. We strijden tegen
discriminatie en onverdraagzaamheid. En dat doen we niet alleen in
Nederland, maar ook buiten onze grenzen.
Dames en heren,
Deze tentoonstelling laat een zwarte bladzijde zien. In dat zwart zit
een roze laag. Het is goed dat die in dit Verzetsmuseum geopenbaard
wordt.
Ik hoop dat velen deze tentoonstelling zullen zien. Dat er ook
schoolklassen zullen komen. En dat er een boodschap zal blijven hangen
: homos zijn strijdbare ridders die onverslaanbaar zijn.
21-9-2006 16:11