30 666 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten
behoeve van zorg voor een hulpbehoevende
Nota naar aanleiding van het verslag
1. Inleiding
Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de bijdragen van de verschillende
fracties aan het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel. De meeste fracties geven aan nog
enkele vragen bij dit wetsvoorstel te hebben. Hieronder wordt op deze vragen ingegaan.
2. Uitwerking voorstel
De leden van de CDA-fractie vragen wat in de memorie van toelichting wordt bedoeld met
"een zekere mate van beleidsvrijheid" die de Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft bij de
beoordeling van een gezamenlijke huishouding. Leidt deze relativering niet tot
onduidelijkheid of zelfs mogelijke rechtsongelijkheid?
Van een gezamenlijke huishouding in de socialezekerheidswetten is sprake als twee personen
hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben (huisvestingscriterium) én blijk geven zorg te
dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de
huishouding dan wel anderszins (verzorgingscriterium). Voorts geeft de wet een opsomming
van situaties waarin in ieder geval een gezamenlijke huishouding aanwezig wordt geacht (het
zogenaamde onweerlegbare rechtsvermoeden).
De wettelijke criteria met betrekking tot huisvesting en zorg zijn nader uitgewerkt in de
rechtspraak. Uit deze rechtspraak komt naar voren dat de vraag of sprake is van een
gezamenlijke huishouding niet in algemene zin in wetgeving is te beantwoorden. Daarvoor is
de maatschappelijke realiteit te complex. Daarom verlangt de jurisprudentie dat een
gezamenlijke huishouding moet worden vastgesteld aan de hand van alle feiten en
omstandigheden van de individuele situatie, in onderling verband bezien, gewogen en
beoordeeld. Hiermee wordt recht gedaan aan de individuele situatie van personen. Immers, de
feiten en omstandigheden van elke situatie kunnen hoe zeer ook op elkaar lijkend toch
verschillend zijn. De beoordeling door de SVB van samenwoning geschiedt daarom aan de
hand van de feitelijke omstandigheden.
De SVB heeft in haar beleidsregels neergelegd welke objectieve factoren van belang zijn bij
de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Via een speciale brochure
over samenwonen worden de cliënten van de SVB voorgelicht over de criteria die een rol
spelen bij de vraag of al dan niet sprake is van een gezamenlijke huishouding.
Wanneer iemand in beroep gaat tegen een beslissing van de SVB, worden deze beleidsregels
door de rechter tot in de hoogste instantie getoetst. Hiermee wordt de rechtseenheid
gewaarborgd en eventuele rechtsongelijkheid tegengegaan.
De leden van de CDA-fractie vragen welke situatie ontstaat in de periode dat iemand in
beroep is gegaan tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de
definitieve uitspraak van dit college.
In het algemeen geldt dat het bezwaar of beroep niet de werking van het besluit schorst,
waartegen het is gericht. Als evenwel hoger beroep wordt ingesteld tegen een uitspraak van de
rechtbank met betrekking tot een AOW-besluit, wordt de werking van die uitspraak
opgeschort, totdat de CRvB in hoger beroep heeft beslist.
De leden van de CDA-fractie vragen of in de situatie waarin iemand tijdelijk zorgbehoeftig is
maar niet voldoet aan het criterium om in een AWBZ-inrichting te kunnen worden
opgenomen, er een tijdelijke regeling kan worden getroffen als bedoeld in de voorgestelde
uitzonderingsregel. Tevens vragen de leden van de SP-fractie of sprake is van samenwonen
indien iemand tijdelijk de eigen huishouding niet kan voeren.
Nu al in de huidige situatie kan de SVB op basis van haar beleidsregels de definitieve
beoordeling van de vraag of er sprake is van een gezamenlijke huishouding uitstellen naar een
later tijdstip. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt als de SVB een vermoeden heeft
dat sprake is van een gezamenlijke huishouding, maar niet duidelijk is of die situatie een
definitief karakter heeft. Voor dit uitstel hanteert de SVB een periode van zes maanden vanaf
het moment dat de SVB het vermoeden van een gezamenlijke huishouding schriftelijk aan
betrokkenen kenbaar heeft gemaakt. Tijdens deze periode zal de uitkering niet worden
verlaagd. Na het verstrijken van die termijn zal de SVB gaan onderzoeken of sprake is van
een gezamenlijke huishouding, en zo ja, toetsen of aan de voorwaarden van de
uitzonderingsregeling wordt voldaan.
De leden van de PvdA-fractie vragen duidelijkheid over de vraag of het in het kader van de
aanpassing van de AOW moet gaan om een tijdelijke of blijvende zorgbehoefte vanwege
ziekte of stoornis. De leden van de PvdA-fractie vragen om verduidelijking van de tijdelijke
en blijvende zorgbehoefte aan de hand van een aantal voorbeelden.
In voorliggend wetsvoorstel moet het gaan om een blijvende zorgbehoefte vanwege ziekte of
stoornis.
Er kan zich een situatie voordoen waarin iemand een heup gebroken heeft en alleen naar huis
kan als er gedurende lange tijd intensieve hulp beschikbaar is. Of dat iemand door een
ernstige ziekte lange tijd bedlegerig is, maar op termijn weer zelfstandig redzaam zal zijn.
In het bovenstaande is uiteengezet dat voor situaties waarin een tijdelijke zorgbehoefte
bestaat, er al een oplossing bestaat om te voorkomen dat AOW-gerechtigden worden gekort
op hun pensioen. Mocht de zorgbehoefte blijvend zijn, dan biedt onderhavig wetsvoorstel de
mogelijkheid om korting van het pensioen te voorkomen.
Steeds zijn de omstandigheden van de situatie van belang bij het toetsen van de gezamenlijke
huishouding en de zorgbehoefte. Dit is een dynamisch proces. Wanneer wijzigingen ontstaan
in de zorgbehoefte, zal opnieuw beoordeeld moeten worden of nog sprake is van een
gezamenlijke huishouding en van een zorgbehoefte in de zin van het wetsvoorstel. Wanneer
de zorgbehoefte afneemt, zal minder snel tot een gezamenlijke huishouding worden
geconcludeerd. Bij toename van de zorgbehoefte zal eerder een gezamenlijke huishouding
ontstaan en het wetsvoorstel van toepassing zijn.
De leden van de PvdA-fractie vragen of in een situatie waarin een AOW-gerechtigde hulp
nodig heeft bij het douchen en koken, daarbij geholpen wordt zonder dat die persoon bij de
hulpbehoevende overnacht, gekort wordt op zijn AOW-pensioen omdat deze assistentie wordt
beschouwd als "anderszins zorgdragen voor elkaar".
Het is pas mogelijk een oordeel te geven over een individuele situatie als alle feitelijke
omstandigheden bekend zijn. De geschetste casus geeft daarover onvoldoende informatie.
Bovendien is de SVB de bevoegde instantie die kan beoordelen of er in een individuele
situatie sprake is van een gezamenlijke huishouding en die daaraan gevolgen kan verbinden
voor de hoogte van de uitkering.
---
De leden van de PvdA-fractie vragen of de weigering van het binnentreden van een woning
bij een onaangekondigd huisbezoek waarbij er geen vermoedens van fraude zijn, kan leiden
tot het staken van de uitkering. Ook vragen de leden van de PvdA-fractie naar de instructies
die gelden voor de SVB voor het doen van huisbezoeken met het oogmerk gegevens te
verifiëren. Kan de staatssecretaris die aan de Kamer ter beschikking stellen? Ook vragen de
leden van de PvdA-fractie of bij een huisbezoek voor binnentreden gemeld moet worden wat
de reden van het huisbezoek is en welke aanleiding daaraan ten grondslag ligt.
Als het niet mogelijk is de rechtmatigheid van de uitkering vast te stellen doordat er geen
huisbezoek kan worden afgelegd en ook op andere wijze de rechtmatigheid niet kan worden
vastgesteld, kan de SVB de AOW-uitkering schorsen of verlagen. Bij een huisboek moet de
controleur van de SVB zich legitimeren, uitleggen waarvoor hij komt, aangeven in welke
hoedanigheid hij optreedt en toestemming vragen om binnen te komen. Als betrokkene
twijfels heeft over de controleur kan hij bij zijn SVB-vestiging vragen om bevestiging van de
identiteit van de controleur. Voor het overige verwijst de regering naar de beantwoording van
de vragen van het lid De Wit van 14 augustus 2006 over onaangekondigde controles op
samenwonen van AOW-ers.1
De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven op welke wijze gecontroleerd
zal worden dat geen onterecht gebruik zal worden gemaakt van onderhavig voorstel.
De handhaving met betrekking tot dit wetsvoorstel zal zich met name richten op, enerzijds, de
vaststelling van de hulpbehoevendheid en anderzijds op het beschikken over een eigen
woning. Voor de vaststelling van de hulpbehoevendheid zal, net als nu in het kader van de
Algemene nabestaandenwet (Anw) gebeurt, de SVB gebruik maken van de organisatie `Cliënt
First Medical Services BV'. In samenspraak met deze organisatie zal nader worden bepaald
of, in welke mate en in welke gevallen controle nodig is op het voortduren van de
hulpbehoevendheid. Daarnaast zal de SVB controleren inhoeverre betrokkenen beschikken
over een eigen woning en daar ook de financiële lasten van dragen. Naast een proportioneel
controlebeleid gericht op voorgenoemde elementen zal de SVB preventieve handhaving
uitoefenen door goede voorlichting te geven.
De leden van de SP fractie vragen waarom de voorgestelde beleidsregels voor LAT-relaties
van de Sociale Verzekeringsbank niet bij het wetsvoorstel zijn betrokken, zoals in de motie
Noorman-den Uyl/Van Oerle-van der Horst2 werd verzocht.
Bij brief van 12 oktober 20043 heb ik uw Kamer bericht welke argumenten voor mij
doorslaggevend zijn om het voorstel van de SVB tot beleidswijziging met betrekking tot de
samenwooncriteria in de AOW en Anw, niet door te voeren. Daarna heb ik over dit
onderwerp brieven verzonden naar uw Kamer (zie mijn brief van 6 december 2004, 22
december 2004 en 25 april 2005) en tijdens algemene overleggen met uw Kamer hierover
gediscussieerd. Dat heeft erin geresulteerd dat uw Kamer tijdens het algemeen overleg van 26
mei 2005 mij heeft verzocht een maatregel op basis van de huidige samenwooncriteria in de
AOW te treffen zoals deze in voorliggend wetsvoorstel is opgenomen.
1 Aanhangsel van de Handelingen II, 2005/06, nr. 2041.
2 Kamerstukken II, 17 050, nr, 272.
3 Kamerstukken II, 17 050, nr. 273.
---
Voorts vragen de leden van de SP-fractie waarom niet gekozen is voor een minder stringente
definitie van een zorgrelatie.
Dit wetsvoorstel beoogt de AOW-uitkering van ongehuwde AOW-gerechtigden niet te
herzien, als zij vanwege een zorgrelatie een gezamenlijke huishouding voeren, en beiden over
een eigen woning beschikken. Daarbij heeft de regering gekozen voor aansluiting bij het
begrip hulpbehoevende, dat al in de Anw wordt gehanteerd. Er dient zo geen wijziging in de
huidige uitvoeringspraktijk doorgevoerd te worden. In de huidige uitvoeringspraktijk zijn
geen problemen met de definitie hulpbehoevende ondervonden. Door aan te sluiten aan een
bestaande definitie wordt bovendien het streven naar harmonisatie van begrippen in de
socialezekerheidswetten niet aangetast.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of AOW-gerechtigden die wegens
hulpbehoevendheid gaan samenwonen een actieve meldingsplicht hebben.
Alle AOW-gerechtigden zijn verplicht aan de SVB op haar verzoek of onverwijld uit eigen
beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hun redelijkerwijs duidelijk
moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering
of op het bedrag van de uitkering, dat wordt betaald. Deze verplichting vervalt niet met de
inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel.
3. Inwerkingtreding en overgangsrecht
De leden van de PvdA en VVD-fractie vragen wat de door de regering beoogde datum van
inwerkingtreding is.
De regering beoogt de wetswijziging met ingang van 1 januari 2007 van kracht te laten
worden. Het wetsvoorstel heeft terugwerkende kracht tot 4 april 2006. Dat betekent dat
AOW-gerechtigden die al voor inwerkingtreding van de wet een gezamenlijke huishouding
voerden vanwege een zorgrelatie over de periode van 4 april 2006 tot inwerkingtreding van de
wet een nabetaling ontvangen. Indien betrokkenen op een later tijdstip dan 4 april 2006 zijn
gaan samenwonen vindt nabetaling plaats vanaf het tijdstip dat aan de voorwaarden is
voldaan.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de SVB snel een
voorlichtingscampagne zal starten richting AOW-gerechtigden die een eigen huis hebben en
nu al samenwonen in verband met zorgtaken.
In het periodiek "Uw AOW/Anw" dat alle AOW-gerechtigden ontvangen, heeft de SVB in
juli van dit jaar in een artikel aandacht besteed aan de wetswijziging. De SVB heeft daarin
aangegeven dat AOW-gerechtigden die al enige tijd een zorgrelatie hebben en een AOW-
pensioen voor samenwonenden ontvangen, de SVB nu al kunnen verzoeken hun AOW-
pensioen te verhogen. Ook heeft de SVB eind juni een persbericht doen uitgaan over de
aanstaande wetswijziging. Voorts wordt na inwerkingtreding van het wetsvoorstel nog een
algemene voorlichtingscampagne gestart.
4. Inspectie werk en Inkomen (IWI) en SVB
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meer uitvoerig in kan gaan op de
suggesties tot verbetering voor uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.
---
In het concept-wetsvoorstel dat aan de SVB voor uitvoeringstoets is voorgelegd en waarover
ik uw Kamer bij brief van 17 februari 2006 heb geïnformeerd4, was als criterium opgenomen
dat men twee jaar moet beschikken over een eigen woning. De SVB heeft in de
uitvoeringstoets aangegeven dat deze voorwaarde slecht uitvoerbaar is en deze voorwaarde is
daarom komen te vervallen. Voorts had de SVB het verzoek in de wettekst duidelijkheid te
verschaffen over de voorwaarde "over een eigen woning beschikken". Daarop is in de
wettekst aan deze voorwaarde de zinsnede toegevoegd dat men voor de eigen woning ook de
financiële lasten moet dragen.
5. Financiële gevolgen
De leden van de PvdA, VVD en SP-fractie vragen hoeveel aanvragen er door de SVB kunnen
worden verwacht.
In 2005 wonen er 365 paren op verschillende woonadressen. Of hierbij sprake is van een
verzorgingsrelatie is niet bekend. De verwachting is dat op basis van deze gegevens ruim 700
aanvragen bij de SVB zullen worden ingediend. Mogelijk zal er in de toekomst meer gebruik
van de regeling worden gemaakt.
De Staatssecretaris van Sociale zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
4 Kamerstukken II, 2005/06, 17 050, nr. 320.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid