30667
Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de
verlening van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond
van de Algemene nabestaandenwet
Nota naar aanleiding van het verslag
Met waardering is kennis genomen van de instemmende opmerkingen van de fracties van
CDA en ChristenUnie over bovengenoemd wetsvoorstel en de vragen die deze leden naar
aanleiding daarvan hebben gesteld.
Alvorens op deze vragen in te gaan, wil de regering haar erkentelijkheid uitspreken voor het
feit dat medewerking is verleend aan een snelle inbreng, zodat de beoogde datum van
inwerkingtreding van het wetsvoorstel binnen bereik ligt.
De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat de Anw-uitkering niet achterblijft bij
andere uitkeringen. Om die reden vinden zij het terecht dat ook de Anw-gerechtigden een
tegemoetkoming krijgen die vergelijkbaar is met de tegemoetkoming die verstrekt is aan
AOW-gerechtigden en WAJONG-gerechtigden, die structureel is en niet verrekend wordt met
de bijstand. De leden van de CDA-fractie gaan er vanuit dat de gerechtigden per oktober van
dit jaar deze tegemoetkoming krijgen.
Met ingang van 1 oktober 2006 ontvangen alle Anw-gerechtigden tot 1 januari 2007 een
tijdelijke Anw-tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Anw-ers.
Deze Tijdelijke regeling is inmiddels gepubliceerd in de Staatscourant van 6 juli 2006 (Stcr.
2006, nr. 129, blz. 25).
Met ingang van 1 januari 2007 krijgt de Anw-tegemoetkoming structureel een plaats in de
Algemene nabestaandenwet via voorliggend wetsvoorstel. De tijdelijke tegemoetkoming in
2006 werkt evenals de structurele Anw-tegemoetkoming niet door naar de aanvullende
pensioenen noch naar de bijstand of andere regelingen waarin wordt verwezen naar de
uitkering op grond van de Anw.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom in het kader van dit wetsvoorstel
ervoor is gekozen om aan nabestaanden die zowel een nabestaanden- als een
halfwezenuitkering ontvangen, maar één tegemoetkoming uit te keren.
Doel van het onderhavige wetsvoorstel is om door middel van het verstrekken van een
(structurele) tegemoetkoming aan nabestaanden het koopkrachtbeeld van die nabestaanden te
verbeteren. De regering ziet hierin geen rechtvaardiging om aan bepaalde nabestaanden
(namelijk diegenen die naast een nabestaandenuitkering ook een halfwezenuitkering
ontvangen) twee tegemoetkomingen te verstrekken.
Van belang is voorts, dat bij de vormgeving van de Anw-tegemoetkoming op dit punt de
systematiek is gevolgd van de Wet van 22 december 2005 (Stb. 713), in het kader waarvan de
AOW-tegemoetkoming een structureel karakter heeft gekregen. Per AOW-gerechtigde wordt
één AOW-tegemoetkoming uitbetaald, ook als die AOW-gerechtigde naast zijn
ouderdomspensioen een AOW-toeslag voor zijn jongere partner ontvangt. In lijn hiermee
wordt aan een nabestaande die zowel een nabestaanden- als een halfwezenuitkering ontvangt
ook maar één Anw-tegemoetkoming uitgekeerd.
Verder vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie waarom de regering het
onwenselijk vindt, dat de Anw-tegemoetkoming doorwerkt in de hoogte van aanvullende
pensioenen en andere regelingen, waarin verwezen wordt naar de uitkeringen op grond van de
Anw.
Zoals eerder gememoreerd wordt met het onderhavige wetsvoorstel beoogd het
koopkrachtbeeld voor nabestaanden (structureel) te verbeteren. Anw-uitkeringen worden in
het kader van bepaalde socialeverzekeringswetten (zoals AOW, TW) verrekend met de
inkomensafhankelijke component. Zou de Anw-tegemoetkoming als Anw-uitkering worden
aangemerkt, dan zou ook de tegemoetkoming worden verrekend. Daarmee zou het beoogde
effect van de Anw-tegemoetkoming feitelijk teniet worden gedaan.
Voorts is het in principe mogelijk dat in aanvullende nabestaandenpensioenen de hoogte van
de Anw-uitkering in die zin wordt meegenomen, dat een hogere Anw-uitkering bijvoorbeeld
door daaronder ook de tegemoetkoming te verstaan als een soort franchise wordt ingebouwd
in de aanvullende nabestaandenpensioenen. Indien en voorzover dat in aanvullende
nabestaandenpensioenen inderdaad het geval is, zou het meenemen van de tegemoetkoming in
de (of aanmerken van de tegemoetkoming als) Anw-uitkering materieel betekenen dat de
tegemoetkoming in mindering wordt gebracht op het aanvullende nabestaandenpensioen. Ook
in die gevallen gaat het beoogde effect van de toekenning van de Anw-tegemoetkoming
verloren.
Om deze onwenselijke effecten te voorkomen, is expliciet bepaald dat de Anw-
tegemoetkoming niet wordt aangemerkt als Anw-uitkering. Ten aanzien van de AOW-
tegemoetkoming geldt overigens een soortgelijke bepaling (artikel 33b, tweede lid, AOW).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid