Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Persbericht ministerraad
20 januari 2006
ONDERZOEK ZUIDERZEELIJN WORDT VERBREED
Bij het onderzoek naar nut en noodzaak van de Zuiderzeelijn wordt de
komende maanden breder gekeken naar mogelijke oplossingen voor problemen in
Noord-Nederland en het noordelijk deel van de Randstad (de Noordvleugel).
Tot nu toe werden de oplossingen gezocht in het verbeteren van de
bereikbaarheid, nu zal ook worden gekeken naar andere ruimtelijke en
economische mogelijkheden. De ministerraad heeft daartoe besloten op basis
van een probleemanalyse van minister Peijs van Verkeer en Waterstaat, mede
namens minister Dekker van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer.
Afgelopen zomer zijn de onderzoeken gestart die moeten leiden tot een
besluit over de Structuurvisie Zuiderzeelijn. Die structuurvisie wordt
opgesteld om nut en noodzaak van de Zuiderzeelijn te bepalen. Hiertoe is
besloten na de rapportage van de Tijdelijke Commissie
Infrastructuurprojecten (TCI) van de Tweede Kamer. Bij de structuurvisie
wordt enerzijds gekeken of de Zuiderzeelijn een bijdrage kan leveren aan
het verbeteren van de bereikbaarheid van Noord-Nederland, waardoor de
economie in het noorden versterkt kan worden. Anderzijds wordt uitgezocht
of de Zuiderzeelijn een oplossing kan zijn voor de vervoersproblematiek van
het noordelijk deel van de Randstad.
Door het verschil tussen beide probleemstellingen komt uit de
probleemanalyse de vraag naar voren of een integrale oplossing in de vorm
van een Zuiderzeelijn effectiever zal zijn dan het afzonderlijk oplossen
van de gesignaleerde opgaven voor het Noorden en de Noordvleugel. Mede op
basis van de resultaten van de probleemanalyse en de adviezen hierover door
het Critical Review Team en de Commissie MER, is de conclusie getrokken om
in de tweede fase van de Structuurvisie naast de Zuiderzeelijn-
alternatieven ook separate oplossingen voor het Noorden en de Noordvleugel
te onderzoeken. Hierbij wordt op basis van de probleemanalyse alleen voor
het Noorden breder gekeken dan bereikbaarheidsalternatieven.
De beide regio's worden vanzelfsprekend nog steeds in samenhang beschouwd.
Het gaat dan niet alleen om de verbinding maar nadrukkelijk ook om de
totale ruimtelijke werking. De werking van de separate aanpak zal worden
getoetst aan de werking van de integrale aanpak. Hierdoor kan in de
structuurvisie antwoord worden gegeven op de vraag: hoe scoren de
Zuiderzeelijn-alternatieven ten opzichte van de separate oplossingen ten
aanzien van het bereiken van de gestelde ambities? Deze vraag zal door het
kabinet in april met een concept-besluit worden beantwoord. Na inspraak en
advies zal er voor de zomer nog een definitief besluit genomen worden.
RVD, 20.01.2006
Ministerie van Algemene Zaken